Minister De Jonge moet handhaven

Minister De Jonge van VWS moet gemeenten dwingen reële tarieven voor de huishoudelijke hulp te betalen. Veel gemeenten doen dat, in tegenstelling tot wat De Jonge stelt, helemaal niet. Dat stelt vakbond CNV Zorg en Welzijn.

Handhaven

De groep gemeenten die niet de afgesproken tarieven hanteert is veel groter dan de groep die zich wel aan reële tarieven houdt. ‘Daar worden de hulpen in de huishouding de dupe van. Zij ontvangen minder dan het in de cao afgesproken loon. Of de kans is groot dat de organisatie waarvoor zij werken het niet redt, waardoor zij hun baan verliezen’, zo stelt CNV Zorg en Welzijn. De vakbond  vindt dat de minister actief moet handhaven, en gemeenten moet dwingen cao-conforme tarieven te betalen.

Voorbarig

De Jonge stelde deze week in antwoord op Kamervragen dat de meeste gemeenten zich aan de afspraak houden om reële prijzen voor huishoudelijke ondersteuning te betalen. Door de zogeheten regiegroep monitoring zijn dertien signalen onderzocht, die betrekking hadden op 27 gemeenten, zo meldde de minister. In die monitorgroep zitten werknemers- en werkgeversorganisaties, VWS en gemeentekoepel VNG. Ook CNV Zorg en Welzijn. ‘Wij zijn nog lang niet klaar met ons werk. Het is daarom op zijn zachtst gezegd nogal voorbarig van minister De Jonge om te zeggen dat het meevalt en dat bijna alle gemeenten reële tarieven hanteren’, stelt cao-onderhandelaar Aaldert Mellema.

Ingewikkeld

‘De monitorgroep heeft nog lang niet  alle meldingen kunnen verwerken. De procedure waar we mee te maken hebben is lang en ingewikkeld. Pas als alle meldingen verwerkt zijn, kan de minister zijn conclusie trekken. En zelfs als de meeste gemeenten een reëel tarief betalen, is dat nog niet genoeg. Alle gemeenten in Nederland moeten een eerlijk tarief betalen voor een hulp in de huishouding’, aldus Mellema.

Onderzoeksbevindingen

Brancheorganisatie BTN stelde eind mei dat 178 gemeenten te weinig voor huishoudelijke hulp betalen. ‘De stelling van BTN strookt niet met het beeld dat ik heb op basis van de onderzoeksbevindingen van de regiegroep monitoring reële prijs’, aldus De Jonge in zijn antwoord op Kamervragen.