Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Winstkansen in EU-casino

Drie bestuurders over hun verhouding met Brussel.

22 november 2013

Nederlandse gemeenten en provincies maken de komende zeven jaar kans op circa 1,4 miljard euro uit Brussel. De uitdaging is hoe die EU-gelden binnen te hengelen. In de special wordt uiteen gezet waar de kansen liggen en hoe die te verzilveren. Maar let op, als altijd zijn er ook gevaren. Drie bestuurders aan het woord over lobbyen in Brussel. 

‘Recepties mijd ik als het kan’


Cor Lamers (CDA), burgemeester van Schiedam:
‘Ik ben geen echte Europeaan, maar bij de VNG ontdekten we zo’n zes jaar geleden dat de denkkracht en de beleidskracht op veel terreinen niet meer uit Den Haag komt, maar uit Brussel. We kwamen tot de conclusie dat we het Comité van de Regio’s onvoldoende serieus hadden genomen en dat we het comité op terreinen als milieu, economie en verkeer en vervoer te weinig als strategisch orgaan gebruikten. Via het comité kom je namelijk redelijk goed aan tafel bij de mensen die de Brusselse richtlijnen schrijven en ook bij de Eurocommissarissen. Niet dat ik daar nu op uit ben. Ik ben meer gericht op inhoud.

Recepties mijd ik zo veel mogelijk; ze zijn meestal niet nuttig. Mijn keuze voor Europa is er vooral op gericht om invloed te krijgen op beleidsprocessen. Ik heb niet zoveel met het denken in subsidies, het oude Europa zullen we maar zeggen. Ik ben vooral georiënteerd op de beleidsbeïnvloeding – dat is het nieuwe Europa. We moeten ervoor zorgen dat gemeenten en provincies uit de voeten kunnen met wetgeving uit Brussel. Als lid van het Comité van de Regio’s kan dat, bijvoorbeeld door rapporteur te worden. Ik heb als rapporteur een advies opgesteld over het Europese luchtkwaliteitbeleid. Heel belangrijk voor Nederland en ook voor mijn gemeente Schiedam. Daarom staat de gemeenteraad ook achter mijn werk in Brussel. Weinig gemeenten hebben zo te stellen met de luchtkwaliteit. Ik moet natuurlijk ook regelmatig naar Brussel, maar Schiedam gaat bij mij altijd voor. Begin december ben ik er een paar keer, maar gemiddeld kost het een dag in de maand.

Of het leuk is? Nou ja, ik ben dus van de inhoud. Ik weet best dat er lidstaten zijn die er anders over denken. De Denen, Zweden, Duitsers, Engelsen en Nederlanders vormen als het ware een noordwestelijk blok. Wij zijn gericht op de kwaliteit en de inhoud. Je ziet rapporten van leden uit de Middellandse Zeelanden langskomen die kwalitatief matig zijn. Rapportje presenteren, foto maken, handje schudden en klaar. Wij doen dat anders. Met een rapport begint voor ons de lobby naar het Europees Parlement of naar de Commissie.’  


 ‘Europa is geen pinautomaat’

Yvonne van Mastrigt (PvdA), gedeputeerde in Groningen:
‘Ik probeer iedere maand een dag in Brussel te zijn. Vertrek ik de avond ervoor, want het is toch vijf uur rijden vanuit Groningen. Mijn drive om zoveel mogelijk in Brussel te zijn, is niet het geld. Europa stelt zich de vraag welke grote maatschappelijke problemen wij de komende jaren het hoofd moeten bieden. En waar in Europa kunnen we de slimste oplossingen bij elkaar brengen om die problemen op te lossen. Dat is een goede manier om naar Europa te kijken. Het beste van elkaar benutten.

Ik ga dus vooral naar Brussel omdat wij in Noord-Nederland Europa inhoudelijk iets te bieden hebben. Wat wij doen en hebben uitgevonden, denk aan energietransitie, kan elders in Europa worden gekopieerd. Andersom zie ik dat in Europa oplossingen voor vraagstukken worden verzonnen waarvan wij ook iets kunnen leren. Denk aan de afval- en grondstoffenproblematiek en de circulaire economie. Regio’s in Denemarken en Noord-Engeland hebben daar al ervaring mee. Daarom waren de open dagen van steden en regio’s die ik vorige maand in Brussel bezocht zo nuttig. Europa als netwerkorganisatie en trefpunt van best practices en vindplaats van oplossingen voor problemen die ook de jouwe zijn. In Europa zitten heel veel mensen die goed in de gaten hebben dat ze het ei van Columbus niet op hun eentje gaan vinden. Ze staan open voor wat in Europese regio’s gebeurt en zijn nieuwsgierig. Oh, doen jullie dat zo? Daar heb ik misschien wel iets voor – in denkkracht,  in regelgeving of in subsidies. Ik kom brengen en ben nieuwsgierig en aanvullend kan Europa mij helpen met geld.

Europa is geen pinautomaat. Europa moet een ontmoetingspunt zijn. Ik merk dat Europese ambtenaren daarvoor openstaan. Wij hebben als Noord-Nederland twee lobbyisten in Brussel, dus zij kunnen mij in contact brengen met mensen. En Nederland heeft ook nog de permanente vertegenwoordiger. Een plezierig en behulpzaam loket. Ze spreken Nederlands, hebben een mooie vergaderruimte en kennen de actuele zaken in Brussel. Een prima startpunt voor mensen die Brussel nog moeten leren kennen en om een entree te maken.’


‘Je moet een tijger zijn’

Henk Kool (PvdA), wethouder in Den Haag:
‘Ik ben toch zeker twee keer in de maand in Brussel. Ik laat mijn gezicht er graag zien. Europa is verslavend, maar alleen als je op een plek zit waar je iets zinnigs kunt doen. Ik vertegenwoordig een stad die de internationale stad van recht en vrede wil zijn. Dan kun je wel roepen, maar je moet je er ook naar gedragen. Bovendien ben ik lid van het Comité van de Regio’s en bestuurder van Euro­cities. Daar waar de nationale politieke voor alles de schuld aan Brussel geeft, proberen wij in een vroeg stadium verbindingen te leggen tussen het Europese beleid en het lokaal bestuur. Als je in het voorgeborchte zit, bijvoorbeeld als rapporteur, dan kun je veel krachtiger zijn dan een Europarlementariër. Ik ben al sinds 2011 bezig met de nieuwe subsidieperiode. Wat gebeurt er? Wat blijft er in het Europese ontwikkelingsfonds? Het is duidelijk dat de rijkssubsidies afnemen. Het geld zit in allerlei potjes in Europa. Ik kijk welke regelingen er zijn. Als we daarvoor in aanmerking kunnen komen, dan lobby ik daarvoor.

Toen ik acht jaar geleden begon, dacht ik: hoe krijg ik die kolos ooit in het snotje. Je moet een soort tijger zijn en slim op de juiste momenten mensen een handje geven. Ook Europa is mensenwerk. Een ambtenaar zei tegen mij: “Henk, je moet naar die en die receptie en je moet die mijnheer een handje geven. Gewoon doen.” Deze Italiaan bleek een hoge ambtenaar bij DG regio te zijn. Hij moest een rapport dat ik voor het Comité van de Regio’s aan het schrijven was, van een definitief advies voorzien voor de Europese Commissie. Iedere keer gaf ik hem een handje en vertelde ik wat ik deed. Toen ik mijn verhaal bij een onderraad van ministers in Marseille had verteld, kwam hij op mij af en zei: “Mijnheer Kool, ik begrijp het. U heeft helemaal gelijk.” Ik houd er straks mee op als wethouder. Je moet stoppen op je hoogtepunt. Op mijn 58ste wil ik nog iets nieuws doen. Ik zou een baan in Brussel erg leuk vinden, maar geen baantje om het baantje.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie