De Jonge vraagt Deloitte over DSO te oordelen

Adviesbureau Deloitte – en niet het vaste ICT-college – heeft de opdracht van minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) gekregen om het beheer van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) onder de loep te nemen. Dat blijkt uit de beantwoording van vragen uit de Eerste Kamer door de minister De Jonge, naar aanleiding van berichtgeving van Binnenlands Bestuur.

Verrast

In een interview met Binnenlands Bestuur gaf Paul Klint, een van de drie leden van het Adviescollege ICT-toetsing (voorheen BIT), eerder aan verrast te zijn dat zijn college niet werd betrokken bij de kritieke-pad-planning voor het DSO. Zijn college werd begin februari ‘overvallen’ door de nieuwe invoeringsdatum van de Omgevingswet per 1 januari 2023. ‘Ons advies was: maak nou eerst een zo goed mogelijke kritieke-pad-planning.’

Opgevolgd

Klint stelde voor dat zijn college in het najaar 2022 nog eens naar de staat van het DSO zou kunnen  kijken. ‘Dan is er al veel meer water door de rivier gestroomd. Dan zou er ook meer verbetering zichtbaar moeten zijn.’ Maar volgens minister De Jonge worden met de opdracht aan Deloitte ‘de beheersmaatregelen naar aanleiding van het Ac-ICT-rapport opgevolgd’. De minister geeft niet aan wanneer Deloitte met de bevindingen naar buiten treedt en of die daarmee nog van invloed kunnen zijn op de besluitvorming over de invoeringsdatum.  

Vierdelige opdracht

Deloitte krijgt van De Jonge een vierdelige opdracht. Het moet de in de laatste AcICT-rapportage gesignaleerde risico’s nog eens tegen het licht houden, alsmede de door het adviescollege voorgestelde maatregelen. Het moet de daadwerkelijk getroffen beheersmaatregelen analyseren. En het moet adviseren of er aanvullende beheersmaatregelen moeten worden opgezet om de risico’s bij de invoering van de Omgevingswet te beperken.

Optimistisch

De Jonge is, blijkens de beantwoording van de Kamervragen, nog steeds optimistisch over de geplande invoeringsdatum. Volgens hem wint het digitale stelsel aan stabiliteit en worden steeds meer gemeenten op de landelijke voorziening aangesloten.  ‘Er zijn op dit moment geen redenen om van 1 januari 2023 af te wijken. Samen met bestuurlijke partners en marktpartijen heb ik gekeken naar wat haalbaar is. Daarbij zijn afspraken gemaakt over het te volgen proces, inclusief keuzemomenten voor het kiezen van alternatieven. Op die manier werken we gezamenlijk toe naar inwerkingtreding op 1 januari 2023 en mitigeren we de risico’s.’

Onzeker

Op z’n vroegst in juni zal er definitief duidelijkheid komen over de invoeringsdatum. De Tweede Kamer is al met 1 januari 2023 akkoord, maar de Eerste Kamer moet, na de beantwoording van de Kamervragen, nog plenair over de invoeringsdatum gaan stemmen, waarna – als inderdaad een meerderheid instemt, wat nog onzeker is – het Koninklijk Besluit kan worden vastgesteld en bekendgemaakt.