Advertentie
sociaal / Nieuws

Koolmees: lat bij inburgering gaat omhoog

Vanaf 2020 moeten gemeenten statushouders sneller begeleiden naar werk. Mede met behulp van Persoonlijke Inburgeringsplannen (PIP’s), die gemeenten samen met de nieuwkomers gaan opstellen. Ér is meer diversiteit en maatwerk nodig, stelt minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (D66).

14 november 2018
Wouter-Koolmees.1.JPG

Vanaf 2020 moeten gemeenten statushouders sneller begeleiden naar werk. Mede met behulp van Persoonlijke Inburgeringsplannen (PIP’s), die gemeenten samen met de nieuwkomers gaan opstellen. Ér is meer diversiteit en maatwerk nodig, stelt minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (D66).

Hij spoorde gemeenten in een brief onlangs aan om volop gebruik te maken van alle beschikbare ruimte in de voorbereiding van het nieuwe inburgeringsstelsel. Op die manier moeten gemeenten alvast kennis en ervaring opdoen voor het nieuwe stelsel, zodat er sprake is van zo min mogelijk overgangsproblematiek. Koolmees sprak kort met Binnenlands Bestuur over de mogelijkheden voor gemeenten, de opgaven en de kaders van de komende stelselwijziging.

U geeft in uw brief aan de Tweede Kamer aan dat verschillende gemeenten en regio’s al goed gebruikmaken van de aanwezige ruimte. Op welke ruimte doelt u, en welke voorbeelden vindt u inspirerend voor andere gemeenten en regio’s?

Koolmees: ‘Met die ruimte doelde ik in de eerste plaats op de budgetten die gemeenten beschikbaar hebben voor de maatschappelijke begeleiding en de Participatiewet. In 2016 is er voor die budgetten extra geld uitgetrokken vanwege de hoge instroom van vluchtelingen in ons land. Gemeenten die daar creatief mee omgaan en snel een begin weten te maken met de koppeling van taal en werk zijn bijvoorbeeld Leiden, Schiedam, Amsterdam en Utrecht. Daar leren nieuwkomers de taal relatief snel en op de werkvloer. Dat soort duale trajecten vind ik bemoedigende voorbeelden. Het koppelen van arbeidstoeleiding met een gepast taalaanbod zal makkelijker worden met de nieuwe wetgeving en de afschaffing van het leenstelsel.’

Er bestaat de vrees dat gemeenten vooral op een lage prijs gaan inkopen en niet op kwaliteit.
‘Ik heb er vertrouwen in dat die inkoop voldoende kwaliteitsgericht zal zijn. Per slot van rekening hebben gemeenten er belang bij als er kwaliteit wordt geleverd doordat dan de uitkeringslasten kunnen dalen. Naast die prikkel hanteren wij als rijksoverheid een dubbel filter. De taalaanbieders moeten een keurmerk hebben en het rijk gaat van gemeenten eisen dat zij op kwaliteit inkopen. Een ander criterium wordt dat gemeenten cursussen op diverse niveaus inkopen. Er zijn per slot van rekening ook grote verschillen tussen inburgeraars.’


In het veld klinken zorgen over de beschikbare budgetten. Gemeenten moeten weer meer doen met minder.

‘Natuurlijk wordt er voldoende budget beschikbaar gesteld. In de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staat dat er komend jaar 50 miljoen euro en daarna 70 miljoen euro structureel wordt uitgetrokken om de hogere taaleisen financieel mogelijk te maken. Het budget dat nu naar het leenstelsel voor de taallessen gaat, verhuizen we naar de gemeenten.’

Is een hoger budget bespreekbaar, en zo ja, wanneer is daar meer duidelijkheid over?

‘De budgetten staan in het regeerakkoord en de begroting. Als je het niet erg vindt, onderhandel ik liever niet met de gemeenten via Binnenlands Bestuur. Er is het budget voor de maatschappelijke begeleiding, het participatiebudget en de extra 70 miljoen met de middelen van het oude leenstelsel. Dat moet genoeg zijn voor kwaliteit en maatwerk. Uiteindelijk zal er, als mensen sneller gaan inburgeren, een win-winsituatie voor gemeenten ontstaan omdat ze minder kwijt zijn aan uitkeringen.’

Ook bestaat de zorg dat gemeenten onvoldoende geëquipeerd zijn voor de extra opgaven, zoals de intake en het opstellen van de PIP’s. Op wiens bord ligt de kennisbevordering en stelt het rijk hier extra middelen voor beschikbaar?

‘U stelt wel veel vragen over geld. Wat wij met veel betrokken partijen zoals Vluchtelingenwerk, VNG en COA hebben gedaan, is het ontwikkelen van een instrumentarium. De brede intake wordt verricht door de gemeenten, met behulp van het COA , waarna mensen met een verblijfstatus worden begeleid door de gemeenten. Natuurlijk zit er bij de gemeenten wel een verschil tussen de ervaring die zij in huis hebben en de opgave die zij krijgen. In het totale stelsel moet natuurlijk geld zijn om dat te overbruggen. Daar wil ik wel tegenover stellen dat er veel voorbeelden zijn van gemeenten die het al goed doen en het voor elkaar boksen.’

Een statushouder zou in de ene gemeente hypothetisch meer en betere hulp kunnen krijgen dan in een andere. Wat is de ondergrens en hoe wilt u die bewaken?

‘In feite ligt het inburgeringsbeleid verspreid over meerdere overheidslagen. Er is een rijksverantwoordelijkheid voor de Inburgeringswet, taaleisen en de kennismaking met de Nederlandse maatschappij. Dat moet een kwaliteitswaarborg zijn en blijft dus zo. Toeleiding naar de arbeidsmarkt en de uitvoering van de PIP’s hebben juist relevantie op lokaal niveau. Daar zal meer diversiteit en maatwerk ook nodig zijn. Elke arbeidsmarkt en gemeente is namelijk anders. De combinatie van rijks- en gemeentelijke verantwoordelijkheid moet al te grote verschillen in ieder geval voorkomen.’

Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen concludeerde in zijn rapport ‘Een valse start’ dat de overheid zich dikwijls vooral eisend en niet faciliterend opstelt naar inburgeraars. Vindt u dat het nieuwe beleid tegemoet komt aan die kritiek?

‘De plannen zijn volgens mij helemaal in lijn met dat rapport. Inburgering is natuurlijk niet vrijblijvend. De lat komt hoger te liggen. Die gaat van niveau A2 naar B1 omdat we uit evaluerend onderzoek weten dat taalbeheersing erg belangrijk is voor een baan. Wij weten ook dat niet iedereen dat de eerste keer kan halen. Voor een analfabeet die een burgeroorlog is ontvlucht is dat bijvoorbeeld erg moeilijk op korte termijn. Daar is dus maatwerk voor nodig. Wel gaan we meer ondersteuning bieden. Er is vroeger te makkelijk gedacht in de trant van ‘men regelt het zelf wel, vraagt een lening aan en zoekt een taalcursus.’ Maar dat gebeurt dus niet. Dat beleid was maatschappelijk én economisch onverantwoord en bovendien niet sociaal. De ombudsman ondersteunt de stappen die wij gaan zetten van harte. Wij gaan in overleg met experts en het eerste half jaar zullen wij met Vluchtelingenwerk Nederland, het COA en gemeenten op zoek gaan naar de bottleneck en hoe we daaraan aanpassingen doen. Wij gaan het beleid verder uitwerken met diezelfde stakeholders. Het wordt, wat dat betreft, geen tekentafelbeleid.'

Reacties: 4

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Janet Huisman Mudibo / Leerkracht
Wederom mis ik de differentiatie. Buitenlandse partners volgen op dit moment hetzelfde traject. In principe hoeven ze niet te werken. Ze hoorden financieel volledig hun eigen broek op. Het is een vrije keuze oM te werken. Mijn man is naast zijn 40 uurs baan beeldend kunstenaar. Hij volgt op de maandag avond Nederlandse les. Hij heeft eigenlijk geen tijd voor al die verplichte examens. Maar tdie je ze niet binnen drie jaar dan krijgt hij forse boetes. Ik heb hier persoonlijk moeite mee. Ik heb de notitie van minister Koolmees aan de kamer aandachtig doorgelezen . Ik las dat het einddoel een betaalde baan is. Wie kan mij uitleggen waarom mijn man dan toch dit wurgtraject moet volgen? In mijn beleving is hij toch aardig ingeburgerd...
H. Wiersma / gepens.
Oké, maar hoe zit het met Koolmees zijn eigen latten? Bijv. met de pensioenen en het arbeidsrecht? Er komt weinig van de grond bij Sociale Zaken..
Petra
Ik lees wel iets over 'de lat hoger leggen' maar ik lees niets over toepassen van sancties op de nieuwkomers als men niet voldoet aan de regels.



Daarnaast is er een aantal gemeenten dat helemaal niet van plan is om afgesproken sancties toe te passen of mensen terug te sturen naar hun thuisland als ze zich niet voegen.
E.Doeve / jurid. beleid. medew ro
Even ongenuanceerd Ik heb een Nederlands paspoort en nergens in de wet staat dat de mens, burger, onderdaan, et cetera verplicht is om te werken. Pollens, wat nu?.
Advertentie