'Digitale informele zorgdienst' moet vooral informeel blijven
Waar moet een gemeente op letten bij het inzetten van een digitale informele zorgdienst? De toolkit Digitale Informele Zorgdiensten helpt.
Hoe kan een gemeente een rol spelen bij het inzetten van een digitale informele zorgdienst en waar moet je daarbij op letten? De Digitale Steden Agenda (DSA), KING en de ministeries van VWS en BZK hebben voor het beantwoorden van die vraag de toolkit Digitale Informele Zorgdiensten ontwikkeld.
Marktplaats
Bezuinigingen, decentralisaties en burgerparticipatie zijn de ingrediënten voor een relatief nieuwe soort dienst: de digitale informele zorgdienst. Het zijn vooral ICT-systemen/websites die burgers/vrijwilligers een platform bieden met een marktplaats, vraagverheldering, een sociale kaart, een agenda en/of een logboek. Daar moeten burgers en hulpbehoevenden elkaar op een zelfstandige en goedkope manier vinden om de nieuwe zorgrealiteit het hoofd te bieden.
Uitgangspunten
De toolkit is een document dat een aantal uitgangspunten voor het opzetten van dergelijke informatiediensten verwoordt, zoals: ontwikkel geen nieuwe diensten maar sluit aan bij wat er al in de markt is. Vooraf stilstaan bij de rol die de gemeente wil spelen bij het implementeren (informeel betekent immers: inwoners in de lead). Ook is het belangrijk te kijken naar wat er al wordt gebruikt door de zorgorganisaties en de gemeenten in de omgeving, zodat er massa ontstaat. Ruimte voor uitgebreide communicatie met zorg- en welzijnsorganisaties en met burgers is ook belangrijk. De keuze voor een informele zorgdienst hangt ook van verschillende factoren af: het budget, de rol die de gemeente wil spelen, de boodschap en de doelgroep.
Nooit helemaal digitaal
Eén van de voorbeelden in de toolkit is BUUV (Haarlem), een drie jaar geleden door de gemeente zelf opgezette marktplaats voor vrijwillige inzet, waarin bewoners centraal staan. Dat laatste aspect is meteen de belangrijkste 'do'. Een ander punt is dat zo'n marktplaats nooit helemaal digitaal kan; persoonlijk contact blijft voor veel kwetsbare inwoners belangrijk en 30 procent heeft geen e-mail of internet. Nog een ‘do’-punt: geen strakke scheiding tussen vrijwilligers en hulpbehoevenden; ontvangers van hulp kunnen ook iets te bieden hebben.
Regionaal
In Enschede is er WeHelpen, door een coöperatie opgezet en beheerd, ook voor vier andere Overijsselse steden. De website brengt vraag en aanbod bij elkaar en heeft een agenda- en informatiefunctie en een puntensysteem. De gemeente levert een projectleider. Veel voorlichting en communicatie is nodig, in een gefaseerde aanpak: eerst zorg- en welzijnsorganisaties, dan burgers. Eenvoud nastreven in het systeem is ook erg belangrijk. De inzet van het systeem in de hele regio blijkt handig voor regionale aanbieders, zoals Roessingh, een revalidatiecentrum dat WeHelpen in het zorgpad voor ontslagen patiënten wil opnemen. De 'don'ts': er een gemeentekwestie van maken; het moet juist een neutrale uitstraling hebben. Het meteen opheffen van andere systemen is ook geen goed idee.
En nu nemen veel bobo';s bij de dienst de benen vermoedelijk omdat ze niet door één deur kunnen met deze digitale directeur...