Advertentie
sociaal / Nieuws

Burger minder positief over '3D' dan ambtenaar

Gemeenten staan nog steeds achter het principe van de decentralisaties jeugd, maatschappelijke ondersteuning en (arbeids)participatie. Burgers zijn minder tevreden. Dat blijkt uit onderzoek dat in opdracht van Binnenlands Bestuur is uitgevoerd door I&O Research.

21 november 2019

Gemeenten staan nog steeds vierkant achter het principe van de decentralisaties jeugd, maatschappelijke ondersteuning en (arbeids)participatie. Het wordt ze door ‘Den Haag’ echter niet makkelijk gemaakt. Jeugdzorg is het grootste zorgenkindje. Burgers zijn minder tevreden. Dat blijkt uit onderzoek dat in opdracht van Binnenlands Bestuur is uitgevoerd door I&O Research.

Stijging

Bijna vijf jaar na de invoering van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet zijn steeds meer ambtenaren enthousiast over de decentralisaties. Driekwart van de ambtenaren werkzaam in het sociaal domein vindt de overheveling van taken op het gebied van jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en (arbeids)participatie een (overwegend) goede zaak. Een flinke stijging ten opzichte van eerdere jaren: in 2016 vond 66 procent van de ambtenaren sociaal dat en in 2015 59 procent. Het percentage dat het een slechte ontwikkeling vond, is teruglopen van 22 procent in 2015 naar 13 procent nu.

Negatieve gevolgen

Voor burgers heeft de decentralisatie jeugdzorg minder goed uitgepakt dan die van de Wmo en de Participatiewet, in de optiek van ambtenaren. Bijna een derde van de ambtenaren (32 procent) stelt dat de invoering van de Jeugdwet (grote) positieve gevolgen voor de inwoners heeft, maar dat was drie jaar geleden nog 39 procent. En 30 procent stelt dat de decentralisatie jeugd (grote) negatieve gevolgen heeft; een stijging van 9 procent ten opzichte van drie en vier jaar geleden. ‘De jeugdteams kunnen het werk niet aan’, aldus een respondent. ‘Er is een (te) krap budget beschikbaar om in een stabiele omgeving de juiste hulp aan betrokkenen te bieden’, stelt een ander.

Verslechtering

Burgers zijn over het algemeen minder positief over de decentralisaties dan ambtenaren, zo blijkt uit het I&O-onderzoek. Kijkend naar de Jeugdwet en de Wmo geeft respectievelijk 5 en 9 procent van de zorggebruikers aan dat de hulp en ondersteuning sinds 2015 verbeterd is. Een aanzienlijk deel ervaart de uitvoering van de taken als een verslechtering: 41 procent bij de Jeugdwet en 35 procent bij de Wmo. Die percentages liggen wel wat lager dan in 2016, toen bij zowel de Jeugdwet als de Wmo 46 procent aangaf dat de hulp verslechterd is sinds de gemeenten de taken op zich namen. Dertien procent van de zorggebruikers heeft alsnog een Wmo-maatwerkvoorziening aangevraagd nu er geen inkomensafhankelijk eigen bijdrage meer wordt geïnd, maar een standaardtarief van 17,50 euro per vier weken, zo blijkt uit het onderzoek. De vrees van gemeenten dat die wijziging – opgelegd door het kabinet – tot veel meer aanvragen zou leiden, is hiermee bewezen.     

Klachten

Opvallend is dat meer sociaal domein ambtenaren die werkzaam zijn bij gemeenten tot 50.000 inwoners, (grote) positieve gevolgen voor burgers ervaren door de decentralisaties jeugd en Wmo dan ambtenaren in grote(re) gemeenten. Een duidelijke verklaring daarvoor heeft I&O-onderzoeker Nannes niet. De meeste klachten binnen de Jeugdwet en Wmo gaan over de toegang tot zorg en de hoeveelheid toegekende zorg. Bij de jeugdzorg komen daarnaast ook veel klachten binnen over wachtlijsten en bij de Wmo over de uitvoering van de zorg en ondersteuning door aanbieders. Bij de Participatiewet komen vooral klachten over de toegang en de informatievoorziening binnen. De hoeveelheid klachten van burgers is volgens sociaal domein ambtenaren in vergelijking met drie jaar geleden bij zowel de Wmo als de Jeugd- en Participatiewet toegenomen.

Zorgenkindje

Jeugdzorg is veruit het grootste zorgenkindje binnen de decentralisaties. Niet alleen stellen meer ambtenaren dan drie jaar geleden dat de Jeugdwet (grote) negatieve gevolgen voor inwoners heeft. Ook de wachttijd voor jeugdhulp is met gemiddeld twaalf weken wachten langer dan bij de Wmo (negen weken). Ruim een op de tien jonge cliënten moet dertien weken of langer wachten voordat er een intake kan plaatsvinden en nog eens dertien weken of langer wachten totdat het hulpverleningstraject daadwerkelijk van start gaat; aanzienlijk langer dan bij de Wmo. Daarnaast verwacht maar liefst driekwart van de ambtenaren dat komend jaar de grootste knelpunten zich bij de jeugdzorg zullen voordoen. Bijna een op de vijf ambtenaren schat juist in dat de grootste knelpunten bij de Wmo zijn te verwachten. Bij de Participatiewet worden nauwelijks knelpunten verwacht. Budget, toename van het aantal cliënten, wachtlijsten en inkoop specialistische hulp worden als grootste knelpunten in de jeugdzorg aangemerkt. Bij de Wmo staat budget met stip op een, gevolgd door (de gevolgen van) het Wmo-abonnementstarief en de huishoudelijke hulp.

Bemoeienis

Een veelgehoord knelpunt is daarnaast de verregaande bemoeienis van het rijk en daarmee de inperking van de gemeentelijke beleidsvrijheid, die grote (financiële) gevolgen voor gemeenten hebben, zo blijkt uit gesprekken met ambtenaren en bestuurders. Als voorbeeld wordt onder meer de invoering van het Wmo-abonnementstarief genoemd. Ook de invoering van de AMvB reële prijs Wmo 2015 speelt gemeenten parten. ‘Het rijk verandert tijdens het spel de spelregels, zonder de daarbij behorende financiën’, aldus de Zwijndrechtse wethouder Tycho Jansen (armoede, financiën, ChristenUnie-SGP). ‘Geef ons beleidsvrijheid of meer geld.’

Versoberd

Het gedecentraliseerde beleid is de afgelopen jaren flink door gemeenten bijgesteld. Belangrijkste reden voor aanpassingen in het Wmo- en jeugdbeleid zijn de bezuinigingen die gemeenten hebben moeten doorvoeren. Het beleid is na de aanpassingen in veel gevallen versoberd. Ruim acht op de tien ambtenaren vinden dan ook dat het rijk de budgetten voor de jeugdzorg moet verhogen; dat percentage lag in 2016 op 64 procent. Ook voor de Wmo moet het kabinet met extra geld over de brug komen, vinden bijna zeven op de tien ambtenaren. Dat is fors meer dan drie jaar geleden; toen vond bijna vier op de tien extra rijksgeld nodig. Bijna de helft van de ambtenaren vindt ook dat het kabinet de beurs moet trekken voor de Participatiewet; evenveel als drie jaar geleden.


Afbeelding


Afbeelding

(Klik hier voor een vergroting)
(bron: I&O Research)



Verantwoording onderzoek

Aan het onderzoek hebben ruim 500 ambtenaren en wethouders meegewerkt. Daarnaast is een vragenlijst in het I&O Research Panel uitgezet. Vanuit dit panel hebben bijna 2.000 burgers de online vragenlijst ingevuld. Het onderzoek is tussen half en eind oktober uitgevoerd. In november heeft een aantal respondenten mondeling een toelichting gegeven.

Lees het hele artikel in Binnenlands Bestuur nr. 22 van deze week (inlog) en meer over het onderzoek op www.binnenlandsbestuur.nl.  

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

H. Wiersma / gepens.
Het probleem is vooral dat er vooraf bij de invoering van de 3D-wetgeving onvoldoende afstemming is geweest tussen het Rijk (rijksbeleid, wetgeving) en de Gemeenten (uitvoering). Hierdoor ontstaan af en toe in het uitvoeringscircuit lacunes en afstemmingscomplicaties (o.a. thuiszorg, Jeugdwet). Daarnaast is de juridisering een extra complicerende, bureaucratische en kostbare factor geworden voor de gemeenten. Ingeboekte rijks bezuinigingen leiden bij gemeenten over het algemeen tot minder efficiëntiewinst of zelfs tot budgetoverschrijdingen Er is vooraf van diverse zijden voldoende voor gewaarschuwd!!!
Advertentie