Advertentie

Bezwaar maken tegen huisverbod loont

Burgemeesters leggen steeds vaker een huisverbod op. Maar wie hiertegen in beroep gaat, heeft toch gerede kans om gelijk te krijgen.

04 januari 2012

Sinds 2009 legden burgemeesters 7700 huisverboden op zonder tussenkomst van de rechter. In een evaluatieonderzoek zag hoogleraar bestuurssanctierecht Henny Sackers dat maar in 2 procent van de openbare gevallen bezwaar werd ingediend. Daarvan werd 36 procent gegrond verklaard.

Sheriffsster
Sackers noemt dit percentage “onverwacht hoog”. Hij maakt zich al langer zorgen over de verstrekkende macht van burgemeesters en sprak zich uit tegen de “sherrifsster aan de ambtsketen”. De Volkskrant berichtte dinsdag dat burgemeester steeds vaker een huisverbod opleggen. Uit cijfers van de VNG bleek dat in 2009 nog 2150 huisverboden werden opgelegd en in 2011 al bijna 3000. Een dergelijke uithuisplaatsing duurt tien dagen.

Opvallend
Sackers was zijdelings betrokken bij een Gronings evaluatieonderzoek naar tijdelijke uithuisplaatsingen. ‘Slechts 2 procent van alle gevallen die ik heb gezien maakt gebruik van de mogelijkheid om het huisverbod aan de rechter voor te leggen. Dat is een heel klein deel, terwijl het een ingrijpende beslissing is die raakt aan het huisrecht en de privacy. Van de uitspraken in de beroepsprocedure die heb gezien werd 36 procent gegrond verklaard. Dat is opmerkelijk hoog. Want wat betekent dit voor de totale groep? Ik wil dat gladde ijs niet op, maar in het bestuursrecht krijgt de bezwaarmaker bijna nooit gelijk, dus het is wel opvallend. Kennelijk loont bezwaar maken.’

Onzorgvuldigheid
In de gegrond verklaarde bezwaren tegen het huisverbod is bijna altijd sprake van onzorgvuldigheid. ‘We hebben het over incomplete dossiers, onvolledige informatie. Dat brengt burgemeesters in een wankele positie.’ Sackers wil graag weten of het huisverbod ook effectief is. ‘Maar het effect van deze interventies is nog niet te meten. Dat iemand eens over de schreef gaat door drank of een pilletje is te overzien, maar we willen structurele oplossingen, want vaker gaat het om een dieperliggend probleem.’ Sackers wijst erop dat het huisverbod in Rotterdam voortvarend is toegepast. ‘Maar ze waren snel door het budget van de nazorg heen. Dan krijg je een ander verhaal.’

Crisissituatie
In het Groningse onderzoek is ook gevraagd waarom de uithuisgeplaatsten dit accepteren. ‘Die mensen zeggen dan dat ze wel iets anders aan hun hoofd hebben. Ze zitten in een crisissituatie. Daarbij wordt het met de verhoogde griffierechten straks moeilijker om in beroep te gaan.’ Sackers wijst op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin een “schending” van de mensenrechten is toegelaten als de wet in formele zin juist is: er moet wel een kans zijn op effectieve rechtsbescherming. ‘Onze regering heeft gekozen voor toetsing achteraf, maar dan moet deze wel toegankelijk zijn. De kans bestaat dat dit de toets der kritiek niet kan doorstaan.’

Rechter-commissaris
Sackers pleit ervoor de burgemeester een juridisch goed instrument te geven zonder het risico te lopen dat het Europees Hof eens zegt dat het instrument niet goed is. ‘Ik vind het een ongelukkige keuze om de bevoegdheid bij de burgemeester te leggen, ook gezien de mate van ingrijpendheid voor de burger. Met zulke complexe materie moet je een burgemeester en zijn apparaat niet belasten. Laat de rechter-commissaris besluiten. Die is 24 uur per dag beschikbaar voor snelle beslissingen. Dan is de kans bijna nul dat een beroep slaagt, want een onafhankelijke rechter neemt het besluit.’ Volgens Sackers zou de wet juridisch een stuk sterker moeten. ‘De scherpe kanten moeten er vanaf. Probeer de rechtsbescherming te verbeteren om straks hoongelach te voorkomen.’

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

pietersen / direct.
Was het nou nog maar de burgemeester die de beslissingen neemt maar met een mandaat is het vaak een Hulp officier van justitie die notabele zich zelf mag adviseren in het opleggen van e er n huis verbod. Te schandalig voor woorden.
J.J.M. Pinners / advocaat Overheidspraktijk Nysingh Advocaten en Notarissen te Zwolle




Geachte heer Boonstra,



Als advocaat (en dus als pietlut) val ik al direct over de titel van uw artikel. Daarin wordt gesuggereerd dat het rechtsmiddel van “bezwaar” kan worden ingesteld tegen een opgelegd huisverbod op grond van de Wet Tijdelijk Huisverbod. Dat lijkt mij niet juist. Om te beginnen kan tegen een opgelegd huisverbod geen bezwaar worden ingediend, maar staat daartegen het rechtsmiddel van “beroep” open bij de bestuursrechter. Hangende dat beroep of tegelijk met het indienen van dat “beroep” kan aan de voorzieningenrechter worden gevraagd om het huisverbod te schorsen Indien zo'n verzoek aan de voorzieningenrechter wordt gedaan, dan zal de voorzieningenrechter de uithuisgeplaatste op korte termijn – wettelijk binnen 3 dagen – horen en dan moet de voorzieningenrechter vervolgens uiterlijk 24 uur later uitspraak doen (artikel 6 lid 2). Een wettelijk gewaarborgde snelle rechterlijke toets achteraf dus.



IK wijs u er verder op dat een huisverbod niet lichtvaardig kan worden opgelegd. De oplegging is aan strikte regels gebonden. Achteraf en zelfs op zeer korte termijn nadien kan dat door een onafhankelijke rechter worden getoetst. Van belang daarbij is naar mijn meming ook dat indien de uithuisgeplaatste dat wenst, dat de burgemeester er dan zorg voor draagt dat deze binnen 24 uur nadat hij die wens te kennen heeft gegeven, voor de duur van de behandeling van zijn verzoek om voorlopige voorziening op kosten van de gemeente wordt bijgestaan door een advocaat. En indien de uithuisplaatsing onterecht was, dan heeft de uithuisgeplaatste recht op schadevergoeding van de gemeente. Hoezo niet goed geregeld?



Ik zie niet in waarom de rechtsbescherming, zoals thans is vastgelegd in de Wet Tijdelijk Huisverbod, niet zou voldoen of verbetert zou moeten worden. Die is naar mijn smaak voldoende in het licht van het feit dat de uithuisgeplaatste recht heeft op kosteloze rechtsbijstand door een advocaat (op het griffierecht na) en in het licht van het feit dat het huisverbod maar voor een korte periodewordt opgelegd (10 dagen). Een schending van (Europese) rechten door het opleggen van een huisverbod lijkt mij niet aan de orde. Omdat het om crisissistuaties gaat – een situatie waarbij (een ernstig vermoeden bestaat dat) de aanwezigheid van de uithuisgeplaatste in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven – , behoort naar mijn mening in dit soort zaken bij de vraag of al dan niet een huisverbod wordt opgelegd de volle aandacht te krijgen het meewegen van de rechten van de huisgenoten om gevrijwaard te blijven van huiselijk geweld.



Juist omdat bij huiselijk geweld snel de knoop dient te worden doorgehakt over de vraag of het mogelijk, en zo ja verstandig, is om een tijdelijk huisverbod op te leggen, is door de wetgever naar mijn mening in de Wet Tijdelijk Huisgebod in redelijkheid gekozen voor het opleggen van het huisverbod door de burgemeester (die kan mandateren aan de hulpofficier van justitie) en door een toetsing door de onafhankelijke en toegankelijke bestuursrechter op korte termijn achteraf. Daar is niets mis mee.



U noemt in uw artikel een evaluatieonderzoek. Ik weet niet op welk onderzoek u doelt. Indien uit het (voorlopige) evaluatieonderzoek waarover u beschikt, zou volgen dat maar in 2 procent van de gevallen rechtsmiddelen tegen het huisverbod worden aangewend, dan stemt mij dat positief!



Dat betekent dan immers - althans wijst er naar mijn mening in het licht van de mogelijkheid tot kosteloze rechtsbijstand door een advocaat sterk op -, dat verreweg de meeste uithuisgeplaatsten het huisverbod (achteraf) zelf ook een goed idee vinden en/of niet willen bestrijden dat het huisverbod (juridisch gezien) door de beugel kan.



Ik breng verder onder uw aandacht een recente uitsrpaak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 september 2011 (LJN BT2177). De Afdeling oordeelt in die zaak – in navolging van een utispraak van de Afdeling van 21 juli 2010 met nr. 200910314/1/H3 -, dat de bestuursrechter in eerste aanleg in het bijzonder gedurende de eerste tien dagen dat het huisverbod geldt prudent om dient te gaan met het aanwenden van zijn bevoegdheid om dat verbod op te heffen. De Afdeling overweegt daabij ook, ik citeer:



"Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2 van de Wth blijkt dat de periode van tien dagen ertoe dient om de veiligheid van andere personen waarmee de uithuisgeplaatste het huishouden deelt te beschermen. Daarnaast biedt deze periode de hulpverlening de mogelijkheid om contact op te nemen met het slachtoffer en de uithuisgeplaatste om te bekijken of hulpverlening een bijdrage kan leveren aan beëindiging van het huiselijk geweld (Kamerstukken II 2005/06, 30 657, nr. 3, blz. 19). Gelet hierop dient de burgemeester gedurende de periode van tien dagen die het huisverbod in beginsel duurt de gelegenheid te krijgen om de noodzakelijke hulpverlening te doen aanvangen en kunnen alleen bijzondere feiten of omstandigheden rechtvaardigen dat de rechter het huisverbod opheft voordat deze periode is verstreken"



Uit deze lijn van de Afdeling volgt dat de rechter gedurende de periode dat het huisverbod loopt niet te snel op de stoel van de burgemeester, die belast is met de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod, mag gaan zitten.



Ten slotte wil ik graag het volgende aan u kwijt.

Na nauwgezette bestudering van de tot dusverre in de databanken gepubliceerde uitspraken over de Wet tijdelijk huisverbod - ik treed namelijk als advocaat op voor gemeenten in zaken met betrekking tot de Wet tijdelijk huisverbod - , rijst bij mij de conclusie dat de lagere bestuursrechters tot dusverre in verreweg de meeste aan hen voorgelegde zaken van oordeel zijn dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod heeft opgelegd en dat het besluit op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit de gepubliceerde rechtspraak kan ik zeker niet opmaken dat ongeveer 1/3 deel gegrond zou zijn verklaard omdat niet in redelijkheid tot oplegging van het huisvebod had mogen worden overgegaan. Mijns inziens geen reden voor “hoongelach” dus.



Met vriendelijke groet,



Juliëtte Pinners

(www.Nysingh.nl)























Advertentie