Alle whitepapers

Personeelsmonitor waterschappen 2010

Omvang werkgelegenheid
Eind 2010 waren er in de sector waterschappen 12.093 personen werkzaam. Op 31 december 2008 telde de sector nog 11.688 werknemers. Dit komt neer op een toename van 3,3 procent in twee jaar tijd. De grootste groei in de waterschapssector is waarschijnlijk in 2009 zijn geweest, gezien de sterke groei van het aantal werknemers bij andere overheidssectoren in datzelfde jaar.

In de afgelopen jaren hebben sommige waterschappen bepaalde administratieve taken met elkaar gebundeld en samengevoegd in een aantal nieuwe organisaties. Hierdoor bleef vanaf 2007 het gemiddeld aantal werknemers bij de waterschappen stabiel, terwijl dit bij gelieerde organisaties op het gebied van belastingen en laboratoriumwerk verhoudingsgewijs aanzienlijk toenam.

Het gemiddeld aantal werknemers bij de gelieerde instellingen nam net als eerdere jaren ook in 2010 toe, maar in tegenstelling tot voorgaande jaren steeg nu ook het gemiddeld aantal werknemers bij de waterschappen.

Samenstelling werkgelegenheid
In de sector waterschappen zijn nog steeds relatief veel mannen werkzaam. 72 procent van de werknemers is man en slechts 28 procent is vrouw. Het aantal vrouwen neemt wel licht toe; in 2008 lag dit aandeel op 27 procent. De gemiddelde leeftijd in de sector blijft met 45,7 jaar hoog in vergelijking met landelijke beroepsbevolking. De gemiddelde leeftijd is bovendien weer iets gestegen ten opzichte van de vorige meting; toen lag deze op 45,4 jaar.

Ook werken in de sector nog steeds relatief weinig personen met een afgeronde WO-opleiding. Het aandeel is zelfs licht gedaald van 10 naar 8 procent. Het aandeel werknemers dat alleen lager onderwijs heeft genoten is ten opzichte van 2008 gehalveerd tot 9 procent. De aandelen werknemers met een HBO- of MBO-opleiding zijn daarentegen aanzienlijk gestegen. Net als in 2008 is bij de sector waterschappen een relatief grote groep (54 procent) meer dan 10 jaar in dienst. De groep met lange dienstverbanden is daarmee toegenomen ten opzichte van twee jaar geleden (49 procent). In 2010 bekleedden 6,4 procent van de totale bezetting een leidinggevende functie. Het aantal leidinggevenden is daarmee gelijk gebleven ten opzichte van 2008 (6,4 procent). Hoewel de leidinggevende nog steeds vaker een man is dan een vrouw, neemt wel het aantal vrouwelijke leidinggevenden toe.

Ook in 2010 kwamen trainees een stuk minder vaak voor dan stagiairs. 35 procent van de waterschapsorganisaties heeft in 2008 een trainee in dienst gehad, terwijl iedereen in hetzelfde jaar gebruik heeft gemaakt van stagiairs.

In-, door- en uitstroom
In 2010 is 6,3 procent van de werknemers in de sector waterschappen ingestroomd. Het instroompercentage is daarmee een stuk lager dan in 2008 (9,4 procent). De daling heeft zich vooral, net als bij gemeenten, in 2010 doorgezet.

In de sector waren in 2010 bijna 1.100 vacatures, wat neerkomt op 8,9 procent van het totaal aantal werknemers. In 2008 was het aandeel vacatures hoger, namelijk 10,3 procent. De meest voorkomende vacatures waren administratieve/ financiële, gevolgd door technische beleids- en uitvoeringsfuncties. Het aantal moeilijk vervulbare vacatures was in 2010, uitgedrukt in procenten van het totaal aantal werknemers, 0,8 procent. Het percentage moeilijk vervulbare vacatures is daarmee gehalveerd ten opzichte van 2008 (1,6 procent). Hier heeft waarschijnlijk de financiële crisis zijn debet aan.

In tegenstelling tot 2008 hebben organisaties nu veel meer moeite om technische uitvoeringsfuncties in te vullen, net als managementfuncties. In vergelijking met 2008 is het aantal werknemers dat binnen zijn organisatie/ waterschap van baan of functie verandert (de zogenaamde doorstroom) binnen de sector waterschappen afgenomen, namelijk van 6,5 tot 5,2 procent in 2010.

De uitstroom is met 4,9 procent flink gedaald ten opzichte van 2008 (8,0 procent). De werknemers zijn daarmee flink loyaler of honkvaster dan twee jaar geleden. Hier zou ook de financiële crisis eens de oorzaak van kunnen zijn. De voornaamste uitstroomredenen waren vrijwillig ontslag en FPU/keuzepensioen. De laatste reden komt nu ook vaker voor dan twee jaar geleden.

Net als in 2008 stromen werknemers met een technische uitvoeringsfunctie relatief het vaakst uit. Het is voor de sector niet makkelijk om deze functies in te vullen; het aantal moeilijk vervulbare vacatures ligt namelijk relatief hoog.

In tegenstelling tot 2008 zit de grootste groep uitstromers niet meer in de leeftijdsklasse 35 tot en met 39 jaar of de leeftijdsklasse 40 tot en met 44 jaar (bijna gehalveerd), maar in de leeftijdsklasse 63 tot en 64 jaar (met een piek bij 63 jaar). Dit heeft uiteraard te maken met FPU of keuzepensioen.

Beloning en arbeidsvoorwaarden De totale loonsom voor de sector waterschappen bedroeg in 2010 ruim 550 miljoen euro. In 2008 was de loonsom ongeveer 510 miljoen. De totale werkgeverslasten bedroegen circa 700 miljoen euro. De werkgeverslasten per FTE in de sector waterschappen komen daarmee in 2010 uit op 62.560 euro.

Ook in 2010 zitten de meeste werknemers in de schalen 7 tot en met 10. Op het maximum van de schaal zaten iets meer dan de helft van de werknemers (51 procent). In 2008 was dit hoger, namelijk 56 procent van alle werknemers. Ongeveer 1 op de 5 werknemers (18 procent) was in 2010 hoger ingeschaald dan de salarisschaal behorende bij hun functie.

Indien gekeken wordt naar het verschil tussen mannen en vrouwen in salarisschaal, dan blijkt dat mannen in het algemeen in de wat hogere salarisschalen zitten, en vrouwen juist meer in de wat lagere salarisschalen. In 2008 was dit ook al het geval

Personeelsbeleid In 2010 was er bij 17 procent van de waterschapsorganisaties sprake van een diversiteitsbeleid. Het toepassen van een diversiteitsbeleid is daarmee minder populair dan in 2008; toen was bij 30 procent sprake van een dergelijk beleid.

De populariteit van leeftijdbeleid nam daarentegen flink toe. In 2010 was er bij 35 procent van de waterschapsorganisaties sprake van leeftijdbeleid, terwijl dit in de vorige meting nog bij 18 procent van de organisaties het geval was.

Ondanks dat de seniorenregelingen per 1 oktober 2009 zijn gestopt, maakte in 2010 nog 31 procent van de werknemers van 55 jaar of ouder, door een overgangsregeling, gebruik van urenverlichting. In vergelijking met 2008 is het percentage zelfs toegenomen; toen maakte 25 procent van de 55- plussers gebruik van deze regeling. Taakverlichting komt helemaal niet meer voor.

Iets meer dan een kwart (28 procent) van de waterschapsorganisaties heeft een vorm van strategische planning ingevoerd. In alle gevallen is dit voor de gehele bezetting gebeurd. Van de organisaties die nog niet aan strategische personeelsplanning doen, is 62 procent zeker van plan om dit in te voeren.

In vergelijking met 2008 wordt in de sector waterschappen nu minder geld vrijgemaakt voor opleiding en ontwikkeling van het personeel. Toen werd nog 5,5 procent van de loonsom begroot voor opleiding en ontwikkeling, nu is dat gedaald tot 3,3 procent.

In 2010 heeft 70 procent van de werknemers in de sector waterschappen gebruik gemaakt van het keuzesysteem arbeidsvoorwaarden. Het aantal werknemers dat gebruik maakt van het keuzesysteem is daarmee toegenomen ten opzichte van de vorige meting; toen maakte 64 procent hiervan gebruik.

De keuze van werknemers valt nog steeds het meest op meeruren; 20 procent van de werknemers kiest hiervoor (2008: 24 procent). Het levensloopverlof is ook in 2008 niet erg populair (slechts 2 procent van de werknemers kiest hiervoor). De populariteit van de spaarloonregeling is weer wat afgenomen. In 2010 kende 71 procent van de organisaties een regeling voor betaald ouderschapsverlof, veel meer dan twee jaar geleden (2008: 55 procent). In vergelijking met de vorige meting wordt wel meer gebruik gemaakt van een eigen opgezette regeling dan de modelregeling uit deel 2 van de SAW.

De belangrijkste HR-onderwerpen voor 2011 zijn volgens de waterschapsorganisaties competentiemanagement en strategisch personeelsbeleid/ planning.

Veilige Publieke Taak
Bij 85 procent van de waterschapsorganisaties is aandacht voor Veilige Publieke Taak (VPT), 7 procent van de organisaties besteedt hieraan geen aandacht en de rest weet niet of er aandacht is voor VPT binnen hun organisatie. In vergelijking met 2008 is agressie en geweld tegen medewerkers toegenomen. De toename zit voornamelijk in het aantal meldingen van verbale agressie en geweld, het aantal meldingen van fysieke agressie daalde. Het aantal (bijna-)bedrijfsongevallen is ook gestegen ten opzichte van 2008, zelfs explosief. Het lijkt erop dat ongevallen steeds vaker bij waterschapsorganisaties geregistreerd worden, met name de bijna- bedrijfsongevallen.

Ziekteverzuim
Het ziekteverzuimpercentage (inclusief langdurig verzuim en exclusief zwangerschapsverlof) nam ten opzichte van de vorige meting iets af, namelijk van 4,4 procent in 2008 naar 4,1 procent in 2010. De verzuimfrequentie daalde ook. De gemiddelde verzuimduur steeg wel iets, namelijk van 10 naar 11 dagen.

Circa 80 procent van de waterschapsorganisaties had op 31 december 2010 medewerkers die langer dan een jaar ziek waren. Voor de gehele sector bedraagt het aantal langdurig zieken 114, wat overeenkomt met 0,9 procent van de totale bezetting). In 2008 lag dit percentage iets lager, namelijk 0,7 procent.

Net als in 2008 waren relatief gezien vrouwen iets vaker langdurig ziek dan mannen. Ook komt langdurig ziekteverzuim het meest voor in de leeftijdsklasse 45 tot en met 55 jaar, gevolgd door de leeftijdsklasse 55 tot en met 60 jaar.

Arbeidsongeschiktheid
Circa 80 procent van de waterschapsorganisaties had op 31 december gedeeltelijk arbeidsongeschikten in dienst. Het totaal aantal gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de sector komt uit op 134, wat overeenkomt met 0,9 procent van de totale bezetting. In 2008 was dit 1,1 procent van de bezetting. Bij ongeveer de helft van de waterschapsorganisaties is in 2010 voor een persoon een WIA-uitkering gestart. In totaal stroomden 26 personen vanuit de sector waterschappen de WIA in, wat overeenkomt met 0,2 procent van de bezetting. Het aantal WIA-instromers is daarmee gestegen ten opzichte van 2008; toen stroomde 0,1 procent van de bezetting de WIA in. Het aantal herplaatste medewerkers dat minder dan 35 procent arbeidsongeschikt waren kwam voor het jaar 2010 uit op 21 (0,2 procent van de bezetting). In 2008 was dit aantal 13, wat overeenkwam met 0,1 procent van de bezetting.

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

1 Inleiding

2 Werkgelegenheid

3 In-, door- en uitstroom

4 Beloning en arbeidsvoorwaarden

5 Personeelsbeleid

6 Veilige Publieke Taak

7 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid

Whitepaper aanvragen

Aanhef