bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Werkgevers opgelet: uitbreiding no-riskpolis en mogelijk tussentijds oordeel UWV

Werkgevers opgelet: uitbreiding no-riskpolis en mogelijk tussentijds oordeel UWV.

20 maart 2017

AfbeeldingMr. G.G.E.A. (Jacobien) Frederix-Gianotten

Vanwege de financiële risico’s zijn werkgevers soms huiverig om iemand met een (ernstig) ziekteverleden in dienst te nemen. De overheid signaleert dit probleem en komt met een experiment. Sinds 15 maart 2017 geldt een ruimere toepassing van de no-riskpolis. Hierdoor vallen meer medewerkers met een (ernstig) ziekteverleden onder deze regeling en lopen werkgevers minder financiële risico’s bij het in dienst nemen van hen. Daarnaast signaleert de regering dat werkgevers de beoordeling van de re-integratie-inspanningen door het UWV niet altijd transparant vinden. Daarom stelt de regering voor om bij wet de mogelijkheid van een tussentijds oordeel door het UWV in te voeren. Dit wetsvoorstel ligt nu ter consultatie voor.

Uitbreiding no-riskpolis

Wat houdt het experiment met de no-riskpolis in?
In het Tijdelijk besluit experiment vervroegde inzet no-riskpolis Ziektewet staat dat het UWV ambtshalve kan besluiten dat een medewerker tijdens de eerste vijf jaar na indiensttreding in aanmerking komt voor de no-riskpolis. Dat kan als de betreffende medewerker, voor zijn indiensttreding, gedurende een periode van tenminste 52 weken arbeidsongeschikt is geweest (wegens ziekte, zwangerschap of bevalling) en in die periode geen aanspraak kon maken op doorbetaling van het loon.  
Het experiment beschermt dus de medewerker wiens arbeidsovereenkomst is geëindigd tijdens ziekte en degenen met een WW-uitkering die ziek zijn geworden tijdens werkloosheid. In plaats van na twee jaar ziekte, komen deze personen al na het eerste ziektejaar in aanmerking voor een no-riskpolis. De verruiming is ingegaan op 15 maart 2017 en geldt voor een periode van vijf jaar.

Wat was ook al weer het idee van de no-riskpolis?
Als een medewerker ziek wordt, dan dient de werkgever aan deze medewerker in beginsel gedurende 104 weken het loon door te betalen. In eerste instantie dient 100 procent van het loon te worden doorbetaald, maar naarmate de arbeidsongeschiktheid langer duurt, wordt de aanspraak op loon lager.
Dit financiële risico maakt dat werkgevers niet snel bereid zijn om een medewerker aan te nemen die in het verleden langdurig ziek is geweest. Om hen hierin te stimuleren, heeft de overheid de no-riskpolis ingevoerd.  De no-riskpolis houdt in dat een werkgever die een medewerker in dienst neemt die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding recht had op een WIA-uitkering, tijdens de eerste vijf jaar van het dienstverband aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming als die medewerker ziek wordt.

Hoe werkt de no-risk-polis in de praktijk?
In de praktijk werkt dit als volgt: als de betreffende medewerker ziek wordt, komt hij op grond van de no-riskpolis in aanmerking voor een Ziektewetuitkering. In veel rechtspositieregelingen is vastgelegd dat de werkgever deze Ziektewetuitkering in mindering mag brengen op het loon dat hij moet doorbetalen aan de zieke medewerker (zie bijvoorbeeld artikel 7:19 CAR/UWO en – voor niet-overheidswerkgevers – artikel 7:629, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek). Per saldo is de betalingsverplichting van de werkgever jegens de zieke medewerker dan dus veel lager.

Uit artikel 29b, eerste lid, van de Ziektewet volgt dat de no-riskpolis, enkele uitzonderingen daargelaten, alleen van toepassing is op de medewerker die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding recht had op een WIA-uitkering. Als de werkgever iemand aanstelt die weliswaar langdurig ziek is geweest, maar nog geen recht heeft op een WIA-uitkering, is de no-riskpolis dus niet van toepassing. Wordt deze medewerker opnieuw ziek, dan zijn de loondoorbetalingskosten derhalve volledig voor rekening van de werkgever. Met het genoemde experiment ondervangt de overheid dit probleem tot op zekere hoogte.

Wijziging van de WIA in verband met tussentijds oordeel UWV

De regering heeft bemerkt dat veel werkgevers van mening zijn dat de beoordeling door het UWV van de re-integratie-inspanningen van de werkgever niet transparant is. Om de werkgevers hierin tegemoet te komen, wordt in een wetsvoorstel de mogelijkheid geïntroduceerd om aan het UWV een tussentijds oordeel te vragen over de re-integratie-inspanningen. Op 9 maart jl. is het wetsvoorstel gepubliceerd ter consultatie. Dat betekent dat desgewenst op het wetsvoorstel kan worden gereageerd. Of deze wijziging wordt ingevoerd en per wanneer dat zal gebeuren is nog niet bekend.

Hoe werkt dit mogelijk nieuwe oordeel?
Het wetsvoorstel introduceert  een nieuw oordeel van het UWV. Dit nieuwe oordeel wordt gevraagd op een plan waarin de werkgever uitlegt welke re-integratie-activiteiten hij voornemens is in het tweede ziektejaar te ondernemen. Als het UWV hierover een positief oordeel geeft, dan toetst het UWV na afloop van het tweede ziektejaar alleen nog of de activiteiten uit het plan zijn uitgevoerd. Als dat op ordentelijke en correcte wijze gebeurd is, dan is de toets succesvol afgerond en wordt geen loonsanctie opgelegd. Door het vragen van zo’n tussentijds oordeel kan de onzekerheid die veel werkgevers ervaren rondom de “Poortwachterstoets” dus aanzienlijk worden verkleind. Zij weten na lezing van het oordeel immers welke activiteiten zij in de komende periode moeten verrichten.

Die mogelijkheid van een tussentijds oordeel bestaat nu in zekere zin ook al. De werkgever kan immers aan het UWV vragen om een deskundigenoordeel uit te brengen over de vraag of hij voldoende re-integratie-inspanningen verricht. Het belangrijkste verschil is dat het oordeel waar in het wetsvoorstel over gesproken wordt, alleen in het tweede ziektejaar kan worden gevraagd en dat dat oordeel meer zekerheid geeft over wat de werkgever na afloop van het tweede ziektejaar, in het kader van de ‘Poortwachtertoets”, van het UWV kan verwachten.

Tot slot
Volgens het wetsvoorstel kunnen werkgevers die eigenrisicodrager zijn in de zin van de WIA geen tussentijds oordeel vragen. Uit het wetsvoorstel blijkt verder dat het UWV kosten in rekening mag brengen voor het tussentijds oordeel. Dat is niet verrassend, nu ook aan een deskundigenoordeel kosten verbonden zijn.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.