ruimte en milieu / Partnerbijdrage

Gemeenten en senioren spreken elk een andere taal

Gemeenten en senioren spreken elk een andere taal. Belevingsonderzoek: 'We willen nú heerlijk wonen'.

blijverslening-elst5ca76decac286a468325ff00005f5efc.jpg

Belevingsonderzoek: We willen nú heerlijk wonen.

Zolang mogelijk zelfstandig wonen. SVn heeft er belevingsonderzoek naar gedaan. Gemeenten, senioren, belangenorganisaties, stakeholders, financieel tussenpersonen en aannemers/installateurs hebben daaraan meegewerkt. Gemeenten en senioren spreken elk een andere taal, maar uiteindelijk is zolang mogelijk zelfstandig blijven een gemeenschappelijk doel.

De redenen waarom en de manier waarop we het aanpakken verschillen enorm. Een fijne woning met veel ‘geschiedenis’ verlaat je niet zomaar. Zeker niet als je er met een paar aanpassingen nog jaren heerlijk woont. Gemeenten zien op hun beurt de vergrijzing op zich afstormen. En weten als geen ander dat de houdbaar- en betaalbaarheid van ons voorzieningenstelsel gebaat zijn bij ‘zoveel mogelijk mensen thuis’.


Voor onszelf zorgen 

We denken liever niet na over een toekomst waarin we niet meer voor onszelf kunnen zorgen. Toch linken gemeenten langer zelfstandig thuis vaak aan een zorgvraag. Terwijl nú heerlijk wonen ervoor zorgt dat we langer gezond en gelukkig blijven. Zodat we langer voor onszelf kunnen zorgen. En dus minder snel zorg nodig hebben.


Geluk en gezondheid

Langer zelfstandig wonen gaat niet over later en zorg. Het gaat over nú, geluk en gezondheid. Een verbouwing, omdat we daar later iets aan hebben, komt later wel. Een investering moet nu iets opleveren. Hoe ouder we worden, hoe belangrijker onze vertrouwde leefomgeving wordt. Hoe ouder we zijn, hoe moeilijker we het vinden om onze woon- en leefomgeving aan te passen. Als het over zolang mogelijk heerlijk wonen gaat, kunnen we niet alle senioren over één kam scheren. Feitelijk hebben we met drie generaties te maken. De stille/vooroorlogse (geboren in de periode 1931-1940), de babyboomers (1941-1955) en inmiddels ook het eerste plukje van de verloren generatie (1956-1970).


Iedere generatie is anders

Iedere generatie vertegenwoordigt een groep mensen die dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen heeft meegemaakt. Ervaringen die we opdoen tussen ons 10e en 25e vormen een belangrijke basis voor onze houding en gedrag. Iemand die opgroeide in crisistijd staat anders in het leven, dan iemand die alleen welvaart en economische groei heeft gekend. Babyboomers zijn gewend om in zichzelf te investeren. En zijn eerder bereid aanpassingen aan hun woning te doen als zij er nu iets aan hebben. De stille generatie is juist bescheiden en zuinig. Zelfs als een situatie gevaarlijk wordt, zijn zij de laatsten die zeggen dat een verbouwing nodig is.  


Niet dezelfde taal spreken

Belangrijk inzicht uit het belevingsonderzoek is dat overheid en senioren niet dezelfde taal spreken. Gemeenten hebben het over zorg- en hulpbehoevenden. Senioren voelen zich daardoor niet aangesproken. Zelfs niet als ze steeds vaker lichamelijk ongemak ervaren. In de beleving van veel senioren is de gemeente er uitsluitend voor de écht zware gevallen. Die gedachten is niet geheel onterecht. Veel gemeenten denken alleen aan de oudste ouderen die hulp nodig hebben. En hebben nog te weinig oog voor de jongere generatie senioren, de babyboomers en de verloren generatie. Terwijl juist zij samen met gemeenten de woningvoorraad levensloopbestendiger kunnen maken. 


Preventie

Preventie is een ondankbare boodschap, vindt Arjan in ’t Veld, directeur van Bureauvijftig, een adviesbureau voor iedereen die ‘iets’ met de 50+ doelgroep wil op het gebied van marketing en communicatie. Bureauvijftig beschikt over een eigen consumentenpanel van 50-plussers waarmee doorlopend onderzoek wordt gedaan naar relevante insights, in samenwerking met onderzoeksbureaus en wetenschappers. In ’t Veld: “Over een begrafenis willen mensen wel nadenken, dat duurt in onze gedachten nog heel lang. Maar over de weg ernaartoe praten we liever niet. Een oudere wil niet horen dat hij of zij zielig en kwetsbaar is. Als gemeenten het over zorgbehoevendheid hebben, wil de doelgroep dat helemaal niet horen.”


De juiste woorden vinden

“Gemeenten zitten op hun beurt gevangen in beleidstaal over Wmo. Gemeenten moeten dus andere woorden vinden voor wat ze ouderen willen vertellen. Die vaak al in de kramp schieten als het woord ‘ouderen’ valt. Je moet het leren formuleren in taal die aanslaat bij de mensen. Mentaal wordt niemand ouder dan 62 jaar.” 


Mensen overtuigen iets te doen

Makkelijk is dat niet, voegt In ’t Veld er meteen aan toe. Gemeenten willen graag dat mensen zelf in actie komen. En jongere ouderen geven inderdaad keurig aan dat ze bereid zijn tonnen uit te geven aan hun huis en eventuele aanpassingen. “Maar als het echt zover is, halen ze alleen de drempels eruit en plaatsen een beugel in het toilet. Want ze weten toch niet hoelang ze in de woning blijven. Ouder worden gaat gepaard met onzekerheid. Dat maakt het moeilijk mensen nu al te overtuigen iets te doen.”


Noodsituatie

20% van de ouderen neemt zelf preventieve maatregelen, bijvoorbeeld door een slaapkamer beneden in te richten. Maar de meesten komen pas in actie als een noodsituatie zich voordoet. Voor veel mensen is het belang van tijdige woningaanpassing dan ook een boodschap die nooit zal doordringen, we moeten er nu iets aan hebben, meent In ’t Veld. “Voor het overgrote deel komen mensen pas in actie als het noodzakelijk is. Want nietsdoen doet geen pijn. Iedereen die oud is en zorg nodig heeft, kan als de nood echt hoog is nog terecht in een verzorgings- of verpleeghuis. Familie lost veel op. Vaak zijn het de kinderen die zich zorgen maken om hun ouders. Zorg dat juist zij goed op de hoogte zijn van voorzieningen en financiële regelingen.”


Levensmomenten

Algemene folders en andere informatie over wat de gemeente ouderen allemaal kan bieden, kunnen belangrijk zijn om het algemene bewustzijn over levensloopbestendig wonen te vergroten. Maar verwacht daar geen groot effect van, waarschuwt In ’t Veld. “Gemeenten kunnen zich beter verdiepen in de dynamiek van het ouder worden en aansluiting zoeken bij belangrijke levensmomenten van ouderen. Als je dan intervenieert heb je de grootste kans op succes.”


Kommer en kwel wil niemand horen

Denk daarbij aan het uit huis gaan van kinderen, het bereiken van de pensioenleeftijd, het krijgen van kleinkinderen. Of plotselinge gezondheidsproblemen. “Een moment om te spreken over aanpassingen van een woning is als mensen hun been hebben gebroken. ‘Hoe kom ik naar boven’ is dan echt een item. Probeer dus te begrijpen waar mensen staan in hun leven. Daar triggeren ze meer op dan het feit dat ze ouder zijn. Kommer en kwel wil niemand horen.”

Binnenkort verschijnt een whitepaper over het belevingsonderzoek naar zolang mogelijk zelfstandig wonen.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.