Groeifonds-ideeën meest kansrijk in consortia

De meeste subsidies uit de tweede ronde van het Nationaal Groeifonds worden gedaan door consortia van overheden en bedrijven. Plannen zijn vaak gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie, meestal voor duurzame projecten. Dat blijkt uit een inventarisatie en analyse van strategiekantoor It’s Public. Zij schatten dat er voor zo'n 34 miljard euro aan voorstellen is gedaan. 

Tweede ronde

In de tweede ronde van het Nationaal Groeifonds mogen kennisinstellingen, bedrijven en andere organisaties ook meedingen naar een subsidie. In de vorige ronde werden alleen projecten aangedragen vanuit de verschillende ministeries (Onderwijs, Infrastructuur en Economische Zaken) meegenomen. Het Groeifonds is door de regering ingesteld om meer geld te investeren in technologie, innovatie en infrastructuur. In totaal is er de komende jaren 20 miljard beschikbaar. In de vorige ronde kregen projecten 4,1 miljard toebedeeld.

Selectie

In de vorige ronde ging veel geld naar infrastructurele projecten, maar in deze ronde is de selectie breder. In de lijst met projecten lijken meer innovatieve projecten, zoals een hyperloop-centrum in Groningen, maar ook meer maatschappelijke doelen, zoals duurzame inzetbaarheid en effectiever investeren in de jeugd naar voren te komen. Ook het aantal natuurinclusieve projecten vallen op. Er zijn op dit moment al 243 ideeën ingediend. 

Bedragen

Veel van de aanvragen hebben nog geen bedrag genoemd. De plannen worden pas in een volgende fase verder uitgewerkt. Maar de plannen die wel een bedrag noemen, vragen gemiddeld 151 miljoen euro. Volgens Steven Jonker van It’s Public zal het totale bedrag van de huidige inzendingen ongeveer uitkomen op 34 miljard. Maar veel zullen afvallen, verwacht hij. ‘Aan een groot deel van de groeiplannen is veel aandacht besteed en zijn goed onderbouwd. Maar deels zijn het ook losse flodders ingediend vanuit één belanghebbende, een individu of een bedrijf. Deze onderbouwen niet waarom de maatschappij als geheel door hun plan meer welvaart zullen realiseren.’ 

Samenwerking

De aanvragen zijn gedaan door veel verschillende soorten organisaties. Bij 39% van de plannen is een bedrijf betrokken, maar ook kennisinstellingen (16%), brancheverenigingen (8%) of zelfs individuen (7%) hopen op goedkeuring van hun plannen. Maar de meeste plannen zijn ontwikkeld en ingediend door een samenwerking van bedrijven, kennisinstellingen en regionale overheden. Die maken ook de meeste kans, verwacht Jonker. ‘Ze bieden de ministeries een gereedstaande organisatie en draagvlak om de beloofde groei snel te gaan realiseren.’ Ruim de helft van de groeiplannen hebben een landelijke focus. In de meer regionale plannen ligt het zwaartepunt vooral in Noord- en Zuid-Holland.

Lang van stof

Wat It’s Public ook opviel: bijna de helft van de groeiplannen is veel te lang. Het Groeifonds zelf vraagt om de ingediende plannen in ongeveer 500 woorden te beschrijven. Maar veel indieners zijn aanmerkelijk langer van stof. Het helder en concreet formuleren van ideeën is een kwaliteit die veel indieners maar matig beheersen, vindt Jonker. ‘Als je alle groeiplannen doorleest, valt op dat er heel veel tekst wordt gebruikt om een idee te omschrijven. Vaak is na het lezen van een plan niet duidelijk wat er concreet wordt voorgesteld en gerealiseerd gaat worden, ook omdat er veel woorden als ecosysteem, hub en fieldlab worden gebruikt. Het zou goed zijn als er direct wordt aangegeven welke parameters van bijvoorbeeld de brede welvaart concreet verbeterd gaan worden door een bepaald plan.’