bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Ontwikkelingen rond de RVU en stamrechtvrijstelling

Ontwikkelingen rond de RVU en stamrechtvrijstelling

14 november 2013

AfbeeldingMr. E.A.M. (Esther) van Gaal

 

Vanwege afnemende budgetten en de noodzaak om hun organisaties aan te passen aan de nieuwe taken die als gevolg van de decentralisatieoperatie worden overgeheveld, zijn gemeenten genoodzaakt om hun werkorganisaties ingrijpend te reorganiseren. Om de hieruit voortvloeiende problemen op te lossen, hebben veel gemeenten in de afgelopen tijd gezocht naar oplossingen waarbij oudere medewerkers in de gelegenheid worden gesteld om vervroegd met pensioen te gaan.

Wijnheffing

Bij het vervroegd laten uittreden van oudere medewerkers, wordt echter het risico gelopen dat de hierbij behorende vertrekregeling door de fiscus wordt aangemerkt als een zogenaamde Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU) in de zin van artikel 32ba, zesde lid van de Wet op de Loonbelasting 1964. Een dergelijke regeling kan namelijk door de fiscus (fors) worden beboet met een eindheffing van 52%, de zogenaamde ‘Wijnheffing’. Deze Wijnheffing raakt niet de werknemer, maar is een eindheffing die de werkgever verschuldigd is.

Verzoek om tijdelijke ontheffing Wijnheffing

De Wijnheffing is niet bevorderlijk voor het doorstromen van de arbeidsmarkt. Hiervan is zich ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bewust. Daarom heeft de VNG – mede namens het IPO en de Unie van Waterschappen - op 10 oktober 2013 een brief aan de Staatssecretaris van Financiën gezonden met daarin het verzoek om op korte termijn een tijdelijke ontheffingsregeling te introduceren, op grond waarvan het gemeenten, provincies, waterschappen en eventueel ook andere werkgevers in het publieke of private domein, mogelijk wordt gemaakt om onder bepaalde voorwaarden oudere medewerkers vervroegd te laten uittreden, zonder dat dit leidt tot een fiscale strafheffing op grond van de Wet op de Loonbelasting 1964. Hierbij refereert de VNG onder meer aan het sterk vergrijsd personeelsbestand binnen gemeenten en de hoge werkloosheid onder de jeugd in Nederland.

Met de VNG ben ik er van overtuigd dat een dergelijke tijdelijke fiscale maatregel weer beweging zal brengen in de sectorale arbeidsmarkt van gemeenten, waarvan vooral jongeren profijt zullen hebben. Daarnaast geeft het gemeenten ruimte om hun organisaties zo in te richten dat ze zijn toegerust voor hun (nieuwe) taken waardoor tevens reorganisatie-ontslagen kunnen worden voorkomen. Benadrukt zij dat dit geen pleidooi is om afscheid te nemen van oudere werknemers of om de FPU/VUT-regeling te herintroduceren. De noodzaak van langer doorwerken is immers evident.

Reactie Staatssecretaris op ontheffingsverzoek

Op 11 november 2013 heeft de Staatssecretaris van Financiën negatief beslist op het verzoek om een tijdelijke ontheffingsregeling voor de fiscale boete op het prepensioen. In de brief van de Staatssecretaris wordt een relatie gelegd tussen enerzijds het verzoek van de VNG om een tijdelijke ontheffingsregeling en anderzijds de sectorplannen die onderdeel vormen van het (bijgestelde) sociaal akkoord. Ten aanzien van de co-financiering van deze sectorplannen was door het Ministerie van SZW aanvankelijk voorzien in de mogelijkheid om de fiscale-boete te betalen uit de voor deze sectorplannen beschikbaar gestelde middelen. Nu deze mogelijkheid bij nader inzien is geschrapt, heeft de Staatssecretaris daaraan de conclusie verbonden dat hij (ook) niet aan het verzoek van de VNG kan voldoen.

De VNG kan deze redenering niet volgen nu het ontheffingsverzoek geheel los van de sectorplannen bij het Ministerie van Financiën is ingediend, omdat het gaat om een (tijdelijke) ontheffing van een fiscale verplichting van de werkgever. De VNG heeft het Ministerie dan ook om opheldering verzocht.

Uiteraard wordt deze ontwikkeling door Capra nauwgezet gevolgd en houden wij u hieromtrent op de hoogte.

Stamrechtvrijstelling

In dit kader moet ook worden gewezen op de nieuwste ontwikkelingen voor wat betreft de stamrechtvrijstelling. Zoals wellicht bekend, kan een werknemer een ontvangen ontslagvergoeding fiscaal aantrekkelijk inkleden door de te ontvangen vergoeding om te zetten in een aanspraak op periodieke uitkeringen. Een aanspraak op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon noemt men in de volksmond een ‘stamrecht’.

Echter, de stamrechtvrijstelling zoals nu opgenomen in artikel 11, eerste lid, onderdeel g Wet op de Loonbelasting 1964, wordt voor nieuwe stamrechten per 1 januari 2014 afgeschaft. Vanaf deze datum worden ontvangen ontslagvergoedingen ter vervanging van gederfd of te derven loon, in het jaar van ontvangst volledig in box 1 in de belastingheffing betrokken. Dit betekent dat de werknemer dan maximaal 52% inkomstenbelasting over het ontvangen bedrag verschuldigd wordt.  Alle vóór 1 januari 2014 ontvangen stamrechten blijven onder het oude recht vallen.

Werknemers die nog gebruik willen maken van de constructie waarbij een ontslagvergoeding in een stamrecht-bv wordt gestort, moeten daarvoor hun ontslag uiterlijk 31 december van dit jaar aangezegd krijgen. De ontslagdatum moet uiterlijk op 30 juni volgend jaar liggen. De Staatssecretaris van Financiën legde dat onlangs uit in de Tweede Kamer. De Staatssecretaris schatte in dat er zo voldoende tijd is voor mensen die overwegen een stamrecht-bv op te zetten.

Daarnaast heeft de regering het mogelijk gemaakt om in 2014 het totaal gespaarde stamrechttegoed of het gespaarde bankspaartegoed op te nemen. Indien dit fiscaalvriendelijk is afgestort, wordt slechts 80% belast en is 20% vrijgesteld. De verwachting is echter dat een aanzienlijke hoeveelheid ontslagregelingen vóór het einde van dit jaar wordt gerealiseerd, waarmee een groot beroep op de ‘20%-vrijstelling’ wordt gedaan. Teneinde dit te beperken is door de fiscus bepaald dat stamrechtregelingen, die in 2014 met een beroep op de ‘20%-vrijstelling’ opgenomen gaan worden, moeten zijn afgesloten vóór 15 november 2013. Niet alleen moet de regeling dan tot stand zijn gekomen, maar het ter beschikking te stellen bedrag moet ook in handen van de verzekeraar c.a. zijn. Stamrechten die zijn gevestigd vóór 1 januari 2014 maar na 15 november 2013, zijn derhalve niet in alle opzichten gelijk aan stamrechten die zijn gevestigd vóór 15 november 2013.

Uiteraard is het van belang hiermee bij het tot stand brengen van een regeling, ook regelingen gericht op vervroegde uittreding, rekening te houden.

Indien u meer wilt weten over deze onderwerpen, kunt u uiteraard altijd met mij contact opnemen of één van de andere advocaten van Capra.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.