financiën / Partnerbijdrage

Een gemiste kans voor nauwkeurigere btw-aftrek

Een gemiste kans voor nauwkeurigere btw-aftrek; staatssecretaris aan zet?

BTW-aftrek.png

Staatssecretaris aan zet?

Ondernemers die zowel belaste als vrijgestelde activiteiten verrichten kunnen de btw slechts deels in aftrek brengen. Voor kosten die gemaakt worden voor zowel de belaste als vrijgestelde activiteiten geldt dat de btw slechts pro rata in aftrek mag worden gebracht. Deze pro rata wordt in eerste instantie berekend aan de hand van de omzetverhouding. De belaste omzet wordt hierbij gedeeld door de totale omzet en de btw is voor dat gedeelte aftrekbaar (waarbij het percentage ten gunste van de belastingplichtige naar boven mag worden afgerond). 

Wanneer het werkelijk gebruik van de ingekochte goederen en diensten niet overeenkomt met de op basis van omzetverhoudingen berekende mate van aftrek, kan of moet (ook de Belastingdienst kan dit in stelling brengen) de ondernemer de aftrek berekenen aan de hand van het werkelijk gebruik, bijvoorbeeld bij onroerende zaken aan de hand van vierkante meters. Voor investeringsgoederen, onroerende zaken en roerende zaken waarop wordt afgeschreven, mag dit werkelijk gebruik per goed worden vastgesteld. Voor ingekochte diensten en roerende zaken waarop niet wordt afgeschreven, moet volgens de staatssecretaris de aftrek als geheel aan de hand van het werkelijk gebruik worden bepaald. Omdat het werkelijk gebruik ook nog eens objectief en nauwkeurig moet worden vastgesteld, een haast onmogelijk opgave, zo ondervond recent ook een kinderopvangorganisatie. 


Wie het meerdere mag, mag ook het mindere

In een recente uitspraak van de Nederlandse Hoge Raad over het vaststellen van de aftrek aan de hand van het werkelijk gebruik gaat het om een kinderopvangorganisatie die een IT-platform heeft ontwikkeld. Het IT-platform gebruikt zij zelf, maar stelt zij ook tegen vergoeding ter beschikking aan andere kinderopvangorganisaties. Dit vormt een belaste activiteit voor de btw, terwijl het opvangen van de kinderen een vrijgestelde activiteit is. De kinderopvangorganisatie heeft de mate van aftrek voor de btw op kosten in verband met de ontwikkeling van het platform overeenkomstig het werkelijk gebruik van het platform in aftrek gebracht. Dit leidt tot een aftrekpercentage van 63%. Voor de overige kosten heeft zij de aftrek bepaald aan de hand van de omzetverhoudingen. Dit leidt tot een aftrekpercentage van 2%. De Belastingdienst vindt dat ook voor de ontwikkeling van het IT-platform een aftrek van 2% geldt. 

 

De Hoge Raad geeft de Belastingdienst gelijk. Volgens de Hoge Raad is in de btw-regelgeving tot uitdrukking gebracht dat het werkelijk gebruik voor andere dan investeringsgoederen moet worden vastgesteld voor alle gemengd gebruikte goederen en diensten gezamenlijk. De kinderopvangorganisatie mag dus niet het werkelijk gebruik voor het IT-platform hanteren om de aftrek van voorbelasting te bepalen, terwijl zij voor de andere kosten een omzetverhouding hanteert. Hoewel het op grond van Europese regelgeving ook mogelijk is dat alleen voor het IT-platform de werkelijk-gebruik-methode wordt toegepast, is Nederland daar volgens de Hoge Raad niet toe verplicht. Wie op grond van de Europese regelgeving het meerdere mag, mag ook het mindere.


Een gemiste kans? 

Naar onze mening is de uitspraak van de Hoge Raad een gemiste kans. Wij zijn niet zo zeker of wel geldt dat de EU-lidstaat die het meerdere mag ook het mindere mag. Zo oordeelde het Hof van Justitie al eens eerder dat als een lidstaat ervoor kiest de regeling voor een fiscale eenheid in te voeren, de EU-lidstaat dat niet mag beperken tot bepaalde sectoren. Ook is in de literatuur erop gewezen dat de bewoordingen van de bepalingen uit btw-regelgeving voor verschillende uitleg vatbaar zijn en dat een richtlijnconforme uitleg geboden is. Bovendien leidt de uitleg van de Hoge Raad tot een mindere nauwkeurige mate van aftrek ter zake van de btw op de kosten van het IT-platform, wat voor ons tot een onbevredigende uitkomst leidt. De Hoge Raad oordeelt dat Nederland deze grove benadering mag hanteren, maar wij zijn er niet zo zeker van. Wat ons betreft had de Hoge Raad vragen moeten stellen aan het Hof van Justitie. 


Staatssecretaris aan zet? 

Niet alleen in dit geval, maar ook in andere gevallen kan de toepassing van de omzetverhouding op kostbare investeringen die als diensten kwalificeren voor de btw, zoals software, leiden tot onwenselijke uitkomst. Overigens zowel ten voordele als ten nadele van de belastingplichtige. Naar onze mening is het tijd voor de staatssecretaris van Financiën om de regels voor het bepalen van de aftrek eens onder de loep te nemen en te bezien waar verbeteringen mogelijk zijn. De Europese regelgeving biedt hiervoor zeker de ruimte!


Mogen wij u nog iets vragen?

Op basis van een onderzoek brengen we in kaart of de inhoud van dit artikel voldoende aansluit op de wensen en behoeften van onze lezers, zodat we daar waar mogelijk op kunnen anticiperen. We nodigen u van harte uit deel te nemen, want uw mening is belangrijk voor ons. Het invullen van de vragenlijst kost ongeveer 8 minuten en uw antwoorden worden volledig anoniem verwerkt. Alvast hartelijk dank, uw bijdrage wordt enorm gewaardeerd. 


DEELNEMEN AAN ONDERZOEK

 

Contactpersonen

Madeleine Merkx, Dr. Mr., Partner Bureau Vaktechniek

Erik Bakx, Mr., Partner Belastingadvies & btw

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.