Overijssel keurt bijna geen bestemmingsplan meer af
Nieuwe werkwijze provincie zorgt voor betere afstemming over gemeentelijke plannen.
Overijssel bracht het aantal afgekeurde gemeentelijke bestemmingsplannen omlaag van tien naar minder dan twee procent per jaar. Het doeltreffende instrument dat de provincie inzet: voorkantsturing. Jargon voor tijdig overleg.
Overijssel ontwikkelde het instrument na de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in 2008 en de Omgevingsvisie in 2009. De provincie wilde beter kunnen sturen op ruimtelijke ontwikkelingen en introduceerde een werkwijze om dat ‘aan de voorkant’ te doen, dus voordat ruimtelijke plannen worden ingediend. Het komt er op neer dat vakambtenaren van gemeenten elke zes weken overleg voeren met hun contactpersoon bij de provincie over ruimtelijke plannen, visies en nieuwe ontwikkelingen. Door als partners vanaf het eerste idee in gesprek te gaan, zijn de provinciale en gemeentelijke belangen beter op elkaar af te stemmen, stelt Joram Wortman, teamleider Ruimte bij de provincie.
‘Het is destijds ontstaan als contact met de mensen die bij de gemeente werken aan bestemmingsplanprocedures, maar inmiddels is het overleg veel breder geworden. We spreken nu ook met elkaar over structuurvisies voor wonen en bedrijvigheid. Aan tafel zitten nu ook de beleidsontwikkelaars van beide partijen. We weten dus precies van elkaar waar we mee bezig zijn in het ruimtelijk domein.’
Hierarchisch
Zes zogenoemde accounthouders zijn voor de 25 Overijsselse gemeenten het aanspreekpunt. De zeswekelijkse sessies zijn een minimum. Tussendoor is desgewenst extra overleg, bilateraal of in sessies met deskundigen. De werkwijze is simpel, maar onvergelijkbaar met hoe het vroeger ging, zegt Wortman. ‘Toen hadden we een hiërarchische rol: de gemeenten leverden hun bestemmingsplan in en wij gingen er met de rode pen doorheen. Nu zitten we als partners gedurende het hele proces bij elkaar, om te werken aan onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor Overijssel.’
Soms komen de ambtenaren er in het ruimtelijk overleg niet uit. Dan blijken de belangen tussen gemeente en provincie te botsen. In plaats van eindeloos argumenten uitwisselen, wordt meteen ‘opgeschaald’. Want in zo’n patstelling is het zaak dat er een knoop wordt doorgehakt op managements- of bestuursniveau. Ook daarmee zijn de ervaringen in Overijssel goed, zelfs als de standpunten uiteen blijven liggen, zelfs als dit tot aan de Raad van State voortduurt. Met opschalen hou je de goede relatie goed, stelt de provincie.
Wortman noemt het praktijkvoorbeeld van een bedrijf dat om te kunnen groeien, wilde verplaatsen naar ongerept gebied aan de rand van de stad. Die plannen, gesteund door de gemeente, stonden op gespannen voet met het provinciale beleid om dat gebied open te houden. ‘De medewerkers kwamen er niet uit en stapten naar hun leidinggevenden. Die praten dan niet meer over inhoudelijke voor en tegens, maar kijken welke opties er zijn om eruit te komen en wat er bestuurlijke nodig is. Uiteindelijk zijn de wethouder en gedeputeerde om tafel gegaan om bestuurlijke standpunten uit te wisselen. De oplossing was om het bedrijf wel te verplaatsen, maar met investeringen in ruimtelijke kwaliteit en het schrappen van niet-benutte bedrijfsruimte op andere plekken in het bestemmingsplan.’
Loslaten
Het werkt, constateert de provincie, terugblikkend op de afgelopen vijf jaar. Voor 2008 keurde de provincie ongeveer tien procent van de gemeentelijke plannen af, inmiddels is dat minder dan twee procent. Zowel de provincie als de gemeenten vinden de samenwerking constructief en volgens de provincie levert het evenwichtige en voldragen ruimtelijke plannen en visies op. Het onderlinge vertrouwen is er ook door gegroeid, stelt Wortman. Zodanig zelfs dat nu een proef loopt in Hardenberg, waarbij de provincie meer ‘loslaat’. ‘We hebben goede afspraken gemaakt over visie en uitvoering, dan kunnen we het uitvoeren van die bestemmingsplannen toch prima aan de gemeente overlaten? We weten wat er speelt in Hardenberg, de gemeente weet wat de provincie wil en welke speelruimte zij nog heeft.
Dus hebben we in een bestuurlijk convenant vastgelegd dat ze hun bestemmingsplannen niet meer ter beoordeling hoeven voor te leggen.’ Wettelijk heeft de gemeente nog wel de plicht om de stukken digitaal op te sturen naar de provincie. Wortman: ‘Voorheen gingen we die ontwerpen nog helemaal uitpluizen, maar nu sturen we ze nagenoeg ongezien terug. Het bleek dat als er spanning was tussen hun plannen en ons beleid, de gemeente ons opzocht voor overleg.’
Binnenkort wordt de proef geëvalueerd. Nu al hebben meerdere gemeenten belangstelling getoond om ook op deze manier te gaan werken. Ook provincies tonen interesse in het instrument voorkantsturing.
Of wordt de dynamiek in gemeenten vertaald naar het provinciale niveau dat niet zelden met de snelheid van stopverf door het maatschappelijk krachtenveld ploegt? Er is dus een verschil van uitkomst mogelijk door de richting van het overleg, gaat het van de provincie naar de gemeenten, of omgekeerd?
In het laatste geval is de gemeenteraad in een positie om naar behoren op te komen voor het belang van de inwoners in de gemeente bij de afweging met het provinciale belang. En kan de maatschappelijke dynamiek sneller manifest worden in het provinciaal bestuurscentrum. In het eerste geval kan de rol van de raad worden gereduceerd tot beslismachine die tekent bij het kruisje. Dat wil je niet uitleggen aan je kiezers.