Weinig gemeenten in het rood
Tot nu toe staat van slechts 8 gemeenten vast dat ze onder financiële curatele komen te staan.
Een betrekkelijk beperkt aantal gemeenten kan in 2012 de eindjes niet meer aan elkaar kan knopen.
Sluitend
Halverwege december weten provincies traditiegetrouw te melden hoe ‘hun’ gemeenten er financieel gezien voor staan. Aan de hand van de ingediende begrotingen checkt de toezichthouder of deze (meerjarig) sluitend zijn. Is dat het geval, dan volgt repressief toezicht. Zo niet, dan wordt de gemeente onder preventief toezicht gesteld. Een inventarisatieronde van Binnenlands Bestuur leert dat veel provincies nog niet zover zijn om zo’n definitief oordeel te vellen, maar duidelijk is al wel dat de aangekondigde rampspoed vooralsnog uit blijft. De voorlopige teller staat op 8 – vorig jaar waren het er 7.
Onder curatele
Utrecht en Gelderland hebben naar verwachting elk drie gemeenten onder verscherpt toezicht. In Groningen komt Bellingwedde onder curatele te staan, in Friesland Boarnsterhim. Noord- en Zuid-Holland, Drenthe en Noord-Brabant zijn nog niet zover dat ze nu al uitspraken kunnen doen. Zeker is dat Limburg, Zeeland, Overijssel en Flevoland geen enkele gemeente preventief toezicht oplegt.
Zwaarder
‘Maar’, zegt hoofd toezicht Hans Cijsouw, ‘het wordt wel zwaarder.’ De reden dat de 13 Zeeuwse gemeenten de crisis tot nu toe redelijk goed doorstaan, is onder meer dat ze voorzichtig hebben geraamd. De gemeenten hielden na het aantreden van het kabinet rekening met een forse afslag op het gemeentefonds en zetten zwaar in op bezuinigen op personeel en voorzieningen.
Gunstig
Bij nader inzien pakte het gemeentefonds relatief gunstig uit, waardoor achteraf bleek dat bezuinigingen te streng waren ingezet. ‘Gevolg is dat ze het in 2012 minder moeilijk hebben’, zegt Cijsouw. ‘Maar als het Rijk opnieuw miljarden extra gaat bezuinigen en die komen bovenop de decentralisaties, dan wordt het ook hier zwaar.’
Reacties: 8
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Kritische geesten zijn van groot belang, dat staat buiten kijf en over veel zaken die door de heer Verhoef worden aangevoerd valt zeker wat te zeggen. Echter de kwalificatie tot grootschalige boekhoudfraude e.d. kan ik niet onderschrijven.
Fraude veronderstelt maleus handelen, opzet en een beoogd voordeel. Wat ik bij de heer Verhoef standaard tegen kom is dat er meer baten zijn dan wordt weergegeven in de jaarrekening en dat daarom te veel OZB is geïnd. Stel dat dit waar is, dan kan ik mij niet voorstellen welk voordeel dit een gemeente of gemeentebestuurders op zou leveren. Met OZB-verhoging maakt men zich namelijk electoraal niet populair en het is in algemene zin - onder voorbehoud van uitzonderingen - ook niet zo dat het verschil rechtstreeks in de zakken verdwijnt van bestuurders. Dus het aspect maleus handelen met oogmerk een persoonlijk voordeel ontbreekt.
Dan meer in juridische zin moet er bij fraude in strafrechtelijke zin sprake zijn van opzet: ofwel gemeenten in Nederland zouden massaal willens en wetens het oogmerk hebben om een onjuiste weergave te geven van de boekhoudkundige werkelijkheid. Naar mijn smaak kan niet zomaar aannemelijk worden gemaakt dat voldaan wordt aan het opzet-vereiste. De frictie ligt m.i. ergens anders. Het probleem van elk controlesysteem, of dit nu het BBV bij gemeenten en provincies is of m.b.t. het internationale bedrijfsleven het IFRS, het blijft een systeem bestaande uit (boekhoud)regels, dat nooit zonder lancunes zal zijn en waarbij het in de eerste en de laatste plaats altijd aan zal komen op een stuk interpretatie en interpretatie is en blijft altijd context-afhankelijk.
Controlesystemen staan ook niet op zich zelf: het moet een dynamisch proces zijn waarbij controlesystemen en boekhoudkundige regels zich evolueren.
In dat kader vind ik het wel interessant hoe de door Verhoef geconstateerde verschillen tussen aanwas van het eigen vermogen en het saldo van de resultaatrekening vanuit het vigerende controlesysteem verklaard zouden kunnen worden, waarvanuit de boekhoudregels wellicht verbeterd zouden kunnen worden. Dat stukje welkome uitleg mis ik. Echter, het accent komt dan wel weer erg op "compliance" te liggen, terwijl vanuit de gemeentepolitiek de aandacht misschien meer op de vraag moet komen te liggen wat prudent financieel beleid is en hoe Raadsleden en gemeentebestuurders daartoe voldoende geëquipeerd kunnen worden. Ik ken de persoonlijke beweegredenen van de heer Verhoef niet, maar wellicht kan afgevraagd worden of het niet vruchtbaarder is om energie in dit laatste te steken i.p.v. aan het aantonen van beweerdelijke grootschalige boekhoudfraude door alle gemeenten.
Waar ik zelf als geïnteresseerde in de gemeentepolitiek bijvoorbeeld mee worstel is het waarderen van gronden conform BBV en de notitie grondexploitatie van de Cie. BBV. Tussen de IEGG en de NIEGG status zit naar mijn beleving veel manoeuvreerruimte, met altijd een taxatie als grondslag. Ik heb in mijn eigen gemeente meegemaakt dat deze taxaties ontbraken of niet onafhankelijk (want door eigen mensen gedaan) waren. (Waardoor o.a. grondexploitatieplannen sneuvelden bij RvS) En verder, naarmate het aantal grondtransacties afneemt, neemt het subjectieve gehalte van taxaties ook toe.
Ook zijn er in het kader van grondexploitatie vaak off-balance posten zoals deelnemingen in GOM's of GEM's waarvan de risicodragende deelnemingen/investeringen niet tot uitdrukking worden gebracht in de balans en/of risico-analyse.
In dit kader zijn er her en der wel aanbevelingen te vinden, maar het al dan niet opvolgen daarvan blijft een keuze ter discretie van de gemeentepolitiek. Op zich zijn minder vrijblijvende boekhoudkundige regels in dit kader m.i. wel wenselijk, er is immers veel gemeenschapsgeld mee gemoeid en het vermindert misschien ook het aantal wethouders dat op moet stappen en ander politiek gekrakeel.
Bij veel gemeenten constateert de heer Verhoef een verschil tussen enerzijds de aanwas van het eigen vermogen en anderzijds het saldo van de resultaatrekening, terwijl dit volgens hem gelijk moet zijn.
Gaat hij dan niet voorbij aan het feit dat het BBV, dat in 2004 in werking trad, een onderscheid maakt tussen het resultaat voor bestemming en het resultaat na bestemming.
Ik heb het bij 2 gemeenten even nagekeken/nagerekend en als daarbij de aanwas van het eigen vermogen en het resultaat na bestemming reserves tot uitgangspunt wordt genomen, dan is er inderdaad een verschil te constateren.
Echter, is het niet juist de bedoeling om eerst te kijken naar het resultaat voor bestemming, dat inderdaad gelijk moet zijn aan een eventuele aanwas van het eigen vermogen en is de oriëntatie van de heer Verhoef op enkel het resultaat na bestemming niet een onjuiste benadering omdat het uit oogpunt van transparantie juist de bedoeling is van het BBV dat na vaststelling van het resultaat voor bestemming apart verantwoord wordt welke stortingen in en onttrekkingen aan de reserves hebben plaatsgevonden...?
Wie wil zo vriendelijk zijn om deze bevindingen te bevestigen of te ontkrachten?
Studie vond plaats en provincies en gemeente vallen door de mand.. Net als de banken. Haal de gebakken lucht uit de ballonnen en ze zakken als puddingen in elkaar.
Ik heb uw website en daarop gemelde dossiers bekeken. U geeft een vertekend beeld door het BBV (AMvB met verslagleggingsregels voor gemeenten) niet te betrekken in uw analyses. Ik vind het kwalijk dat u hierdoor gemeenten onterecht beticht van boekhoudfraude.
Als daarmee de maatschappelijke voorzieningen worden bedoeld en niet de boekhoudkundige, dan slaan ze de plank in het Zeeuwse toch echt mis. De echte kosten zitten in prijecten en grondposities.
Wanneer gaan we toch eens profesioneel boehouden in gemeenteland????