Advertentie

Woonplaatsvereiste aanscherpen

Burgemeesters en wethouders hebben bij voorkeur hun woonplaats in de gemeente waarin ze functioneren. Logisch. Immers de burgers van een gemeente hebben een volksvertegenwoordiging gekozen. Die gemeenteraad kiest de wethouders en ook de burgemeester is op allerlei manieren aan die raad gebonden en functioneert als eerste burger. 

18 augustus 2017

Dat het bestuur van een gemeente in die gemeente domicilie houdt en dat betrokkenen als burger in die gemeente staan ingeschreven, is dan ook vanzelfsprekend en voor de hand liggend. Het heeft iets raars om toe te staan dat de gemeente wordt bestuurd door personen die van elders komen en ook elders willen blijven wonen. De wetgever brengt dat woonplaatsvereiste dan ook tot uitdrukking. In de praktijk ontstaan echter fricties en problemen. Sinds door de dualisering een wethouder geen raadslid meer hoeft te zijn, is de rekrutering van wethouders sterk verbeterd.

Maar het betekent ook dat wethouders veelvuldiger uit andere gemeenten komen en niet altijd in staat of bereid zijn om in de betreffende gemeente te gaan wonen. Hierdoor is het noodzakelijk geworden om het woonplaatsvereiste voor de wethouder gedeeltelijk los te laten en het aan de raden over te laten wat wenselijk is. De raad kiest immers zelf voor wethouders van buiten en als die keuze er is, moet in autonomie worden afgewogen hoe belangrijk het wordt gevonden dat deze wethouder wel of niet in de gemeente gaat wonen. Voor de burgemeester ligt de kaart echter nogal anders.

Evident is dat bij waarnemingen niet aan het woonplaatsvereiste kan worden vastgehouden. Ook dan is het echter belangrijk dat de waarnemer goed bereikbaar en zichtbaar is in de gemeente. Bij reguliere benoemingen blijft het een goed uitgangspunt dat de burgemeester komt wonen in de gemeente waar hij of zij gaat functioneren. En het is ook goed dat de wetgever daar een uitspraak over doet en dit niet geheel over laat aan de gemeenteraden.

Vanwege openbare orde en veiligheid is het van belang dat een burgemeester permanent in de buurt is – of daarin bij tijd en wijle adequaat wordt vervangen –; daarnaast is het van betekenis dat de burgemeester als eerste burger goed integreert in de plaatselijke samenleving. Een eerste burger die niet staat ingeschreven in de gemeente mag daar niet stemmen, betaalt daar geen belastingen en heeft dus zijn hoofdverblijf buiten de gemeente, hoezeer er een grote feitelijke aanwezigheid is. Dat blijft een wringend beeld en daarom is het goed voor de burgemeester die verplichting tot inschrijving in de gemeente nog scherper te benadrukken.

Een extra reden is dat er nogal eens druk ontstaat het tegendeel te doen. De afgelopen jaren was er veel wijkend gedrag op dat punt, in de eerste plaats veroorzaakt door een vast zittende woningmarkt. De mogelijkheden snel te verkassen waren afgenomen en daarom accepteerden veel raden het dat de burgemeester langer op zijn oude stek bleef wonen. Er werd dan iets gehuurd om toch feitelijk aanwezig te kunnen zijn. In de tweede plaats speelden ook fiscale overwegingen. Een burgemeester die zijn hoofdverblijf verlaat door inschrijving, maar wel zijn koophuis aanhoudt kan zijn hypotheekrenteaftrek verliezen. Vaak werd dit niet gecommuniceerd, maar het speelde wel een rol en leidde tot niet altijd heldere discussies.

Ook daarom is er aanleiding hier knopen door te hakken met als uitgangspunt dat er wordt verhuisd en ingeschreven. Inschrijving is vanzelfsprekend. Als je burgemeester wil worden, is dat de prijs die moet worden betaald. Het gunnen van overgangstermijnen in sommige gevallen blijft de uitzondering op de regel. De regel moet zijn dat de burgemeester zich vanaf de benoeming inschrijft en meteen of op afzienbare termijn in de gemeente komt wonen als hoofdverblijf.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie