Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Verwarring over geheimhouding Bibob

Informatie uit Bibob-onderzoeken mag niet worden gedeeld met het Openbaar Ministerie. Deskundigen steggelen over de mate van geheimhouding.

17 april 2009

Over de reikwijdte van de geheimhouding rond de Wet Bibob bestaat verwarring. Deskundigen verschillen diepgaand van mening of burgemeesters na een integriteitsonderzoek het Openbaar Ministerie mogen tippen.

 

De discussie is actueel omdat binnenkort een tiental zogeheten RIEC’s (Regionaal Informatie en Expertise Centrum) van start gaat. In die centra werken de gemeenteambtenaren die Bibobonderzoeken doen samen met Justitie, de politie en de fiscus. De Wet Bibob biedt bestuursorganen de bevoegdheid om na te gaan of een vergunningaanvrager banden heeft met het criminele milieu. Als er criminele connecties aan het licht komen, mag de vergunning worden geweigerd of ingetrokken.

 

Freek Salm, mede-grondlegger van de wet en voormalig Wallenmanager in Amsterdam, is er sterk tegen gekant dat de informatie uit zo’n bestuursrechtelijk onderzoek wordt doorgespeeld aan het Openbaar Ministerie en wordt gebruikt om een strafrechtelijk onderzoek te starten. Frank Rovers, mede-auteur van het vorige week verschenen Handboek Bibob is juist pleitbezorger van het tippen van het OM.

 

Fiscus

 

Op een congres voor Bibob-ambtenaren bleek vorige week dat er onder hen flinke onduidelijkheid heerst over de grens tussen bestuurs- en strafrecht. De ambtenaren, zowel van gemeenten als van politie en OM, weten vaak niet welke bevoegdheden de diverse instanties die met de Wet Bibob werken exact hebben en wat ze onderling kunnen uitwisselen.

 

Freek Salm, voormalig stadsdeelvoorzitter in De Baarsjes in Amsterdam-West en tegenwoordig werkzaam als Bibob-adviseur voor gemeenten: ‘Mijn grote angst is dat via die RIEC’s de verzamelde informatie op het bordje van de officier van justitie belandt en dan de start vormt van een opsporingsonderzoek. We moeten met het bestuursrecht niet in de slagschaduw van het strafrecht komen’, zo drukte hij de congresgangers op het hart.

 

‘De Wet Bibob kent een omgekeerde bewijslast en is daarmee een juridische vreemde eend in de bijt’, aldus Salm in een toelichting. ‘Burgers zijn gedwongen de gevraagde inlichtingen te vertrekken. Doen ze dat niet, dan krijgen ze geen vergunning. Maar niemand is verplicht om mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Een verdachte heeft het recht te zwijgen.

 

Bovendien moet een officier van justitie een gereed vermoeden van een strafbaar feit hebben vóórdat hij begint met opsporing. Als dus die informatie uit een Bibob-procedure ineens wordt gebruikt in de opsporing, ga je onderuit bij de rechter. Die zegt dan: dat is onrechtmatig verkregen bewijs’. Als dit te vaak zou gebeuren kan het principe van de Wet Bibob komen te wankelen, zo vreest de bedenker van die wet.

 

‘Een gemeente is niet het verlengstuk van de opsporing. Het bestuur vangt geen boeven en verklaart iemand ook niet tot boef. De gemeente zegt alleen: je krijgt geen vergunning voor een horecazaak of een andere inrichting die vergunningplichtig is, maar gebruik gerust je niet-transparante geld voor een bloemenkraam of iets dergelijks.’

 

Seintje

 

Wat Salm betreft moet het Openbaar Ministerie ‘maar uit de krant lezen dat er een vergunning is geweigerd en dat er dus iets loos is’. Hooguit zou het OM daarover een seintje kunnen krijgen, maar de Bibob-informatie zelf mag wat Salm betreft niet worden doorgespeeld.

 

Hij wordt in zijn visie gesteund door Gert Urff, Bibob-ambtenaar van de gemeente Utrecht en eveneens mede-auteur van het Bibob-handboek: ‘Artikel 28 lid 2 van de wet is duidelijk: er rust geheimhouding op het dossier. Je mag dus niet tippen naar het Openbaar Ministerie. Dat wordt hét aandachtspunt voor de RIEC’s: zorgen dat er op de juiste plaatsen schotjes komen zodat de afgedwongen informatie uit de Bibob-procedure niet in de strafrechtketen terecht komt’.

 

Zijn co-auteur Frank Rovers, twintig jaar werkzaam geweest bij de recherche, het Openbaar Ministerie, de rechtbank en het RIEC Zuid-Limburg, hangt de tegenovergestelde visie aan. ‘Ik heb het meegemaakt dat ik de uitkomst van een Bibob-procedure uit de krant heb moeten vernemen, waarna er een onderzoek door Justitie is gestart. Zo zou het niet moeten. Ik vind dat Bibob-informatie, dat wil zeggen de strekking van het advies, voorgelegd moet worden aan de officier van Justitie, die dan kan afwegen of er een strafrechtelijk onderzoek moet komen. Als Bibob profiteert van het strafrecht, moet het andersom ook kunnen.’

 

Mondeling

 

Sjahreen Sadiek, coördinator van het Amsterdamse Bibob-bureau, zit tussen beide uitersten. ‘Binnen de regelgeving zijn er mogelijkheden om over en weer informatie te verstrekken, ook van bestuur naar Openbaar Ministerie, maar je moet het per geval bekijken.’

 

Het ministerie van Binnenlandse Zaken geconfronteerd met de discussie, trekt een duidelijke lijn: ‘Een burgemeester mag géén informatie doorspelen aan het Openbaar Ministerie, ook niet in de hoedanigheid van bestuursorgaan. De wet verbiedt dit en er is geen wetsvoorstel in de maak om dit wel mogelijk te maken’, aldus een woordvoerder. ‘Geheimhouding is ook echt geheimhouding, dus het is óók niet toegestaan om even iets mondeling aan de officier van justitie door te geven.’

 

Het Landelijk Bureau kan ‘onder bepaalde voorwaarden op grond van artikel 11 van de Wet Bibob de officier van justitie wel berichten over een advies’, zo voegt Binnenlandse Zaken er aan toe.

 

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Binnenlands Bestuur
Naschrift redactie: Op het symposium in Ede verdedigde Rovers de stelling dat informatie uit een Bibob-onderzoek onder voorwaarden voorgelegd moest kunnen worden aan de Officier van Justitie. Het artikel schetst hoe daar in het vakgebied verschillend over wordt gedacht. Bij de verslaglegging van die discussie is een foutje geslopen in het gebruikte voorbeeld.
Frank Rovers
Ik zou graag willen reageren op het artikel ‘Verwarring over geheimhouding Bibob’ van uw journalist Sjors van Beek. Hier het gedeelte van het artikel dat ik graag nader wil nuanceren:

Zijn co-auteur Frank Rovers, twintig jaar werkzaam geweest bij de recherche, het Openbaar Ministerie, de rechtbank en het RIEC Zuid- Limburg, hangt de tegenovergestelde visie aan. ‘Ik heb het meegemaakt dat ik de uitkomst van een Bibob-procedure uit de krant heb moeten vernemen, waarna er een onderzoek door Justitie is gestart. Zo zou het niet moeten. Ik vind dat Bibob-informatie, dat wil zeggen de strekking van het advies, voorgelegd moet worden aan de officier van Justitie, die dan kan afwegen of er een strafrechtelijk onderzoek moet komen. Als Bibob profiteert van het strafrecht, moet het andersom ook kunnen.’

Ik ben van mening dat het een verdraaiing van feiten betreft. Voor alle duidelijkheid: Ik ken geen voorbeeld van een Bibobonderzoek dat ik via de pers heb vernomen, waarna door Justitie een onderzoek is gestart! Het is andersom!

Ik zal uitleggen wat de inhoud was van mijn voorbeeld tijdens de op 9 april gehouden presentatie in Ede. Ik las in de krant dat politie en justitie een inval hadden gedaan bij een bedrijf waarbij ernstige milieudelicten geconstateerd waren. Het bewuste onderzoeksteam en de Officier van Justities kwamen niet op het idee om de tipfunctie ex art 26 Wet Bibob te benutten om vervolgens de milieuvergunningverstrekker i.c. de Provincie Limburg, te tippen dat het wenselijk was een advies te vragen aan het Landelijk Buro Bibob. Tijdens mijn presentatie heb ik gezegd dat het niet van mijn lidmaatschap van de krant moet afhangen of er een tip vanuit het Openbaar Ministerie richting Openbaar Bestuur gaat.

Ik ben juist pleitbezorger van het tippen door het Openbaar Ministerie van het Openbaar Bestuur (kwalitatief en kwantitatief) en NIET zoals u suggereert het tippen van de burgemeester richting Openbaar Ministerie vanuit de uitkomst van een Bibob-onderzoek. Ik ben voorstander van uitwisseling van bestuursrechtelijke info ten behoeve van het Openbaar Ministerie om aan datzelfde Openbaar Ministerie de beslissing te laten of er sprake is van een zwaarwegend belang teneinde een strafrechtelijk c.q. financieel opsporingsonderzoek te starten. Die uitwisseling is geregeld in artikel 11 van de Wet Bibob doch enkel voorbehouden aan het Landelijk Bureau Bibob.
Advertentie