Advertentie
digitaal / Nieuws

Webrichtlijnen gaan niet over blinden

De discussie over Webrichtlijnen vernauwt zich onterecht tot het faciliteren van blinden, vindt BZK.

13 maart 2009

De Webrichtlijnen hebben het gedaan. Volkskrant en Telegraaf maakten melding van hoge bedragen die gemeenten moeten uitgeven aan aanpassingen aan hun websites, om te voldoen aan de 125 officiële webrichtlijnen die enkel dienen om die sites ook voor mensen met een visuele of andere handicap toegankelijk te maken. De geluiden duiken vaker op, maar ze kloppen op twee manieren niet, is het verweer van de verantwoordelijken van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het gaat niet alleen over mensen met een (visuele) handicap en het kost per saldo geen extra ‘miljoenen’.

De Webrichtlijnen gaan over de vindbaarheid van informatie, de technische toegankelijkheid ervan voor iedereen en – uiteindelijk – ook nog de begrijpelijkheid. Dus wie gemeentelijke informatie zoekt moet die in Google tegenkomen, ook in bijvoorbeeld Firefox op zijn Mac goed op het scherm krijgen (of, inderdaad, op zijn brailleregel), en dan ook nog in een begrijpelijke structuur en taal tot zich kunnen nemen. Dat kan onder andere door W3C-standaarden te gebruiken en inhoud en presentatie op de juiste manier gescheiden te houden (in technische termen: via een juist gebruik van html en de toepassing van CSS).
De zaak ligt dus veel fundamenteler dan in de zich steeds weer verengende discussie wordt gesuggereerd, stelt Kees Keuzenkamp, hoofd cluster Informatiebeleid Dienstverlening Overheid bij BZK, enigszins gefrustreerd. En volgens hem gaat het zelfs over goed opdrachtgeverschap en kan er met de webrichtlijnen in de toekomst gewoon geld bespaard worden. Niks dure grap dus.

“Als je het vanaf het begin goed doet, dan zijn de kosten niet hoger”, aldus Keuzenkamp, “en je hebt meteen ook de groepen met een handicap te pakken.” En dat begin, dat is de softwarekeuze. Het voor de site te gebruiken ‘content management system’ (CMS) dient te voldoen aan de technische eisen waarnaar vele van de 125 Webrichtlijnen verwijzen; de partij die de software installeert en inricht moet vervolgens op de juiste manier te werk gaan; de webmaster moet er op zijn beurt geen potje van maken; en de webredacteur moet aan de ‘voorkant’ voor de begrijpelijkheid zorgen. Raph de Rooij, specialist webrichtlijnen bij ICTU, ziet het dan ook als een ‘ketenvraagstuk’. “Sommige ministeries hebben er drie jaar aan gewerkt en je ziet dat het nu resultaat oplevert. Het is de way to go. Het is ook een legacy-vraagstuk.” De Rooij is ervan overtuigd dat een goed opgezette overheidswebsite vanzelf hoger scoort in een Google-resultatenlijst. “Google houdt van html zoals html bedoeld is.”

Maar dan de weerbarstige praktijk. Ministeries zijn echt verplicht tot het invoeren van de Webrichtlijnen op basis van het Besluit Kwaliteit Rijksoverheidswebsites en moeten dan ook eind 2010 klaar zijn. Voor gemeenten zijn de ‘Verklaring betere dienstverlening, minder administratieve lasten met de elektronische overheid’ van 2007 en het NUP van december 2008 het uitgangspunt. Geen dwang dus, maar wel een beroep op de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Keuzenkamp: “In 2006 is daarbij al gesteld dat het gaat om vervangingsinvesteringen.” Uitgaande van het gegeven dat gemeenten hun websites sowieso regelmatig vernieuwen, komt Keuzenkamp tot de conclusie dat de Webrichtlijnen de gemeenten per saldo niets extra’s hoeven te kosten. Een goed CMS gaat zelfs langer mee en is goedkoper te onderhouden omdat je bij latere aanpassingen minder werk hebt. “Dat moment van vervanging moet je dus gebruiken.” De verhalen over hoge kosten komen volgens hem deels van gemeenten waar te veel in termen van kortetermijnaanpassingen wordt gedacht.

In de ‘voortgangsrapportage e-overheid’ van afgelopen najaar scoort 88 procent van de Nederlandse gemeenten (393 van de 434) nog ‘zeer laag’ of ‘laag’ op de toepassing van webrichtlijnen. Stadskanaal is de duidelijke koploper. Keuzenkamp vestigt in eerste instantie zijn hoop op de 75 GovUnited-gemeenten, waarvan er de komende tijd 20 overstappen op een standaardoplossing die softwarematig aan de eisen voldoet. “Ik vergelijk het graag met de leercurve van DigiD. Dat is inmiddels door 390 gemeenten ingevoerd. Dat is dus in drie, vier jaar tijd van nul naar bijna honderd procent.” (Freek Blankena)

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie