bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Terecht ontslag?

Terecht ontslag? Opvallend in de uitspraak waren de verwijzingen naar het ambtenarenrecht

15 december 2020
191105090830.Luc-Jansen.shrinkcentercrop.586x180.png

Op 26 maart 2020 heeft de rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een kwestie tussen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en een hoogleraar (ECLI:NL:RBNNE:2020:1406). Volgens de RUG had de hoogleraar, via een stichting, voor 1,2 miljoen euro fraude gepleegd. De RUG had daarom een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan vanwege verwijtbaar handelen (artikel 7:669, lid 3 onder e BW), zonder toekenning van een transitievergoeding. Het verzoek werd door de kantonrechter toegewezen, waarna de hoogleraar hoger beroep heeft aangetekend tegen het ontslag. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft recent uitspraak gedaan (ECLI:NL:GHARL:2020:9060). Opvallend in de uitspraak van de kantonrechter waren de verwijzingen naar het ambtenarenrecht.

De kantonrechter ging ervan uit dat de hoogleraar een ambtenaar was, maar dat was vanaf 1 januari 2020 niet meer het geval. Dit is door het hof rechtgezet. Daarnaast heeft de kantonrechter verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een enigszins vergelijkbaar geval, waarin een tekortschietend toezicht niet afdeed aan de toerekenbaarheid van het plichtsverzuim. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat ook na de inwerkingtreding van de Wnra de jurisprudentie van de CRvB bij integriteitskwesties rondom ambtenaren van toepassing is.

 

Volgens het hof is de CRvB-jurisprudentie ook relevant voor werknemers die ambtenaar waren, zoals de hoogleraar: “Omdat de gedragingen van [verzoeker] plaatsvonden in de periode dat hij nog ambtenaar was, is dit oordeel relevant.” Daaraan voegt het hof toe dat er ook geen reden is om daarover anders te oordelen als het een ‘gewone’ werknemer zou betreffen.

 

Het hof heeft in grote lijnen de kantonrechter gevolgd. De arbeidsovereenkomst is terecht ontbonden. De hoogleraar krijgt echter wel een transitievergoeding, omdat er volgens het hof sprake is van bijzondere omstandigheden. Die zijn er onder meer in gelegen dat de hoogleraar lang bij de RUG heeft gewerkt en verder een goede staat van dienst had. Ook betrekt het hof daarin dat de RUG, voorafgaand aan het besluit om een ontbindingsverzoek in te dienen, de hoogleraar niet heeft gehoord naar aanleiding van de door haar getrokken conclusies uit een feitenonderzoek. Dat mocht wel van de RUG als goed werkgeefster worden verwacht.

 

Kortom, een interessante en voor de praktijk relevante uitspraak. Zeker wanneer er sprake is van een integriteitskwestie.

 

Luc Janssen

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.