Advertentie
sociaal / Nieuws

Den Haag krijgt grip op Wmo-uitgaven

Om (meer) grip te krijgen op de besteding van Wmo-gelden, zet de stad de zogeheten GAS-methodiek in: goal attainment scaling. De eerste metingen worden voorzichtig geanalyseerd.

07 maart 2019

Wordt de 75 miljoen euro die Den Haag jaarlijks aan Wmo-maatwerkvoorzieningen uitgeeft goed besteed? Om een antwoord op die vraag te kunnen geven, zet de stad de zogeheten GAS-methodiek in: goal attainment scaling. De eerste metingen worden voorzichtig geanalyseerd.

Ingewikkeld

Net zoals veel gemeenten wil ook Den Haag weten of de miljoenen euro’s die aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) worden uitgegeven, ook goed worden besteed.  ‘Het meten van effecten in het sociaal domein is echter ingewikkeld’, vertelt Wim Bijl, projectleider introductie GAS-meting vanuit het Haagse stadhuis. De keuze om dit in kaart te brengen, viel op de GAS-methodiek.

 

Onvergelijkbaar-vergelijkbaar

‘Die GAS-methodiek is een instrument om hele onvergelijkbare resultaten toch op een vergelijkbare manier te meten. Bij de een is dat zorgen dat die klant thuis kan blijven wonen, bij de ander het uitbouwen van zijn netwerk en bij weer een ander is dat begeleiding naar werk’, licht Mirjam Swarte toe, manager resultaat- en risicosturing van de gemeente Den Haag. ‘In de Wmo zitten zo veel verschillende type klanten; van GGZ-cliënten, ouderen tot mensen met lichamelijke of verstandelijke beperkingen. De kunst is, over al die doelgroepen heen, op een uniforme manier het resultaat van de ondersteuning te meten’, vult Bijl aan.


Vijfpuntsschaal

Bij de GAS-methodiek wordt op een vijfpuntsschaal in kaart gebracht of het vooraf vastgelegde doel ook is behaald. Die schaal loopt van min één (achteruitgang ten opzichte van de start) tot plus drie waarmee wordt aangegeven dat meer dan het resultaat is behaald. ‘We meten of de lijn die werd verwacht, gehaald is’, aldus Bijl. ‘Het is een internationaal ontwikkelde methodiek die in de Wmo nog niet zo veel wordt toegepast.’

 

Draagvlak

Met de keuze voor de methodiek, was Den Haag er nog lang niet. Vragen als wat het juiste toetsmoment zou zijn, op welk niveau de resultaten gemeten moesten worden (klant of concrete doelen) en op welke manier de registratie zou plaatsvinden, moesten worden beantwoord. Daarvoor schakelde de gemeente de aanbieders in. Niet alleen voor de kennis en kunde, maar ook voor het creëren van draagvlak. Zes aanbieders melden zich, waarmee een werkgroep werd geformeerd die in het begin eens per maand bijeenkwam.

Toetsmoment

Als toetsmoment is het einde van de indicatie gekozen, die voor doorgaans een of twee jaar wordt afgegeven. In gezamenlijkheid werd besloten dat de toets via een ‘driegesprek’ zou worden georganiseerd. Klant, Wmo-consulent en de aanbieder gaan samen om tafel zitten en lopen per vooraf vastgelegd resultaat af in hoeverre dit is gerealiseerd. De scores die tijdens dat driegesprek worden bepaald, worden door de aanbieder in een speciaal ontwikkelde portal geladen. De gemeente voert daar vooraf per cliënt de beschikking in én de resultaten die moeten worden behaald.

Passende indicaties

Hoewel nog niet alles loopt zoals gehoopt en gepland, zijn aanbieders ook positief. Zij geven onder meer aan dat de GAS-gesprekken zinvolle gesprekken zijn die over de inhoud gaan. Daardoor worden meer passende indicaties afgegeven. Ook is er minder gesteggel over welke resultaten behaald moeten worden. Bijl en Swarte stellen dat ze ook van Wmo-consulenten terug horen dat de GAS-meting een zeer bruikbaar handvat is om het gesprek met de klant en aanbieder te voeren. De meerwaarde voor de gemeente zit er ‘m tot nu toe in dat ‘het goede inhoudelijke gesprek wordt gevoerd’, stelt Swarte. ‘Tot nu toe hadden we het vooral over aantallen klanten en geld, maar niet over waar het eigenlijk over moet gaan: wordt de klant er beter van.’

Lees het hele artikel in Binnenlands Bestuur nr. 5 van deze week (inlog).

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie