Vind de ideale partner
Nederland is een grootgebruiker van EU-subsidies voor wetenschap, technologie en innovatie: het ontvangt meer dan het betaalt.

Nederland is een grootgebruiker van EU-subsidies voor wetenschap, technologie en innovatie: het ontvangt meer dan het betaalt. Maar resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Er zijn kapers op de kust en nieuw Europees beleid noopt tot het verzetten van de bakens. Hoe speel je optimaal in op nieuwe regelingen en fondsen?
In de regio’s gebeurt het. Dáár bundelen bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties hun krachten voor vernieuwende initiatieven voor bijvoorbeeld geneeskunde, ict en energietransitie. Eerder dit jaar bracht de adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) een advies uit over de samenwerking tussen rijk en regio om innovaties te bevorderen.
Het nieuwe advies over de Europese dimensie, dat medio 2022 wordt verwacht, is daarop een logisch vervolg. Koenraad Debackere, Vlaams hoogleraar technologie-, innovatiemanagement en innovatiebeleid aan de KU Leuven en sinds 2016 lid van de onafhankelijke adviesraad voor regering en parlement, is bij beide adviezen betrokken.
‘Regio’s hebben niet alleen een financieel , maar ook een inhoudelijk belang bij het Europese WTI-beleid’, stelt Debackere. ‘Laten we niet onder stoelen of banken steken dat fondsenwerving een belangrijke drijfveer is om bij Brussel aan te kloppen. Maar beperk je daarbij niet tot de eigen regio. Zoek samenwerking met partners uit andere nationale en Europese regio’s die met dezelfde vernieuwende thema’s bezig zijn. Door aan best practice sharing te doen kun je betere plannen indienen en maak je samen meer kans op financiering. De Europese programma’s stimuleren het vormen van internationale consortia en werken daardoor als hefboom voor innovaties.”
Een goed voorbeeld is de regeneratieve geneeskunde met baanbrekend weefselonderzoek. Debackere: ‘Op dit gebied werken Vlaanderen en Nederland goed samen. Daarbij zijn zowel universiteiten als clusters van bedrijven uit onder andere Leiden, Utrecht, Eindhoven en Maastricht betrokken die zich op specifieke, complementaire kennis organiseren. Sterk vertakt, maar toch gecoördineerd. Door hun expertise gezamenlijk in te zetten kunnen ze betere plannen maken met meer kans op competitieve financiering door de Europese Commissie. Daarmee voorkomen ze ongezonde concurrentie, waarbij regio’s in de strijd om schaarse middelen elkaar vliegen proberen af te vangen.’
Een ander succesvol voorbeeld van bovenregionale samenwerking is de PhotonDelta, gestart in Eindhoven en uitgebreid met kennisinstellingen, bedrijven en overheden in Twente, Nijmegen, Delft en Alkmaar. Die houden zich bezig met fotonica, een energiezuinige en snelle manier om informatie te versturen. Deze technologie wordt onder meer toegepast in beeldschermen, verlichting, lasers, zonnecellen, sensoren en glasvezelnetwerken.
Juiste match vinden
De kunst bij dergelijk geavanceerd onderzoek is het vinden van de juiste match. In zijn eerste advies “Samen de lat hoog leggen. Regio en rijk bundelen krachten voor innovatie”, dat afgelopen voorjaar uitkwam, constateert de AWTI versnippering van regionale initiatieven, overlap en concurrentie in plaats van samenwerking. ‘Zo ontstijgen initiatieven het regionale niveau vaak niet en blijven ze te specifiek gericht op één sector.’ Daarom pleit de adviesraad voor ecosysteem- agenda’s, waarmee partners binnen één regio focus kunnen aanbrengen in hun onderzoeks- en innovatie-inspanningen.
Op basis daarvan kunnen ze samenwerking zoeken met andere ecosystemen. De AWTI beschouwt het als taak van het rijk om de regio’s daarin te faciliteren. Zo zouden de acht regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zich kunnen ontwikkelen tot innovatiesupportcentra voor het regionale bedrijfsleven. Het demissionaire kabinet heeft inmiddels positief gereageerd op dit advies, maar laat de financiële consequenties over aan een nieuw kabinet.
Debackere: ‘Het rijk moet niet de baas spelen over de regio’s, maar stuwend optreden door te zorgen dat ze over de juiste informatie beschikken en een beroep kunnen doen op gerichte coaching. Daarmee kunnen ze het nodige inzicht verwerven in regionaal aanwezige kennis en talent en vervolgens hun eigen specialisatie-strategieën ontwikkelen. Ze moeten hun lot in eigen hand nemen en zich niet a priori door het rijk in een bepaalde richting laten sturen, maar wel openstaan voor krachtenbundeling en landelijke afstemming waar nuttig en relevant.’
Brainport Eindhoven
‘Er zijn grote verschillen in maturiteit om deze processen vorm te geven’, vervolgt de Vlaamse hoogleraar. ‘Geen enkele regio staat hier blanco in.’ Een van de nationale toppers is Brainport Eindhoven, dat een ecosysteem heeft met heel alerte, actieve actoren met goede bruggen naar de kennisinstellingen, waarbij de ROM een belangrijke rol speelt. Honderden vertegenwoordigers van regionale bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen en overheden hebben in samenspraak de Brainport Agenda opgesteld met een looptijd tot 2038 en elke vijf jaar een herijking van de afgesproken opgaven op het gebied van innovatie, technologie, ondernemen, arbeidsmarkt en vestigingsklimaat.
Hiertegenover staan regio’s die nog wat fragmentarisch bezig zijn. Ze zijn volgens de AWTI niet onderscheidend genoeg, missen focus en brengen verschillende opgaven onvoldoende samen. Ook ontbreekt vaak een echte investeringsagenda met afspraken over wie welke middelen vanuit een investeringsperspectief in gaat zetten.
Gevraagd naar voorbeelden van regionale samenwerkingsverbanden waar meer uit te halen valt, noemt Debackere het Samenwerkingsverband Noord-Nederland en de regio Zwolle. ‘Die hebben weliswaar doordachte en ambitieuze plannen, maar de uitdaging is de gezamenlijkheid vast te houden in de uitvoering.’ Zulke regio’s hebben dan ook het meeste winnen bij het vorige en komende advies van de AWTI. Overigens betekent dit niet dat regio’s die al excellent presteren, zoals Eindhoven, op hun lauweren kunnen gaan rusten, willen ze in aanmerking blijven komen voor Europese steun. Debackere: ‘Ze zullen alle zeilen moeten bijzetten om de aansluiting bij de top te behouden. Er is veel competitie in Europa.’
Horizon Europe
Het meeste Europese geld voor WTI komt uit het Kaderprogramma Horizon Europe, een voortzetting van Horizon 2020. Voor de periode 2021-2027 heeft de EU 85 miljard euro uitgetrokken voor aanvragen uit alle lidstaten. Het Rathenau Instituut becijferde vorig jaar dat de publieke onderzoeksfinanciering in Nederland voor 12 procent afkomstig was uit het Horizon-programma, waarvoor in de hele EU afgelopen zeven jaar 67,5 miljard euro beschikbaar was. Nederland is een grootverbruiker van dit programma, dat volledig is gericht op WTI: het ontvangt meer dan het bijdraagt.
Volgens Debackere heeft Nederland een uitmuntende reputatie op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie. Nederlandse voorstellen scoren bovengemiddeld hoog op kwaliteit en innovatief karakter. Maar dit is geen garantie voor een blijvend hoog aandeel in de EU-bijdrage voor WTI-beleid. Het Verenigd Koninkrijk was een andere grootgebruiker, die door de Brexit is weggevallen. Debackere verwacht een inhaalslag van andere grote landen als Frankrijk en Duitsland, die tot nu toe minder ontvingen dan betaalden. Bovendien rukken Centraal- en Oost-Europese lidstaten steeds verder op met goede plannen.
Verder kent het nieuwe Horizonprogramma een aantal accentverschuivingen ten opzichte van het oude. Bij de verdeling van de budgetten is er meer aandacht voor EUprioriteiten als klimaatadaptatie, kankeronderzoek en duurzame voeding. Hierbij geldt: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Bijna tien keer zoveel geld als binnen Horizon circuleert, gaat naar de regiofondsen van de EU, maar hiervan wordt slechts een beperkt deel besteed aan directe WTI-activiteiten. Bovendien ontvangt Nederland minder dan 1 procent van het totale budget, omdat dit is bedoeld voor de armste regio’s en daarvan zijn er in Nederland niet zoveel. De uitverkoren regio’s ontvangen het geld uit deze fondsen rechtstreeks van de EU en bepalen zelf hoeveel hiervan ze als hefboom inzetten voor wetenschap, technologie en innovatie.
Nieuw is de derde categorie van omvangrijke programma’s als Green Deal en het herstelprogramma voor de coronacrisis Recovery & Resilience Facility en NextGenerationEU, die voor iets minder dan de helft uit subsidies bestaan en voor de rest uit leningen.
Centrale database
Met het Europese klimaat- en milieubeleid is 503 miljard euro gemoeid tot 2031 en met het herstelprogramma ruim 800 miljard euro tot 2027, waarvan 83 miljard voor het post-covid deelprogramma NextGenerationEU. Plannen die inspelen op EU-prioriteiten als verduurzaming van mobiliteit en infrastructuur maken de meeste kans. Ook deze fondsen kunnen als hefboom voor WTI- beleid worden gebruikt.
Het is zacht gezegd een uitdaging om bij de verwerving van innovatiegelden zulke uiteenlopende fondsen te benutten, die allemaal hun eigen criteria en betalingstermijnen hanteren. Doel van het WTI-advies is Nederlandse regio’s in staat te stellen hiervan optimaal gebruik te maken. Maar hoe vind je de weg in dit doolhof? AWTI-stafmedewerker Hamilcar Knops verwijst naar een instrument dat België hiervoor in het leven heeft geroepen. Daar geldt al langer de verplichting alle nationale en internationale projecten en subsidies te registeren in een centrale database. Zo kun je zien wat bedrijf X of kennisinstelling Y heeft binnengehaald voor een bepaald onderzoek.
Knops: ‘Met dat inzicht kun je sneller zien of regelingen elkaar versterken. Bijvoorbeeld dat de ene regeling werkt als springplank voor een andere of dat ze juist hand-in-hand gaan, waardoor ze fungeren als een hefboom. Een soortgelijke database kan in Nederland ook van pas komen, zeker met de uitbreidingen en verschuivingen in het EU-beleid. Je kunt die bijvoorbeeld onderbrengen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.