Advertentie
digitaal / Nieuws

Provincies bezorgd over Basisregistratie Ondergrond (BRO)

De provincies uiten bij monde van het IPO zorgen over de inwerkingtreding van de Wet Basisregistratie Ondergrond (BRO). De zorgen betreffen vooral de Europese verplichtingen.

18 maart 2014

De provincies uiten bij monde van het IPO zorgen over de inwerkingtreding van de Wet Basisregistratie Ondergrond (BRO). De zorgen betreffen vooral de Europese verplichtingen. 

Centrale registratie
De BRO moet de informatiehuishouding rond de Nederlandse ondergrond verbeteren door uiteenlopende gegevens centraal te registreren. De BRO borduurt voort op bestaande afzonderlijke systemen zoals DINO (TNO) en BIS (Alterra). Overheden, waaronder de provincies, zullen zowel bronhouder zijn (verantwoordelijk voor het aanleveren van datasets) als afnemer. Provincies zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het Landelijk Grondwater Register (LGR). TNO is belast met het opzetten van de landelijke voorziening voor de BRO.

EU-eisen
Onlangs stuurde minister Schultz van Haegen (IenM) het wetsvoorstel BRO naar de Kamer. De BRO is opgezet met als doel de informatiehuishouding rond de Nederlandse ondergrond (exclusief kabels en leidingen) te verbeteren: vollediger, sneller beschikbaar en eenvoudiger. Met de BRO geeft Nederland ook meteen invulling aan de eisen van INSPIRE, de Europese richtlijn op het gebied van milieugerelateerde geo-informatie. Bodeminformatie zal ook aan die richtlijn moeten voldoen. Maar over de uitvoering van die richtlijn met betrekking tot de bodeminformatie maken de provincies zich zorgen. 

Dubbel werk
“De afspraak is dat de BRO wordt gebruikt om de data INSPIRE-proof te maken”, zegt Arianne de Man van IPO. “Dat hebben wij daarom dus niet gedaan voor het Landelijk Grondwater Register. Eén van onze vragen is hoe hoe de stand van zaken is en of TNO daarmee bezig is. Of moeten we alsnog alles zelf – en te laat – in orde maken voor INSPIRE?” Volgens haar worstelen ook andere bronhouders, zoals de Unie van Waterschappen, met die vraag. De provincies zien wel degelijk de noodzaak van de BRO, benadrukt De Man. “Het werk wordt er makkelijker door. Maar we hebben al een hele tijd niet meer gehoord over de voortgang.” IPO vraagt zich af of provincies niet alsnog door Europa gevraagd kunnen worden op zeer korte termijn hun ondergronddata volgens INSPIRE-standaarden beschikbaar te stellen, zo mogelijk onder aanzegging van een boete.

Verdere onduidelijkheid
Ook in bredere zin vindt IPO de gang van zaken onduidelijk. De Wet BRO treedt officieel in werking op 1 januari 2015, maar het wetsvoorstel geeft geen nadere duiding over de start van de feitelijke implementatie. Om te voldoen aan zowel INSPIRE als aan de gebruiks- en aanleververplichtingen is het noodzakelijk dat de landelijke voorziening BRO op tijd beschikbaar komt. De Man noemt met name de totstandkoming van speciale BRO-standaarden. “Het is onduidelijk wat er op dat gebied gebeurt. Ook daar dreigt dubbel werk.” Verder wil ze meer weten over hoe de informatiebeveiliging wordt aangepakt. Het schort, kortom, enigszins aan ‘governance’. “Misschien zou het een goed idee zijn er een programmamanager op te zetten.” Het IPO zegt wel blij te zijn met de aandacht voor de zorgen van de provincies in de vragen die door te Tweede Kamer aan de minister zijn gesteld.

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

nadenkend mens / realist
het IPO loopt bij de rest van de dossiers kwijlend en braaf achter de EU aan. Nu steeds meer duidelijk wordt over hoe invasief en ronduit schadelijk de EU eigenlijk is, zouden ze beter eens openlijk ballen kunnen tonen.
K.M. Schaap / afdelingshoofd burger- en bestuurlijke zaken
Niets van aantrekken en de boete niet betalen. Wie doet ons wat. Wedden dat ook de andere landen zich niets aan deze Europese regels gelegen laten liggen. Waarom zouden wij dan weer gekke Henkie moeten zijn.
Advertentie