bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Wetsvoorstel bestuursrecht in hoger beroep ingetrokken

Wetsvoorstel bestuursrecht in hoger beroep ingetrokken. Amendementen werden door het kabinet met klem ontraden en stuitte op zwaarwegende bezwaren.

12 december 2016

AfbeeldingMr. M.P.W. (Martijn) Steuten

Het huidige kabinet was van plan om de bestuursrechtspraak in hoogste instantie flink op de schop te nemen. De Raad van State zou gesplitst worden in een rechtsprekend deel en een adviserend deel, waarna het rechtsprekende gedeelte samengevoegd zou worden met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

Wetsvoorstel bestuursrecht in hoger beroep

Zo was het plan althans. Uiteindelijk werd in het Wetsvoorstel bestuursrecht in hoger beroep de keuze gemaakt om de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op te heffen. De zaken van de Centrale Raad van Beroep zouden verdeeld worden over de vier gerechtshoven. Het idee was dat wat de hoven konden op het vlak van belastingrecht, zij ook zouden kunnen voor sociale zekerheidszaken en ambtenarenzaken.
Op 6 oktober 2016 werd het wetsvoorstel behandeld in de Tweede Kamer. Voorafgaand aan en tijdens de behandeling werd een aantal amendementen ingediend, die onder andere betrekking hadden op de voorgenomen opheffing van de Centrale Raad van Beroep.

De strekking van die amendementen was om de behandeling van zaken die nu bij de Centrale Raad van Beroep terecht komen niet te verdelen over de diverse gerechtshoven, maar om een nieuw gerechtshof op te richten. De aanvaarding ervan, en een amendement dat betrekking had op de Raad van State, is uiteindelijk reden geweest voor het kabinet om het Wetsvoorstel organisatie hoogste bestuursrechtspraak in te trekken. In zijn (korte) briefje van 16 november 2016 schrijft minister Plasterk aan de Tweede Kamer dat de aanname van enkele amendementen die door het kabinet met klem werden ontraden, bij het kabinet op dusdanig zwaarwegende bezwaren stuitte dat het kabinet er de voorkeur aan geeft het wetsvoorstel in te trekken.   Normalisering ambtenarenrecht Dit betekent dat de Centrale Raad van Beroep vooralsnog blijft bestaan als hoogste rechter in ambtenarenzaken. Misschien heeft het kabinet bij de keuze om het wetsvoorstel in te trekken meegewogen dat via de band van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren toch veel werk zal wegvloeien van de Centrale Raad van Beroep. Immers, zodra de op 8 november 2016 door de Eerste Kamer aanvaarde Wet normalisering rechtspositie ambtenaren van kracht is geworden, komen de meeste ambtenaren (en overheidswerkgevers!) met hun arbeidsrechtelijke geschillen toch terecht bij de civiele rechter. In eerste aanleg bij de sector kanton, en in hoger beroep bij een van de vier gerechtshoven. Als hoogste instantie geldt dan de Hoge Raad.
Niet alle ambtenarenzaken zullen in de toekomst door de civiele rechter behandeld worden. Medewerkers van defensie, de politie en de rechterlijke macht blijven, na gemaakt bezwaar, met hun geschillen terecht komen bij de sector bestuursrecht en in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.