Amsterdam voedt debat basisinkomen
De centrale vraag binnen het Amsterdamse experiment met de bijstand is onder welke voorwaarden burgers met een bijstandsuitkering optimaal mee kunnen doen aan de samenleving. Kunnen mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, die meestal weinig contact hebben met klantmanagers, baat hebben bij meer aandacht van die klantmanager?
Vier gemeenten doen mee aan een landelijk experiment met uiteenlopende bijstandsregels. Amsterdam voldeed niet aan de voorwaarden. De stad richt een eigen experiment in, waarin ‘impliciet elementen van het basisinkomen worden onderzocht’.
Vierjarig experiment met bijstandsregimes
De centrale vraag binnen het Amsterdamse experiment met de bijstand is onder welke voorwaarden burgers met een bijstandsuitkering optimaal mee kunnen doen aan de samenleving. Kunnen mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, die meestal weinig contact hebben met klantmanagers, baat hebben bij meer aandacht van die klantmanager? Die vraag mag socioloog Mathieu Portielje, van de Hogeschool van Amsterdam, samen met de Universiteit van Amsterdam onderzoeken. Tijdens een kennissessie legde hij recent alvast uit wat de resultaten zijn van de nulmeting binnen ‘zijn’ groep van 750 bijstandsgerechtigden. Resultaten van de een-meting worden in het voorjaar verwacht, gelijk met de resultaten van het landelijke experiment.
De 750 deelnemers zijn gelijk verdeeld over drie groepen. In de ‘extra aandachtsgroep’ intensiveert de klantmanager het contact en biedt bijpassende vacatures aan de deelnemers aan. Verder blijven alle wettelijke verplichtingen van kracht. De ‘zelfregiegroep’ is niet verplicht te solliciteren en bij hen is ook geen controle op de sollicitatieplicht. De ‘vergelijkingsgroep’ is de derde groep. Alle deelnemers mogen maximaal 200 euro houden van wat ze bijverdienen.
‘Ons experiment valt buiten de experimentenwet, dus wij mochten geen aparte conditie inrichten voor de bijverdienpremie.’ Die wordt uitgekeerd in een halfjaarlijkse premie, zodat het geen invloed heeft op inkomensafhankelijke toeslagen.
De onderzoekers zijn wel bezig om een referentiegroep in te richten met deelnemers die zich niet hebben aangemeld voor het experiment om toch iets te kunnen zeggen over de effecten van de bijverdienpremie.
De klantmanagers voeren de twee experimentele condities uit en zijn daarmee cruciaal voor het slagen van het experiment, aldus Portielje. Hun werk verandert, omdat ze nu de bijstandsgerechtigden aandacht geven op maatschappelijke factoren, economische participatie en welbevinden. Normaal gesproken zouden ze die wellicht minder aandacht geven vanwege de grote afstand tot de arbeidsmarkt. ‘En ze laten bijstandsgerechtigden, die ze normaal wellicht intensief zouden begeleiden, ‘los’ en geven hen het vertrouwen dat ze voor zichzelf de juiste keuzes maken rond werk en participatie.’
Van de deelnemers werkt 61 procent naast de bijstandsuitkering. Dat is veel hoger dan het algemene gemiddelde van 7 procent. Portielje kan nog niet ingaan op de gevolgen hiervan voor het onderzoek. Van de groep zonder betaald werk doet de helft onbetaald werk, zoals mantelzorg of vrijwilligerswerk. 54 procent doet allebei niet. ‘Die groep is vooral bezig met overleven: efficiënt omgaan met het inkomen. Sommigen zoeken ook actief naar werk.’
Geen buffer
Ruim driekwart van de deelnemers bouwt geen financiële buffer op voor tegenslagen. De groep heeft last van wisselende inkomsten en zit in een kwetsbare situatie, want de uitkering wordt met terugwerkende kracht verrekend. Daardoor heeft de bijstandsgerechtigde geen zicht op zijn uitgaven per maand en moet hij heel alert zijn op zijn inkomsten en uitgaven. ‘Dat geeft veel onzekerheid en stress.’
Volgens Portielje lopen er in Amsterdam en bij andere gemeenten verschillende initiatieven om het voor deze groep beter te regelen. Amsterdam is aangesloten bij het Project Simpel Switchen van het Ministerie van SZW. ‘Biedt bijstand met vrijwilligerswerk niet meer zekerheid dan de onzekerheid van een baan?’, is een vraag die Portielje graag beantwoord zou willen zien. Het is geen impliciet onderzoek naar effecten van een basisinkomen, benadrukt hij. ‘Wel worden impliciet bepaalde elementen van een basisinkomen onderzocht. Het onderzoek draagt zo bij aan de discussie rond het basisinkomen.’
Reacties: 9
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Door de volledige focus te houden op bijstandspopulatie misbruik je de term basisinkomen voor een onderzoek gericht op doorontwikkeling van het bijstandssysteem. Daarbij hebben de Finnen in februari al voorlopige resultaten gepresenteerd waaruit blijkt dat een ‘basisinkomen’ voor bijstandsgerechtigden niet aanzet tot meer werk. Zie https://bit.ly/2Dmx1QR.
Ja, extra aandacht werkt. Dat werkt bij het opvoeden van kinderen, dat werkt bij leiding geven, dat werkt bij jongeren werk, dat werkt ........ altijd.
Dus ook in Amsterdam. Alleen durven ze er daar niet vrij voor uit te komen. Het dient pertinent ook in deze situatie wetenschappelijk aangetoond te zijn. Allé, daar gaat weer een smak geld.
Nadat het wetenschappelijke fiat er is, gaat Amsterdam over tot het inhuren van opleiders en adviseurs die de bijstand ambtenaren gaan leren hoe zij effectief aandacht kunnen geven. Dat zijn namelijk zonderlingen die dat niet kunnen.
Afijn alles draait en de 1e cliënt komt met een moeilijke vraag. Vol aandacht antwoord de lokettist, sorry dat heb ik niet geleerd bij aandacht geven. Inhoudelijk ben ik een nul. Dat kan ik pas als deze miskleun is geëvalueerd.