Weinig optimisme cultuurverandering Omgevingswet
De cultuurverandering die nodig is voor werken met een integrale omgevingsvisie gaat niet snel genoeg, het participatieproces is een worsteling en langetermijnvisies botsen met actuele lokale opgaven. Dat blijkt uit de analyse van de pilot omgevingsvisie in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Hindernissen
In opdracht van het ministerie begeleidt de Beroepsvereniging van Stedebouwkundigen en Planologen (BNSP) negen pilotgemeenten die experimenteren met de omgevingsvisie, een van de nieuwe instrumenten uit de Omgevingswet. In een maandag openbaar gemaakte rapportage zijn de ervaringen gebundeld. De experimenten laten zien dat het werken in de geest van de Omgevingswet veel hindernissen kent.
Cultuurverandering lastig
De cultuurverandering om over te stappen van sectoraal naar integraal werken, lijkt een van de lastigste opgaven. “Het bewustzijn over nut en noodzaak van cultuurverandering is groot, maar processen worden als ingewikkelder ervaren dan voorheen”, staat in het rapport. “Er is in het algemeen weinig optimisme dat cultuurverandering daadwerkelijk lukt binnen enkele jaren. En het komt dan ook geregeld voor dat de interne betrokkenheid bij (de start van) een omgevingsvisie matig is.”
Sectoraal denken belemmert
Sectoraal denken en handelen is een hardnekkige belemmering voor integraliteit, is een andere constatering in de analyse. De wens om integraal te gaan werken zal een andere houding vragen van overheidsorganisaties en –professionals maar blijkt nog niet (overal) haalbaar in de pilots. Zo is er de moeizame verhouding tussen een integrale omgevingsvisie en bestaande, nog steeds geldende sectorale beleidsnota’s. Welke prevaleert, vragen de gemeenten zich af? “Ook werkt de toedeling van middelen en aansturing van medewerkers via sectorale beleidsafdelingen of het labelen van financiële middelen uit bestaande programma’s uit andere bestuurslagen integraliteit tegen.”
Beloningssysteem
Vergelijkbare conclusies komen naar voren in een afstudeeronderzoek Planologie van de universiteit Utrecht van vorig najaar. Bas Snoeker onderzocht ongeveer gelijktijdig bij vijf van de negen pilotgemeenten of zij erin slagen de omgevingsvisie integraal op te stellen. Op dit moment is dat volgens hem niet het geval. Volgens Snoeker zijn er nog veel aanpassingen nodig, zowel in werkcultuur als –structuur. Ook hij ziet het sectorale beloningssysteem (afrekenen op sectorale beleidsdoelen) als een belemmering voor integraal werken.
Worsteling met participatie
In de rapportage van BNSP wordt ook de worsteling met participatie beschreven. “Wie wel en wie (nog) niet gevraagd wordt om te participeren (en waarom niet), blijkt een voortdurende vraag. Dat geldt ook voor de toegankelijkheid van lopende participatieprocessen voor nieuwe toetreders. De mate waarin een representatieve afspiegeling van de bevolking noodzakelijk is voor een zorgvuldig en productief participatieproces is een worsteling. Dat geldt ook voor het (beter) betrekken van ‘atypische groepen’, zoals jongeren, lager opgeleiden en allochtone Nederlanders.”
Lange en korte termijn
Een ander knelpunt voor de pilotgemeenten is de spanning tussen het vastleggen van ambities voor de lange termijn in een omgevingsvisie en omgaan met actuele ontwikkelingen, zoals krimp, regionale economie, wonen en zorg, klimaatverandering en energietransitie.
Vervolg
Toch is er een positief beeld over het traject van de pilots omgevingsvisie, stellen de onderzoekers. Een pilotstatus geeft energie en werkt als katalysator. Wel vinden de deelnemers het pilottraject te kort. Ze willen graag verder met de experimenten en hebben nog steeds behoefte aan coaching. Het ministerie onderzoekt of dit mogelijk is.
Voor mij is het artikel van Hans Vermaak: "De kracht van kleine Kwaliteit" daarbij heel inspirerend en hoopgevend. Geschreven vanuit een andere domein, de zorg, maar was transdisciplinair werken juist ook niet een van de sleutelfactoren?
http://hansvermaak.com/blog/publicaties/de-krach …