Advertentie
sociaal / Nieuws

Praktijkondersteuners jeugd leveren geen zorgwinst op

De inzet van wijkteams en praktijkondersteuners jeugd bij huisartsen levert nog geen verschuiving van (dure) tweedelijns jeugdzorg naar (goedkopere) lichte hulp dicht bij huis. Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) dat vandaag is verschenen.

10 december 2020
pijlen.jpg

De inzet van wijkteams en praktijkondersteuners jeugd bij huisartsen leidt nog niet tot een verschuiving van (dure) tweedelijns jeugdzorg naar (goedkopere) lichte hulp dicht bij huis. Die verschuiving van zware naar lichte hulp was wel de bedoeling van de decentralisatie van de jeugdzorg.   

Lichte jeugdhulp

Dat blijkt uit het onderzoek ‘Wijkteams en praktijkondersteuners in de jeugdzorg’ van het Centraal Planbureau (CPB) dat vandaag is verschenen. 64 procent van de gemeenten werkt met sociale wijkteams die zelf lichte jeugdhulp verlenen. Iets meer dan de helft van de gemeenten (54 procent) financiert praktijkondersteuners bij de huisarts (poh), zo blijkt uit een onderzoek van het CPB onder 221 gemeenten. De resultaten daarvan zijn gekoppeld aan CBS-data over gebruik van jeugdzorg over de periode 2011-2018.

 

Geen verschil

Er is geen verschil te zien in het gebruik van tweedelijnshulp tussen gemeenten met hulpverlenende wijkteams en poh’s en gemeenten zonder, concludeert het CPB. In 2018 was het aantal kinderen met tweedelijnshulp gemiddeld genomen zeven procent hoger dan in 2013. ‘Een aantal gemeenten geeft aan dat de capaciteit van de wijkteams nog niet ten volle wordt benut voor hulpverlening. Vanwege onder meer wachtlijsten voor wijkteams en bureaucratie worden jongeren dan toch vaak naar de tweedelijnszorg doorverwezen’, vertelt wetenschappelijk medewerker Remco van Eijkel van het CPB. Wel stijgt het aantal jongeren met tweedelijnszorg minder sterk in gemeenten met veel wijkteamhulp in vergelijking met gemeenten met weinig of geen wijkteamhulp, zo blijkt uit het onderzoek.

 

Netto-effect nul

Dergelijke ‘lichtpuntjes’ zijn niet te vinden in het onderzoek naar de praktijkondersteuners. Financiering daarvan heeft niet geleid tot een significante verandering in het jeugdzorggebruik, stelt het CPB na onderzoek. ‘We verwachtten effect te vinden; deze uitkomst heeft ons ook verbaasd’, aldus Van Eijkel. ‘Veel gemeenten zitten nog in de opstartfase en hebben het instrument praktijkondersteuners nog niet breed uitgerold’, noemt hij als mogelijke verklaring voor het (vooralsnog) uitblijven van effect. Als er een huisartsenondersteuner is op vijftien huisartsenpraktijken, zet dat niet echt zoden aan de dijk. Een andere mogelijke verklaring kan zijn dat de poh’s een aanzuigende werking hebben. ‘Er komen, vanwege de aanwezigheid van praktijkondersteuners, meer jongeren met een hulpvraag bij de huisarts. Die worden mogelijk niet allemaal naar de tweedelijnszorg doorverwezen, maar als de praktijkondersteuner zelf lichte hulp biedt, is het netto-effect nul.’      

 

Kostenbesparing

Een aantal gemeenten geeft op basis van eigen evaluatie aan dat de financiering van poh’s wel tot kostenbesparingen hebben geleid. Zo geeft de gemeente Roermond aan dat het aantal verwijzingen is afgenomen en de diversiteit van de verwijzingen is toegenomen. ‘Kinderen worden nu niet alleen doorverwezen naar de specialistische ggz, maar bijvoorbeeld ook naar de Jeugd en Opvoedhulp. Bovendien zijn ouders tevreden met de kundige hulp via de huisarts’, tekent het CPB in haar rapport op.

 

Niet hét middel

Het CPB concludeert al met al dat de inzet van laagdrempelige ondersteuning via wijkteams of praktijkondersteuners niet hét middel is om het gebruik van jeugdzorg in de tweede lijn terug te dringen. Het is daarmee evenmin hét middel om de kosten in de jeugdzorg te beteugelen. Wijkteams en poh’s kosten gemeenten immers ook geld. Via de inkoop van zorg en bekostiging van aanbieders kan mogelijk beter grip worden verkregen op de financiën. Het effect hiervan heeft het CPB niet onderzocht.

 

Tijd nodig

Het CPB spreekt echter ook niet van een mislukking. Het advies aan gemeenten is dan ook niet om ermee te stoppen, stelt Van Eijkel. ‘Het hangt onder meer af van de beleidswensen van gemeenten.’ Uit ander onderzoek komt onder meer naar voren dat de kwaliteit van de doorverwijzing door praktijkondersteuners is verbeterd. ‘Dat bevordert het welzijn van de jongeren.’ Ook heeft het tijd nodig voordat de instrumenten effect hebben. De laagdrempelige toegang kan er daarnaast voor zorgen dat jongeren worden geholpen die anders buiten beeld zouden blijven. ‘Dit zou zich uiteindelijk kunnen uitbetalen in bijvoorbeeld betere schoolprestaties en minder jeugdcriminaliteit’, aldus het CPB.

 

Geen verschuiving

De decentralisatie jeugdzorg in 2015 is gepaard gegaan met een budgetkorting van 12,5 procent van het macrobudget; 450 miljoen euro per jaar. De verwachting was dat gemeenten eerder jongeren konden bereiken, zodat ze met lichte hulp geholpen zou kunnen worden en het aantal verwijzingen naar (dure) gespecialiseerde tweedelijns zorg zou dalen. ‘Vooralsnog heeft deze verwachte verschuiving zich niet gemanifesteerd’, concludeert het CPB. Dit komt ook door ontwikkelingen die al voor de decentralisatie in 2015 zijn begonnen. Afwijkend jeugdig gedrag wordt sneller geproblematiseerd en gemedicaliseerd. Maar ook prestatiedruk en verwijzingen door bijvoorbeeld huis- en jeugdartsen en Gecertificeerde Instellingen (GI’s) zijn factoren die gemeenten niet in de hand hebben. Via de hulpverlenende wijkteams en de inzet van praktijkondersteuners proberen gemeenten het tij te keren. Dat levert vooralsnog dus niet veel ‘winst’ op; niet op financieel gebied en niet op het gebied van zorggebruik, zo blijkt uit het CPB-onderzoek. 

 

Twijfels

Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) stelde in een vorige maand verschenen rapport dat er nog geen sprake is van een verschuiving van zware naar lichte hulp. Onder meer daardoor heeft het SCP grote twijfels of de beoogde besparingen op met name de jeugdzorg en de Wmo wel kunnen worden gerealiseerd.

Reacties: 4

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Leroy Henzen / Beleidsadviseur Sociaal Domein / Projectleider Beschermd Thuis
Transformatie kost tijd. Goed dat het CBP niet spreekt over een mislukking en oproept tot doorgaan met de inzet van praktijkondersteuners en wijkteams.
Paul Klaver / bestuurder
Er moet snel en gecoördineerd een aantal voorzieningen worden aangeboden. Te laat en te weinig betekent dat de kosten later veel hoger zijn. Het gaat om het maken van de juiste diagnose en het beschikbaar stellen van de juiste behandeling (DBC). POH is slechts 1 onderdeel ervan en er moet een gecoördineerde aanpak komen waarbij jongeren door een mentor op de lange termijn worden begeleid.
Winnie Prins / Wethouder
Bijzonder dit artikel, want de voorzitter van onze huisartsengroep is wel van mening dat een poh jeugd zoden aan de dijk zet. “ Het voorkomt dat ik verwijs naar duurdere vormen van zorg”
Caspar / Adviseur
Bijzonder dit artikel, want in de afgelopen periode werden in Binnenlands Bestuur artikelen geplaatst over de gemeenten Kampen en Pijnacker-Nootdorp waarin juist naar voren kwam dat er wel sprake was van 'winst'.
Advertentie