bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Verschuiving belastingdruk van arbeid naar vermogen

Vermogensongelijkheid steeds nadrukkelijker op de politieke agenda.

18 augustus 2022
Mensen op de markt

Nederlanders onderschatten de mate van vermogensongelijkheid en zouden willen dat het vermogen in Nederland gelijker verdeeld zou zijn. De meerderheid vindt dat belastingen op vermogenswinst verhoogd moeten worden. Belastingen op arbeid kunnen juist omlaag, aldus de Nederlander. Dit blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van FNV.

Vermogensongelijkheid staat steeds nadrukkelijker op de politieke agenda.[1] Om inzicht te krijgen in de perceptie én de wensen van de Nederlandse bevolking met betrekking tot (vermogens)ongelijkheid heeft I&O Research in opdracht van FNV een opinieonderzoek uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat Nederlanders een actievere rol van de overheid verlangen in het tegengaan van ongelijkheid én dat zij de mate van vermogensongelijkheid onderschatten. Tevens vindt men dat belastingen op inkomen uit arbeid omlaag moeten terwijl inkomen uit vermogen zwaarder moet worden belast.

Meerderheid ziet ongelijke verdeling

De meeste Nederlanders zijn geneigd te zeggen dat het geld in Nederland ongelijk verdeeld is. Zestien procent zegt zelfs dat het geld extreem ongelijk is verdeeld.

Figuur 0.1

Is dat altijd erg?

De meeste Nederlanders (59-63%) vinden grote vermogens- en inkomensverschillen acceptabel als ze het resultaat zijn van hard werken. Zo lang er een meritocratische[2] fundering is lijken de meesten ongelijkheid niet zo’n groot probleem te vinden.

Figuur 0.2

Nederlander wil meer actie tegen ongelijkheid

Ondanks dat ongelijkheid in sommige gevallen dus te legitimeren is vindt de ruime meerderheid (70%) van de Nederlanders dat de overheid meer moet doen om ongelijkheid ter verkleinen.

Figuur 0.3

Bijna elke kiezersgroep wil actievere overheid

Door uit te splitsen naar politieke voorkeur zien we een duidelijke links-rechts tegenstelling ontstaan. Minstens negen op tien kiezers van linkse partijen (SP, GroenLinks, PvdA, PvdD) vinden dat de overheid meer moet doen tegen ongelijkheid. Sociaalliberale kiezers (D66 en Volt) en CU-kiezers vinden dit doorgaans ook, maar zij vinden ongelijkheid an sich minder vaak een probleem.

Aan de rechterkant van het spectrum (PVV, CDA, BBB, SGP, JA21, VVD en FvD) is het tegengaan van ongelijkheid een minder belangrijk issue. VVD- en FvD-kiezers zijn de enigen waarvan een minderheid vindt dat de overheid meer moet doen tegen ongelijkheid.

Figuur 0.4

Wie is verantwoordelijk?

De Nederlander wil dus meer actie vanuit de overheid tegen ongelijkheid. Zes op tien (62%) Nederlanders vinden dat de overheid volledig (14%) of grotendeels (48%) verantwoordelijk is voor het tegengaan van ongelijkheid. Slechts vijf procent vindt dit nauwelijks of helemaal niet.

Vervolgens worden grote bedrijven (52%) als meest verantwoordelijk beschouwd, terwijl 43 procent vindt dat het tegengaan van ongelijkheid vanuit ‘mensen zelf’ moet komen. Opvallend is dat vakbonden slechts door drie op tien (29%) worden genoemd. Nog minder vinden kerken/liefdadigheidsinstellingen (10%) of het MKB (13%) verantwoordelijk.

Figuur 0.5

De ideale verdeling

In Nederland bezit de vermogendste 20 procent van de bevolking 78 procent van het vermogen terwijl de onderste groep een negatief vermogen heeft. [4] Hier is dat afgebeeld als nul procent.

Nederlanders schatten deze situatie echter heel anders in. Gemiddeld denkt men dat de rijkste 20 procent 46 procent van het totale vermogen bezit, en dat de armste 20 procent ook nog 7 procent bezit.

Als we vragen naar de ideale verdeling zien we dat Nederlanders een gelijkere verdeling zouden willen waarbij de onderste groep 11 procent van het vermogen zou hebben. De 20 procent rijksten zouden – van gemiddeld Nederland – 25 procent van het vermogen mogen hebben.

De perceptie en het ideaal van Nederlanders verschilt nauwelijks van een eerdere meting die wij in 2018 uitvoerden.

Figuur 0.6

Steun voor verschuiving belastingdruk arbeid naar vermogen

De Nederlander wil dus dat de overheid meer doet om ongelijkheid aan te pakken. Een voor de hand liggende manier om dat te doen is het hervormen van het belastingstelsel.

Daarom richten we ons in dit deel van het onderzoek op drie soorten belastingen: belasting op inkomen uit vermogen (zoals huuropbrengsten en aandelenwinst), erfenisbelasting (in dit geval: een erfenis van een ouder) en inkomensbelasting (uit werk).

Respondenten moesten voor iedere belastingsoort aangeven hoe hoog zij nu denken dat de belasting is, en welk belastingtarief zij wenselijk vinden. De ene helft van de steekproef beantwoordde deze vragen op basis van 50.000 euro (winst uit vermogen, erfenis of jaarlijks salaris) terwijl de andere helft de vraag beantwoordde op basis van 100.000 euro. De resultaten voor de steekproeven verschillen nauwelijks van elkaar.

De belastingdruk op inkomen uit vermogen (box 3) is complex. Door een recente uitspraak van de Hoge Raad wordt hier sinds december 2021 geen belasting over geheven.[6]  Nieuwe regelgeving laat nog op zich wachten. Voor deze uitspraak werd belasting geheven over een fictief rendement. Onderzoek toonde aan dat de belastingdruk op inkomen uit vermogen via deze regelgeving 8.8 procent bedroeg.[7] Bij deze berekening is echter ook eigen woningbezit meegenomen terwijl daar in de vragenlijst geen rekening mee is gehouden. Zonder het eigen huis mee te nemen schat FNV dat de effectieve belastingdruk voor een inkomen van 50.000 euro uit vermogen 6% bedraagt (€3.000) en 7% voor een inkomen van 100.000 euro (€7.000).[8] Vanwege het gebrek aan duidelijkheid is de te betalen belasting op inkomen uit vermogen in figuur 0.7 met een sterretje weergegeven.

Hieronder de vijf belangrijkste bevindingen:

  • Nederlanders willen dat de belastingdruk op inkomen uit vermogen ongeveer even zwaar wordt als de belastingdruk uit inkomen uit arbeid. Nu is de belasting op inkomen uit arbeid veel hoger dan de belasting op vermogenswinst. Met andere woorden: Nederlanders willen minder belasting voor inkomen uit arbeid (salaris) en meer voor inkomen uit vermogen.
  • Als we Nederlanders letterlijk vragen of zij vinden dat inkomen uit werk lichter moet worden belast en inkomen uit vermogen zwaarder (zie paragraaf 5.4) is 61 procent het hiermee eens en 19 procent oneens.
  • Tevens wordt de belastingdruk op inkomen uit vermogen stevig overschat.
  • Dat geldt ook voor de erfenisbelasting. Over een erfenis (van ouder op kind) van 50.000 euro hoeft in werkelijkheid nog geen 3.000 euro belasting te worden betaald. De gemiddelde schatting was bijna vier keer zoveel (€10.504).
  • De gemiddelde ideale belastingdruk op erfenissen komt bijna overeen met de werkelijke erfenisbelasting. Kanttekening: bijna de helft van de Nederlanders wil dat er überhaupt geen belasting wordt geheven over erfenissen.
Figuur 0.7

Bestrijden ongelijkheid speelt alleen voor meerderheid SP- en PvdA-kiezers doorslaggevende rol

Onderstaande matrix behoeft enige uitleg. Op de x-as is het percentage van iedere kiezersgroep afgebeeld dat zelf vindt dat de overheid meer moet doen om ongelijkheid tegen te gaan. Op de y-as is het percentage kiezers afgebeeld dat arm-rijk verschillen ziet als een van de belangrijkste redenen om op hun voorkeurspartij te stemmen.

PvdA- en SP-kiezers bevolken de rechterbovenkant van de matrix. Zij vinden ongeveer net zo vaak als GroenLinks- en Partij voor de Dieren-kiezers dat de overheid meer moet doen tegen ongelijkheid. Voor kiezers van de traditioneel linkse partijen (PvdA en SP) is het bestrijden van ongelijkheid echter een belangrijkere pullfactor om daadwerkelijk op deze partijen te stemmen dan voor kiezers van de groene partijen (GroenLinks en Partij voor de Dieren). Bij kiezers van sociaalliberale partijen (D66 en Volt) is men ook sterk van mening is dat de overheid meer moet doen tegen ongelijkheid. Desalniettemin is dit onderwerp nog minder vaak een reden om op deze partijen te stemmen.

Figuur 0.8

Conclusie

Op basis van bovenstaande bevindingen kunnen we een aantal conclusies trekken:

  • De ruime meerderheid (70%) van de Nederlanders wil dat de overheid meer doet om ongelijkheid te verkleinen. Slechts elf procent is het hiermee oneens.
  • Opvallend is de hoge mate van consensus over dit onderwerp: VVD- en FvD-kiezers zijn de enige kiezersgroepen waarvan de meerderheid deze stelling niet onderschrijft.
  • Naast de overheid (62% houdt de overheid volledig of grotendeels verantwoordelijk) worden ook grote bedrijven (52%) verantwoordelijk gehouden voor het tegengaan van ongelijkheid.
  • Nederlanders onderschatten de mate van vermogensongelijkheid. De perceptie is dat het meest vermogende vijfde deel van de bevolking bijna de helft van het vermogen bezit. In werkelijkheid is dit 78 procent.
  • In een ideale situatie zou men willen dat het rijkste vijfde deel een kwart van het vermogen zou bezitten. Deze inschattingen en idealen zijn niet significant veranderd in de afgelopen vier jaar.
  • De meerderheid van de bevolking (61%) wil dat vermogens zwaarder worden belast en inkomen uit werk lichter. Een op vijf (19%) vindt van niet.
  • Als we vragen naar de ideale belastingdruk op inkomen uit vermogen en op inkomen uit werk blijkt dit verlangen eens te meer.
  • Belastingen op erfenissen zijn niet populair. Vier op tien (43%) willen dat hier überhaupt geen belastingen over worden geheven.

Onderzoeksverantwoording

Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 15 tot maandag 25 april 2022. In totaal werkten 2.289 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek.

De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard. Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken. Bij onderzoek is er sprake van een betrouwbaarheidsinterval en onnauwkeurigheidsmarges. In dit onderzoek gaan we uit van een betrouwbaarheid van 95 procent. Bij een steekproef van n=2.000 en een uitkomst van 50 procent is er sprake van een foutmarge van plus of min 2,2 procent.

[1] “Rutte wil wachten op advies over vermogensongelijkheid”, https://www.taxlive.nl/nl/documenten/nieuws/rutte-wil-wachten-op-advies-over-vermogensongelijkheid/

[2] Meritocratie (vrij vertaald: geregeerd door degenen die het verdienen) is een maatschappijmodel waarin de sociaaleconomische positie van elk individu is gebaseerd op zijn of haar verdiensten (merites)

[3] Percentages voor FvD zijn indicatief vanwege het lage aantal waarnemingen (n=31)

[4] Verdeling vermogen in Nederland op basis van: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83835NED/table?ts=1652176686813

[5] Volledige vraagstelling:

Stel, we delen de Nederlandse bevolking op in vijf groepen: de 20% rijkste mensen, 20% op een na rijksten, 20% middelsten, 20% op een na armsten en 20% armsten.

Hoe denkt u dat vermogen in Nederland verdeeld is over deze vijf groepen? Uw vermogen is het totaal van al uw bezittingen (zoals een huis, aandelen en spaargeld) minus uw schulden. Dit heeft dus niets met uw maandelijkse inkomen te maken.
Kunt u voor elke groep aangeven welk percentage van al het vermogen in Nederland zij bezitten, zodanig dat de percentages optellen tot 100%? En wat vindt u hoe de verdeling van vermogen in Nederland er zou moeten uitzien in de ideale situatie?

[6] https://www.wegwijs.nl/artikel/2022/01/voorlopig-geen-belasting-over-je-vermogen-de-hoge-raad-oordeelt

[7] Belast alle werkelijke vermogensopbrengsten, net als andere landen. Cnossen, S. en Jacobs, B. (2022). ESB 107(4807), 134-137.

[8] Op basis van rendement van de AEX inclusief dividend sinds 2017 (laatste hervorming box 3) tot en met 1 januari 2022 (ingang uitspraak Hoge Raad).

Contact

Asher van der Schelde, Onderzoeker
020-308 48 26 / a.van.der.schelde@ioresearch.nl

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Hielco Wiersma
Het is duidelijk dat de koopkrachtplaatjes van bepaalde groepen (uitkeringen, gepensioneerden, alleenverdieners en een aanzienlijk van de middengroep) in de huidige situatie extra aandacht dienen te krijgen. Het is echter lulkoek om in zijn algemeenheid te stellen dat er een verschuiving moet plaatsvinden van belasting op werk naar belasting op vermogen. Dat is vooral preken voor de eigen bühne. Eventuele aanpassingen op belastinggebied vragen vooral om beter maatwerk voor zowel op werk (met name de hogere inkomens) als op vermogen.