Advertentie
financiën / Nieuws

Financiën grote gemeenten verbeteren

De komende vier jaar verbetert naar verwachting de financiële positie van grote gemeenten. Dat komt met name omdat ze hun grondposities en schuldenlast afbouwen.

22 maart 2017

De komende vier jaar verbetert naar verwachting de financiële positie van grote gemeenten. Dat komt met name omdat ze hun grondposities en schuldenlast afbouwen. Dat blijkt uit een analyse door PwC van vijf financiële indicatoren van zevenentwintig Nederlandse 100.000+ gemeenten op basis van hun meerjarenbegroting.

Aantrekkende markt

‘De komende jaren nemen grondposities af waardoor ook de leningenportefeuille van veel gemeenten wordt afgebouwd. Enerzijds komt dat door de aantrekkende markt voor bestaande nieuwbouwprojecten. Anderzijds zien we ook terughoudendheid met de start van nieuwe projecten’, aldus Frank van Kommer, hoofd van de gemeentengroep van PwC. Met ingang van 2016 zijn gemeenten in Nederland verplicht vijf financiële beleidsindicatoren op te nemen in de begroting en het jaarverslag. Aan de hand van die kengetallen kan een helder beeld worden gevormd over de beleidsresultaten van gemeenten. De verplichting komt voor uit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Grondexploitatie

Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de waarde van de grond is ten opzichte van de totale geraamde baten. Deze grondposities bij grote gemeenten worden snel afgebouwd: van 18 procent van het balanstotaal in 2017 naar 13 procent in 2020. In 2017 is er één gemeente (Westland) met een grondexploitatie van rond de 90 procent van het balanstotaal en drie van rond de 50 procent (Groningen, Nijmegen, Ede). Het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen neemt naar verwachting af van 92 procent in 2017 naar gemiddeld 89 procent in 2020. In 2017 hebben twaalf van de zevenentwintig gemeenten een netto-schuldquote van meer dan 100 procent,  in 2020 zijn dat er nog maar zeven.

Eigen vermogen

Tussen 2017 en 2020 neemt in de grote steden over het geheel genomen ook het eigen vermogen als percentage van het totale vermogen toe van 25 naar 29 procent. Daarnaast blijft de zogeheten structurele exploitatieruimte ongeveer gelijk. Dat is de ruimte die een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Naar verwachting presteren in 2020 alle gemeenten een positieve structurele exploitatieruimte.

Verder stabiliseert de belastingcapaciteit, zeg maar de ruimte die gemeenten in principe hebben om belastingen op te leggen aan hun inwoners ten opzichte van het geadviseerde maximum. Per gemeente zijn er wel grote verschillen. Den Haag legt in 2017 met 75 procent de minste belastingen op, Delft met 116 procent de meeste.

Politieke keuze

Volgens Frank van Kommer zien veel raadsleden, wethouders en ambtenaren de meerwaarde van de indicatoren niet in. ‘Een indicator op zichzelf zegt niet zoveel. Het wordt pas interessant wanneer je tendensen kunt zien: hoe ontwikkelt de indicator voor jouw gemeente zich in de tijd en in relatie tot vergelijkbare gemeenten. De indicatoren geven meer inzicht in de gevolgen van politieke keuzes van gemeenten. Ze kunnen een positieve impuls geven aan het debat tussen de raad en het college.’

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Hoekstra / Ambtenaar
1. De financiele positie van gemeente afmeten aan de ontwikkeling van een enkele kengetallen waarin schuld en grondposities de hoofdrol spelen is onzinnig. De kengetallen zijn leuk maar meer ook niet. Het zijn trouwens niet beleidsindicatoren; die zijn van latere datum.

2. Slordig geschreven want kort achterelkaar wordt eerst de grondpositie gerelateerd aan het balanstotaal en dan ineens aan de totale baten. Het kengetal doet dat laatste: verhouding grondexploitatie en totale baten. Kunt u raden wat er met dat kengetal is gebeurd nadat de gemeenten de decentralisatietaken hebben gekregen? Wat zegt dat kengetal? Helemaal niks. Wie wil weten of grondexploitaties een groot of klein risico vormen moet vooral niet naar dit kengetal kijken. Schadelijk kengetal want het 'kent' niet wat het zou moeten 'kennen'.

3. De structurele exploitatieruimte wordt omschreven als de ruimte die een gemeente heeft om de eigen lasten e dragen. Zou dat echt zo zijn? Is er dan ook een kengetal dat uitdrukt wie de lasten dan wel draagt die gemeente niet kan dragen.

4. De groei van het eigen vermogen wordt als een positieve ontwikkeling neergezet. Hoezo is dat positief? Sinds wanneer moeten gemeenten streven naar het laten groeien van hun eigen vermogen? Als scholen dat doen wordt moord en brand geschreeuwd: onnodig oppotten van middelen die in onderwijs moeten worden gestoken. Gemeenten met een groeiend eigen vermogen geven of weinig geld uit of heffen te hoge belastingen.
Advertentie