bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Nieuwe cao’s voor de sector PO en VO?

Nieuwe cao’s voor de sector PO en VO? Welke wijzigingen zijn noodzakelijk geworden als gevolg van de invoering van de Wet werk en zekerheid?

09 juni 2016

AfbeeldingMr. A.G. (Ad) Kerkhof


In de onderwijswereld en dan met name in de sectoren PO en VO is langdurig overleg gepleegd over een nieuwe cao. De cao-PO was op 30 juni 2015 geëxpireerd en de cao-VO liep op 1 augustus 2015 af. In april is nu voor beide sectoren een onderhandelingsakkoord bereikt.

In de onderwijswereld en dan met name in de sectoren PO en VO is langdurig overleg gepleegd over een nieuwe cao. De cao-PO was op 30 juni 2015 geëxpireerd en de cao-VO liep op 1 augustus 2015 af. 


In beide sectoren is intensief onderhandeld over de nieuwe cao. Partijen bij de onderhandelingen hadden dan ook flink wat onderwerpen waarover de degens moesten worden gekruist. Niet alleen was er weer sprake van ruimte voor hogere lonen na jaren van stilstand in het loongebouw voor het onderwijs, maar daarnaast moesten enkele knelpunten worden opgelost voor het bijzonder onderwijs, die zijn voortgevloeid uit de inwerkingtreding per 1 juli 2015 van de bepalingen van de Wet werk en zekerheid (Wwz).

Voor de sector VO is op 12 april 2016 een onderhandelaarsakkoord gepresenteerd en voor de sector PO is er een Koningsdagakkoord (27 april 2016) bereikt, dat thans aan de leden ter accordering is voorgelegd.

In het navolgende zal ik enkele onderwerpen bespreken die verband houden met de wijzigingen die noodzakelijk zijn geworden als gevolg van de invoering van de Wet werk en zekerheid. Ik ga het daarbij hebben over de ketenbepaling, de vervanging in het primaire onderwijs, de sociale zekerheid en de commissies van beroep.

De ketenbepaling in het onderwijs
Met de nieuwe ketenbepaling van artikel 7:668 a BW is een wijziging opgetreden in de duur van de periode waarbinnen een reeks van tijdelijke contracten / aanstellingen elkaar kan opvolgen. De verkorting van de periode van 36 maanden naar 24 maanden en de verlenging van de tussenliggende periode van 3 maanden naar 6 maanden brengt met zich mee dat sneller een risico ontstaat van een arbeidscontract/aanstelling voor onbepaalde tijd. Voor met name de sector PO is de nieuwe ketenbepaling een heikel onderwerp (geweest), omdat veelvuldig een beroep moet worden gedaan op vervangers, zodat de lessen altijd kunnen worden gegeven, ook bij plotselinge ziekte of afwezigheid van de leerkracht. Bij de sector VO speelt deze problematiek minder omdat in die sector de vervanging op zeer korte termijn in het algemeen kan worden opgevangen door tijdelijke maatregelen. Bij jonge kinderen is het van belang dat de lessen door kunnen gaan en dat er een leerkracht voor de klas staat.

In artikel 7:668a lid 5 BW is de mogelijkheid opgenomen om bij collectieve arbeidsovereenkomst de periode van 24 maanden te verlengen tot ten hoogste 48 maanden en het aantal van 3 opvolgende arbeidsovereenkomsten te verhogen naar ten hoogste 6. Daarvoor is overigens wel vereist dat uit de overeenkomst blijkt dat voor bij die overeenkomst te bepalen functie of functiegroepen de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering deze verlenging of verhoging vereist (artikel 7:668a lid 5 aanhef en onder b BW).

Voor de sector PO is in het onderhandelingsakkoord de afspraak gemaakt dat een verruiming van 3 naar 6 contracten en van 24 naar 36 maanden wordt opgenomen. Deze verruiming geldt voor werknemers die worden ingezet als vervanger voor werknemers met lesgevende taken of met lesgebonden en/of behandeltaken die afwezig zijn voor hun geplande werkzaamheden. Deze uitzondering geldt dus voor de specifieke categorie van vervanging, waar zich ook de grootste knelpunten voordoen als gevolg van de invoering van de nieuwe ketenbepaling. Het staat naar mijn mening buiten discussie dat zich hier een onderwerp voordoet binnen een specifieke functiecategorie, die een wijziging op de algemene regel rechtvaardigt.

Daarnaast wordt in de nieuwe cao een nieuwe systematiek afgesproken voor vervangingsbeleid, die tot doel heeft de problematiek van de vervanging, maar ook van de doorstroming in het personeelsbestand op een structurele wijze te regelen. Het vervangingsbeleid moet door ieder schoolbestuur worden opgesteld met instemming van de personeelsgeleiding uit de MR (PGMR). Geadviseerd wordt om ook de ouderengeleding bij het vervangingsbeleid te betrekken. Op basis van de historische vervangingsbehoefte van de school/de locatie wordt in het vervangingsbeleid omschreven op welke manier vervanging wordt georganiseerd en met welk type contracten. De onderhandelingspartijen hebben daarbij zes vormen van contracten voor ogen op basis waarvan het vervangingsbeleid vorm kan worden gegeven, in een volgorde van vast, vast/flexibel naar flexibel.

De laatste twee varianten uit het onderhandelaarsakkoord zijn nieuwe varianten die geïntroduceerd worden vanwege de nieuwe bepalingen van de Wwz en daartegenover de noodzaak om in vervanging te kunnen voorzien op zo kort mogelijke termijn en met zo groot mogelijke flexibiliteit.


Min-max-contracten

De min-max-contracten zijn de in het arbeidsrecht, maar ook in het ambtenarenrecht bekende oproepcontracten op basis waarvan medewerkers beschikbaar zijn voor oproepen met een variabel karakter, maar wel vanuit een minimale (afname-)verplichting. Deze contractsvorm zal in de nieuwe cao-PO worden opgenomen en zal uitsluitend worden toegepast bij vervanging. De verhouding waarbinnen de min-max-contracten kan worden aangegaan zal maximaal 1 tot 2,5 zijn: als voorbeeld wordt genoemd een contract voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week. Met deze contractsvorm wordt derhalve de voorlaatste schil van de contractuele varianten binnen het vervangingsbeleid vormgegeven.

Bindingscontract
De laatste en meest flexibele mogelijkheid die een school heeft om vervanging te regelen geschiedt door middel van een nieuwe contractsvorm, te weten het bindingscontract. Het bindingscontract betreft een contractsvorm waarbij een medewerker daadwerkelijk op een minimale basis aan de school verbonden is, te weten formeel voor 1 uur in dienst, waarbij het dienstverband in noodgevallen kan worden uitgebreid voor zolang het nodig is. Deze contractsvorm biedt de werkgevers de mogelijkheid om in spoedgevallen tijdelijk hulp in te roepen en de continuïteit van de lessen te garanderen, zonder dat het risico bestaat dat een inzet van een tijdelijke kracht buiten de invalpool gedurende drie keer een ochtend in een periode van twee jaar, bij een volgende oproep al leidt tot een vast contract. Bij dit contract bestaat ook niet de verplichting om gehoor te geven aan een oproep en bindingscontracten kunnen ook niet worden gekoppeld aan lestaken of worden ingezet voor professionalisering /duurzame inzetbaarheid of teamactiviteiten. De afspraak wordt ook gemaakt in de cao dat het bindingscontract niet kan worden aangegaan na 30 september 2017. De bedoeling is dat eerst een grondige evaluatie zal plaatsvinden van het vervangingsbeleid in de sector waarna, als de resultaten van de evaluatie bekend zijn, in een nieuwe cao nadere afspraken kunnen worden gemaakt.

Voor de sector VO geldt het knelpunt van de vervanging veel minder, zodat in de nieuwe cao niet de noodzaak is gevonden om gebruik te maken van de uitbreidingsmogelijkheid van de ketenbepaling als hierboven genoemd.


Uitbreiding sociale zekerheid

De invoering van de transitievergoeding in het kader van de Wwz heeft het risico met zich meegebracht dat het bijzonder onderwijs bij beëindiging van arbeidscontracten (niet op initiatief van de werknemer en na een dienstverband van twee jaren), een transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 BW verschuldigd is. Deze transitievergoeding behoeft overigens op grond van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding niet te worden uitgekeerd, indien sprake is van cao-afspraken die een recht verschaffen op vergoedingen of voorzieningen bij gelegenheid van ontslag. De bovenwettelijke voorzieningen in het kader van de WOPO en de WOVO zijn afspraken die onder dit overgangsrecht vallen. In de nieuwe op te stellen cao’s voor zowel het PO als het VO zijn nieuwe afspraken gemaakt waarmee de bovenwettelijke aanspraken bij ontslag worden gecontinueerd.

In beide sectoren is bovendien sprake van reparatie van de negatieve gevolgen van de versobering van de Werkloosheidswet. De nieuwe cao-PO zal voorzien in een herstel van het derde jaar WW, waarbij de WW in duur en opbouw wordt hersteld naar de oude situatie van maximaal 38 maanden. Daarnaast zal de cao-PO voorzieningen bevatten voor een aanvullende uitkering (gedurende de eerste zes maanden aanvulling tot 75% van de ongemaximeerde berekeningsgrondslag en daarna voor de resterende duur van de herstelde WW 70% van de ongemaximeerde grondslag). De cao-PO geeft ook uitzicht op een aansluitende uitkering, inhoudende dat voor ieder jaar onderwijs diensttijd, een maand aansluitende uitkering wordt opgebouwd met een maximum van 38 maanden en een hoogte van 70% van de gemaximeerde berekeningsgrondslag. Voor de categorie medewerkers (uitkeringsgerechtigden) die op het moment van ontslag 10 jaar of minder voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd is en een onderwijsdiensttijd van minimaal 12 jaar heeft, wordt voorzien in een extra aansluitende uitkering. Deze uitkeringsgerechtigde heeft na afloop van de aansluitende uitkering recht op een uitkering van 65% van de gemaximeerde berekeningsgrondslag tot aan de voor deze uitkeringsgerechtigde geldende AOW-leeftijd.

Deze nieuwe voorzieningen zullen in de kern zowel gelden voor het bijzonder onderwijs als voor het openbaar onderwijs.

In de sector VO zullen in de nieuwe cao ook bepalingen worden opgenomen waarmee de bovenwettelijke voorzieningen in belangrijke mate in stand blijven. In deze sector is het volgende afgesproken:
1.    het derde WW-jaar wordt hersteld, tot maximaal 38 maanden;
2.    de cao zal voorzien in een aanvullende uitkering, inhoudende dat gedurende de eerste zes maanden van de WW-uitkering een recht bestaat op aanvulling tot maximaal 75% van het laatst verdiende loon en daarna gedurende maximaal 18 maanden een recht op een aanvulling op de WW-uitkering tot 70% van het laatst verdiende loon. Als een werknemer recht heeft op een langere uitkering, dan geldt voor die langere periode dat de aanvullende uitkering 70% bedraagt van het laatst verdiende loon, gemaximeerd op het einde van schaal 12 (LD).
3.    De cao voorziet ook in een aansluitende uitkering, welke uitkering een maand bedraagt per gewerkt jaar in het onderwijs, met een maximum van 34 maanden. Op deze aansluitende uitkering is wel een referte eis van toepassing, die inhoudt dat pas recht op die uitkering bestaat zodra iemand meer dan vijf jaren in het onderwijs heeft werkt. De hoogte van de aansluitende uitkering bedraagt 70% van het laatstverdiende loon, welk loon gemaximeerd is op het einde van schaal 11 (LC).
4.    Evenals bij de sector PO, is ook in de cao VO een voorziening getroffen  voor de werknemer die ontslagen wordt in de periode vanaf 10 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd en die na afloop van de aansluitende uitkering nog niet werkzaam is en nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Voor deze werknemer bestaat er recht op een extra aansluitende uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd die 70% van het laatst verdiende loon (gemaximeerd) bedraagt, maar niet meer dan 130% van het wettelijk minimumloon. Om aanspraak te kunnen maken op de uitkering moet de werknemer tenminste 15 jaren in het onderwijs hebben gewerkt.
5.    In de cao-VO zal voorts een loonsuppletieregeling worden opgenomen voor een werknemer wiens recht op een aansluitende uitkering is geëindigd wegens de aanvang van een nieuwe dienstbetrekking, waarin hij of zij minder loon ontvangt dan het laatst verdiende loon. De loonsuppletie is gelijk aan het verschil tussen enerzijds het loon in de nieuwe dienstbetrekking en anderzijds het laatst verdiende loon.

Ook in de sector VO geldt dat de wijzigingen van de WOVO in de kern zowel betrekking hebben op het bijzonder onderwijs als op het openbaar onderwijs.

Commissies van beroep in het onderwijs
Met de inwerkingtreding van de Wwz is ook een einde gekomen aan de rol van de commissies van beroep, als bijzondere organen aan wie beslissingsbevoegdheid is toebedeeld in geschillen met betrekking tot ontslag. Op grond van de systematiek van de Wwz vindt de toetsing omtrent de gronden voor opzegging plaats door ofwel het UWV in geval van ziekte of reorganisatie, en in alle overige gevallen door de kantonrechter.

Op grond van het bepaalde in artikel 7.671a tweede lid BW is het mogelijk om bij cao afspraken te maken tot aanwijzing van een onafhankelijke en onpartijdige commissie die in de plaats van het UWV de voorgenomen opzegging van een arbeidsovereenkomst beoordeelt in geval van reorganisatie. Een dergelijke commissie moet aan diverse voorschriften voldoen en heeft derhalve een heel andere structuur dan de voormalige Commissies van Beroep. Het was dan ook in de onderwijswereld de vraag of de regionale Commissies van Beroep omgevormd zouden worden naar cao-commissies. Dat blijkt niet het geval.

In de nieuwe cao-PO zal voor het bijzonder onderwijs weliswaar een bepaling worden opgenomen over de commissie van beroep, maar de cao-partijen hebben besloten die commissies niet langer te laten oordelen over ontslagkwesties. De onderwerpen die wel door de commissie worden behandeld, zijn de disciplinaire maatregel met uitzondering van ontslag, schorsing als ordemaatregel, het directe of indirecte onthouden van promotie, overplaatsing in het kader van de bestuursbenoeming, de beëindiging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd en eenmalige inhouding periodieke verhoging ca. De partijen bij het cao-overleg hebben het wel van belang gevonden dat de laagdrempelige voorziening die werd geboden door de commissies van beroep voor rechtsbescherming tegen bestuursbesluiten in stand moest worden gelaten. De toetsing van ontslagkwesties wordt echter overgelaten aan de wettelijke regeling van de Wwz.

De commissie van beroep zal in de nieuwe cao-PO geregeld worden als een landelijke commissie van beroep, waarbij de wijze van toetsing van besluiten van de werkgever overeen zal komen met de wijze van toetsing van de verschillende bestaande commissies van beroep. Dit karakter van de uitspraken van de commissie zal die zijn van een bindend advies.

Voor de sector VO geldt eveneens dat de commissie van beroep zal worden gehandhaafd voor vergelijkbare onderwerpen als die met de sector PO, met uitzondering van het onderwerp: de beëindiging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd. Ook in de nieuwe cao-VO zal een landelijke beroepscommissie worden ingesteld, zodat nog maar een commissie zal overblijven.

Vastgesteld kan worden dat ook in deze sector geen gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om bij cao een onafhankelijke commissie in te stellen die ook over ontslagkwesties zal oordelen. Of dit in de toekomst zal blijven gehandhaafd, zal nog worden bezien als de ervaringen over de werkwijze met de ontslagregels van de Wwz meer zijn uitgekristalliseerd. Overigens is niet de verwachting dat schoolbesturen veelvuldig bij het UWV zullen aankloppen in verband met opzeggingen wegens reorganisaties, omdat de bepalingen van de cao, zowel voor het PO als voor het VO zodanige voorzieningen beogen te treffen dat ontslagen wegens reorganisatie zo min mogelijk aan de orde zullen zijn.


Slot

Met de nieuwe onderhandelaarsakkoorden voor een cao voor het PO en het VO is een einde gekomen aan een langdurig traject van onderhandelingen tussen de cao-partijen. In beide sectoren zijn enkele taaie onderwerpen tussen de partijen getackeld, die enerzijds verband hielden met de gewijzigde regelgeving als gevolg van de Wwz en die anderzijds een permanente bron van aandacht vormen in de sectoren. In dit artikel heb ik vooral aandacht besteed aan de onderwerpen die verband houden met de inwerkingtreding van de Wwz. Interessant is met name de vraag in hoeverre binnen de sector PO het nieuw vormgegeven vervangingsbeleid in staat is om binnen de beperkingen die de Wwz stelt, toch te voldoen aan de behoefte van permanente vervanging bij ziekte en calamiteiten.

Om de sector onderwijs nog beter van dienst te zijn, heeft Capra Advocaten de webpagina voor de sector onderwijs vernieuwd: www.capra.nl/onderwijs.

Ad Kerkhof

Telefoon 073-613 13 45

Mobiel 0618501054

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.