Grote gemeenten duurder dan kleine
Gemeentelijke schaalvergroting levert geen geld op. Het is daarom onverstandig bezuinigingen door gemeentelijke opschaling in te boeken.
In een onderzoek, vandaag gepresenteerd in het wetenschappelijk tijdschrift ES B, het vakblad over economie en beleid, toont Coelo-directeur Maarten Allers aan dat pleidooien om het aantal gemeenten drastisch in te krimpen om daarmee miljarden euro’s te besparen op lucht zijn gebaseerd. Zo zou volgens de heroverwegingswerkgroep Openbaar Bestuur (onder voorzitterschap van oud secretaris-generaal Chris Kalden) een ‘substantiële’ besparing kunnen worden geboekt. De commissie stelt de politiek voor het aantal gemeenten te reduceren: van 430 tot 25 à 30 gemeenten, of iets minder fors, tot hooguit 100 à 150 gemeenten.
Er zullen volgens Allers inderdaad kostenbesparingen zijn, omdat er minder burgemeesters, wethouders, secretarissen en raadsleden nodig zijn. Maar het is volgens hem even gemakkelijk om kosten te noemen die toenemen met de gemeentegrootte. ‘Denk bijvoorbeeld aan de extra managementlagen die nodig zijn om alle activiteiten van een grote organisatie te coördineren’.
Zijn onderzoek weerlegt dat kleine gemeenten naar verhouding meer personeel in dienst hebben dan middelgrote of grote gemeenten. Hij toont empirisch aan dat het over het algemeen juist omgekeerd is: hoe groter de gemeente, des te meer ambtenaren per duizend inwoners. Nu gebeurt het nog al eens dat sommige (kleine) gemeenten taken uitbesteden aan andere gemeenten.
Dan is minder personeel in dienst, maar moet er wel nog voor de voorzieningen worden betaald. Hun uitgaven zouden dus wel eens relatief hoog kunnen zijn. Dat onderzocht hij. De uitkomst laat duidelijk zien dat kleinere gemeenten per inwoner niet meer uitgeven dan grotere. ‘Het verband is eerder andersom: hoe groter de gemeente, hoe hoger de uitgaven per inwoner’, aldus Allers.
Grotere gemeenten hebben dus doorgaans meer personeel in dienst en geven meer uit dan kleinere. Dat zou kunnen betekenen dat samenvoeging van kleinere gemeenten tot hogere gemeentelijke uitgaven leidt. Reden voor de Coelo- directeur gemeentelijke uitgaven voor en na de herindeling te vergelijken. Hij deed dat voor 24 herindelingsgemeenten op basis van de begrotingscijfers voor de jaren 2002-2010. In sommige gevallen daalden de uitgaven, maar uit het onderzoek bleek dat ze in de meeste gevallen na de herindeling hoger liggen. Van efficiencywinst door schaalvergroting - vaak één van de argumenten om tot fusie over te gaan - is in de eerste zeven jaar na de herindeling geen sprake.
De onderzoeker vond geen aanwijzingen dat recente herindelingen tot besparingen hebben geleid. ‘Integendeel. Het is daarom onverstandig bezuinigingen door gemeentelijke opschaling in te boeken. Wie dat toch doet, heeft op zijn minst iets uit te leggen. De werkgroep Openbaar Bestuur laat dat na’, aldus Allers. Besparingen in het openbaar bestuur zijn volgens hem eerder te verwachten wanneer gemeenten een grotere verantwoordelijkheid krijgen zelf in komsten te verwerven en wanneer de bureaucratische druk op gemeenten zich over exacte uitgaven te verantwoorden, wordt getemperd.
2. Is het ook niet zo dat hoe groter de gemeente, hoe complexer de opgaven en dus hoe hoger de kosten? Grote gemeenten (steden) hebben vaker meer uitgaven in de hoek van sociale zekerheid en vervullen een regiofunctie met bijbehorende extra kosten. Het kan dan wel 'empirisch' zijn aangetoond dat kleine gemeenten efficienter werken, maar is daarbij in het onderzoek ook rekening gehouden met andere factoren dan gemeentegrootte?
3. Het is niet vreemd dat in de eerste jaren na samenvoeging van gemeenten de kosten hoger zullen liggen. Er moeten immers verschillende organisaties met verschillende culturen en werkwijzen worden samengevoegd. Hoe zit het na een paar jaar? Zijn de kosten dan nog steeds hoger?
4. Samenvoegen van gemeenten, zoals ook de VNG nu voorstelt (Thorbecke 2.0), moet iets doen aan de veelheid aan overheidsorganisaties die “allemaal een beetje en dus geen van alle ècht verantwoordelijk zijn voor hun taakgebied.” Het voorstel bestaat niet alleen uit het instellen van 30 regiogemeenten, maar ook uit het afschaffen van de Provincies en wat mij betreft dan ook maar gelijk de WGR+ regio's en de Waterschappen. Weg met de “Hollandse vergaderziekte” met ondoorzichtige besluiten en een gebrek aan tempo en slagvaardigheid tot gevolg. Wat denk je dat al dat overleg op allerlei terreinen over veiligheid, ambulances, bedrijventerreinen en andere beleidsthema's die zich bovenlokaal manifesteren momenteel kost?
5. Last but not least: de kostenbesparing zit 'm in ieder geval al op bestuurders en politici. En daarbij zie ik nog drie voordelen:
a. Professionalisering van onze representatieve democratie: sterkere raad en sterkere wethouders s.v.p.!
b. Politiek-bestuurlijke aansturing op hoofdlijnen. Weg met de discussies in de raad over stoeptegels.
c. Meer zeggenschap voor burgers over hun directe leefomgeving. Mijn stelling: gemeenten moeten sowieso de illusie doorprikken dat de overheid kan beantwoorden aan de groeiende vraag naar zekerheden die domweg niet kùnnen worden geboden. Vraag blijft: hoe organiseer je zeggenschap van burgers over hun directe woon- en leefomgeving. Mijn stelling: laat het antwoord vooral niet van de overheid komen. Meer experiment, debat en cocreatie is nodig om burgers daadwerkelijk hun zeggenschap over de directe leefomgeving terug te geven. Leve de democratie!