Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Stad scheidt slecht

De vier grote steden lopen ver achter met afvalscheiding. Dat blijkt uit de Nationale monitor duurzame gemeenten van Telos, het kenniscentrum over duurzaamheid van Tilburg University. Volgens onderzoeksleider Bastiaan Zoeteman moeten de grote steden beter hun best doen om creatieve oplossingen te bedenken voor de knelpunten van afvalinzameling in dichtbevolkt gebied.

11 september 2015

De vier grote steden lopen ver achter met afvalscheiding. Ook Arnhem en Groningen scoren slecht. Andere grote en middelgrote gemeenten met veel hoogbouw en compacte binnensteden slagen er wel in het huishoudelijk afval te scheiden.

Dat blijkt uit de Nationale monitor duurzame gemeenten van Telos, het kenniscentrum over duurzaamheid van Tilburg University. Volgens onderzoeksleider Bastiaan Zoeteman moeten de grote steden beter hun best doen om creatieve oplossingen te bedenken voor de knelpunten van afvalinzameling in dichtbevolkt gebied. ‘Opvallend genoeg zie je juist bij de G4 wel die innovatie op het terrein van duurzame energie. Die innovatieve geest lijkt te ontbreken als het gaat om afval.’ Terwijl juist in de steden met de grote inwoneraantallen echte winst is te boeken voor de circulaire economie, betoogt Zoeteman. ‘Het lijkt toch een kwestie van beter organiseren, met inzamelpunten voor verschillende afvalstromen op straat, of bij supermarkten.’

De monitor maakt op basis van 106 indicatoren een objectieve foto van de duurzaamheidssituatie van alle 393 gemeenten. De indicatoren geven invulling aan een van de drie pijlers van duurzaamheid volgens de 3p-benadering (planet, people, profit): ecologische, sociaal-culturele en economische duurzaamheid. Volgens die indeling scoren welvarende, groene gemeenten die profiteren van stadse voorzieningen in de buurt per definitie het hoogste: Midden-Delfland, Rozendaal en Naarden vormen de top 3. Voor een scherper beeld maakt de monitor daarom ook onderscheid naar inwoneraantal en naar type gemeente op basis van sociaal-ruimtelijke kenmerken, zoals groei- en krimpgemeenten, new town en oude industriesteden. Dat maakt vergelijken interessant, zegt Zoeteman. ‘Gemeenten kunnen kijken hoe dorpen en steden van hetzelfde type scoren op de verschillende thema’s van duurzaamheid en wat zij daarvan kunnen leren.’

Vergetelheid
Wat opvalt is de lastige positie van middelgrote gemeenten (50- tot 100-duizend inwoners). Zij hebben niet de economische voordelen van 100-duizendplussteden, maar wel vergelijkbare nadelen op sociaal-cultureel gebied, legt Zoeteman uit. Tegelijkertijd hebben ze minder perspectief om dat te verbeteren, door gebrek aan economische kansen. ‘Vroeger hadden middelgrote steden hun eigen economische dynamiek, met relatief goedkope arbeidskrachten voor de industrie. Nu die motor ontbreekt, trekken mensen naar de grote stad voor betere kansen op de arbeidsmarkt. De middelgrote steden ontberen een sociale stijgingsladder.’ Zoeteman vindt dat daar in het rijksbeleid meer aandacht voor moet komen. ‘Je moet steden niet over een kam scheren, of je vooral richten op metropolen om je internationaal te onderscheiden. Daarmee raken de middelgrote steden in de vergetelheid.’

Ten opzichte van de monitor van vorig jaar is de gemiddelde duurzaamheid van de Nederlandse gemeenten licht achteruitgegaan. Zoeteman verklaart dat door de economische crisis, met aanhoudend hoge werkloosheidscijfers en langdurig beroep op de bijstand. Tegenover de slechtere scores van de economische en sociaal-culturele pijlers, staat een plus voor de ecologische duurzaamheid. Minder economische activiteit leidt tot minder uitstoot van vervuilende stoffen, bovendien lijkt het milieubeleid succesvol door te werken in natuur- en milieukenmerken, denken de onderzoekers.

Over de hele linie bezien scoren groei- en groene gemeenten gemiddeld hoger op duurzaamheid en krimp- en agrarische gemeenten lager. Het gemeentetype is een gegeven waar bestuurders nauwelijks iets aan kunnen veranderen, erkent Zoeteman. Van een oude industriestad kun je niet snel een New Town maken; Stadskanaal wordt nooit een Bloemendaal. Tegelijkertijd kun je een gemeente niet zien als in zichzelf gekeerde eenheid. Gemeenten ontlenen hun karakteristieke kenmerken juist aan de wisselwerking met hun omgeving. Ze moeten duurzaamheid dan ook aanvliegen vanuit een regionaal perspectief, adviseren de onderzoekers. Volgens Zoeteman is er dan ook niks mis met de ‘bestuurlijke drukte’ waarop zoveel kritiek klinkt. ‘Dat lokale bestuurders allerlei samenwerkingsverbanden aangaan, biedt kansen om een gezonde stad te worden.’


De acht topscoorders per type gemeente (sommige gemeenten scoren het best in meer typen) en naar inwoneraantal (klein, middelgroot, groot):
1. Mook en Middelaar  (krimp)
2. Veere    (historisch)
3. Katwijk  (centrum, middelgroot)
4. Midden-Delfland (agrarisch, groei, New Town, klein)
5. Oostzaan (voormalige industrie)
6. Rozendaal (woon, groen, toeristisch)
7. Utrecht (werk)
8. Westland (groot)



                                                                                                                                              

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

a. verbaas / integralist
Merkwaardige kop voor zo'n uitgebreide studie naar duurzaamheid. Pikt de redactie net dat aspect er uit dat niet zo heel veel met duurzaamheid te maken heeft: de afvalscheiding. De recente studie van TNO en CE (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporte … toont immers aan dat afvalscheiding een zeer beperkte bijdrage levert als het om duurzaamheid gaat. Wel worden er honderden miljoenen aan gespendeerd. Afvalscheiding gaat vooral om geld en veel minder om milieu. Dat zou Binnenlands Bestuur als facilitator van de publieke informatieverstrekking wel eens mogen benadrukken. Let svp wat meer op Uw koppen-makers. Voordat we afglijden naar populisme.
a. verbaas / integralist
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporte …



Dit is dus de link zoals bedoeld in de eerdere reactie.
JHAGM Sneuf van Toetellaere / bd
Ir K. Havinga sprak op een congres van het Nidig :en dan staan we tot onze enkels in het oudpapier, tot onze middel in de compost en de kosten groeien ons boven het hoofd want uiteindelijk moeten we toch in de gasbrander ondersteunde afvalverbrander de onbenutte producten verbranden. We rekenen gemakshalve alle tonkilometers per as en per spoor maar niet mee. ANNO 1976
Advertentie