Sturingsinformatie sociaal domein vaak onvoldoende
Het monitoren van resultaten van de Jeugdwet, Participatiewet en de Wmo levert niet altijd voldoende sturingsinformatie op. Dat stellen ambtenaren werkzaam in het sociaal domein. Dat blijkt uit onderzoek dat in opdracht van Binnenlands Bestuur is uitgevoerd door I&O Research.
Het monitoren van resultaten van de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet levert niet altijd voldoende sturingsinformatie op. Dat stellen ambtenaren werkzaam in het sociaal domein. Dat is met name bij de Jeugdwet het geval. Bijna de helft van de ambtenaren die in het sociaal domein werkzaam zijn, vindt de (sturings)informatie die ‘jeugdmonitoren’ opleveren onvoldoende; een toename ten opzichte van drie jaar geleden. Dat blijkt uit onderzoek dat in opdracht van Binnenlands Bestuur is uitgevoerd door I&O Research.
Afhankelijk
Ambtenaren geven aan dat gemeenten meer tijd nodig hebben om de monitoring goed in te richten. Dit komt onder meer door gebrek aan capaciteit, expertise en/of systemen die niet op orde zijn. Ook geven ambtenaren aan voor sommige resultaten afhankelijk te zijn van externe organisaties. Informatie is daardoor vaak niet actueel en/of onvolledig. ‘We laten de cliënt los na de indicatie, en de zorgaanbieder neemt het daarna volledig over. We zouden op zijn minst af en toe in gesprek kunnen om bijvoorbeeld te vragen waarom een bepaalde groep cliënten zo lang in zorg moet zitten, of waarom een bepaalde groep cliënten niet groeit in hun zelfredzaamheid. Dat levert kennis op’, aldus een van de ambtenaren.
Voorspellend karakter
Ook blijkt dat de verzamelde gegevens niet altijd makkelijk zijn te duiden. Het formuleren (en monitoren) van meetbare doelen is lastig, zo geven ambtenaren aan. ‘Het is niet altijd even makkelijk om goede doelen te stellen. Doelen die goed te volgen zijn’, stelt een van hen. ‘We hebben goed zicht op de ontwikkelingen, maar nog onvoldoende op de achterliggende/verklarende factoren om te kunnen ingrijpen op de juiste dingen’, aldus een ander. ‘Het voorspellend karakter is nog steeds niet voldoende.’ ‘Cijfers zijn niet altijd eenduidig en/of met elkaar te vergelijken’, stelt een andere ambtenaar.
Datagestuurd werken
Desondanks geeft een meerderheid van de ambtenaren aan inmiddels (redelijk) zicht te hebben op de realisatie van ambities. Dat percentage ligt bij de Wmo wel hoger dan bij de Jeugd- en Participatiewet. Cliëntervaringsonderzoeken worden bij de jeugdhulp en Wmo het vaakst ingezet om resultaten van beleid te monitoren. Veel gemeenten hebben ook een eigen monitor ontwikkeld. De monitorresultaten worden met name gebruikt om gemeenteraad en college te informeren, en in iets mindere mate voor het bijstellen van het beleid. ‘Datagestuurd werken kan alleen als we over actuele informatie beschikken. Het blijft moeilijk om deze tijdig boven tafel te krijgen. Ook is benchmarken vaak lastig omdat elke gemeente het toch net weer anders doet. Ook is het moeilijk om te weten of de inzet in het voorliggend veld bijdraagt aan het verminderen van maatwerk’, geeft een van de ambtenaren aan.
Standaard monitor
Veel gemeenten zijn op zoek naar een geschikte monitor om de effectiviteit van het beleid in kaart te kunnen brengen, zo blijkt verder uit het onderzoek. Iets meer dan de helft van de ambtenaren zouden de komst van een standaard monitor voor gemeenten toejuichen. De helft daarvan zou graag zien dat de VNG die ontwikkelt. Een kwart is er voorstander van om een standaard monitor door een onafhankelijk bureau te laten ontwikkelen.
Worstelen
‘Het is duidelijk dat gemeenten worstelen met monitoring’, aldus Lisa Nannes, onderzoeker bij I&O Research. ‘Ze zijn volop bezig met meten, maar zijn vaak afhankelijk van derden, zoals huisartsen of zorgverleners. Ze krijgen pas heel laat gegevens, waar ze vervolgens niet meer zo veel kunnen doen. Ze kunnen niet kort op de bal zitten. Vooral bij de jeugdzorg houdt het zicht op zodra de jongere in behandeling van een jeugdzorgaanbieder is.’
Bron: I&O Research
Verantwoording onderzoek
Aan het onderzoek hebben ruim 500 ambtenaren en wethouders meegewerkt, waaronder 320 ambtenaren die in het sociaal domein werkzaam zijn. Daarnaast is een vragenlijst in het I&O Research Panel uitgezet. Vanuit dit panel hebben bijna 2.000 burgers de online vragenlijst ingevuld. Het onderzoek is tussen half en eind oktober uitgevoerd.
Lees meer over het onderzoek in Binnenlands Bestuur nr. 22 van deze week (inlog)
Reacties: 4
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
1. De activiteiten in het sociaal domein kunnen het beste zoveel mogelijk worden uitgevoerd door de bestuurlijke schaal, die het dichtst bij de burgers opereert, i.c. de gemeente. Uiteraard wel vanuit het principe: wat decentraal kan, moet decentraal en wat centraal moet, moet centraal.
2. Vanuit -sommige- ambtelijke gemeentelijke beleidsmakers is ruim voorafgaande aan de inwerkingtreding van de 3 D-wetgeving, ook in dit blad, voldoende gewaarschuwd dat er veel meer aandacht zou moeten worden besteed aan het formuleren van een uniforme administratie voor zorgonderdelen. Daar is -zoals bijna gebruikelijk- met name door het Rijk onvoldoende naar geluisterd en aandacht besteed. Het onvoldoende achterwege blijven van landelijk uniforme gegevens verzameling bemoeilijkt goede en snelle evaluatie.