Advertentie
ruimte en milieu / Column

Kunnen corporaties failliet gaan? (deel II)

Een bekend gegeven is dat wie moet verkopen vaak niet de beste prijs ontvangt, stelt Michael de Groot in het tweede deel van zijn column over woningcorporaties.

10 april 2013

Een bekend gegeven is dat wie moet verkopen vaak niet de beste prijs ontvangt. Bij een faillissement wordt vaak slechts de executiewaarde gerealiseerd, maar zeker niet altijd. Het hangt bijvoorbeeld af van de vraag- en aanbodsituatie op de markt en het koopmanschap van de verkoper. Ogenblikkelijke verkoop bij faillissement is geen “must”. Als de schuldeisers er uiteindelijk mee gediend zijn, kan voor het verkopen van bezittingen meer tijd worden genomen, echter alleen als er overtuigende argumenten zijn.

Nu er een forse kans is dat een faillissement van een corporatie tot verliezen zal leiden omdat niet de ‘normale’ verkoopprijzen worden gerealiseerd, zou dat inderdaad leiden tot verlies van maatschappelijk vermogen en bovendien tot de mogelijkheid van een extra hoge heffing van het CFV, waardoor de rekening bij de overige corporaties terechtkomt. Als dan in het achterhoofd wordt gehouden dat die heffingen bedoeld zijn om de liquiditeitspositie van zo’n corporatie met betalingsproblemen te dienen, dan kan dat misschien beter zonder een faillissement, dat immers tot hogere kosten zou leiden. Overigens, saneringssteun gekoppeld aan een faillissement lijkt geen irreële mogelijkheid, bijvoorbeeld om zo om te gaan met “slechte financieringen”. Het gaat te ver in het kader van dit artikel op de mogelijkheden in te gaan.

Waar de minister tijdens de discussie in de Tweede Kamer enige tijd geleden over de Vestia kwestie overigens niet over rept – en dat zou een boeiend onderwerp van onderzoek kunnen zijn – is het volgende. Het uitgangspunt op basis van de regelgeving met vereffening bij liquidatie van een corporatie (dat is dus iets anders dan een faillissement) is dat de vereffenaar de onroerende zaken eerst aanbiedt aan andere corporaties in het zelfde werkgebied, daarna aan de gemeente en vervolgens aan de huurders. Het doel is om de onroerende zaken voor de volkshuisvesting te behouden. Hoe moet daar mee om worden gegaan bij een faillissement? Het belang van de volkshuisvesting kan immers strijden met het belang van de voldoening van de schuldeisers. Daarvoor geeft de Faillissementswet geen regeling. Ons lijkt het beginsel van behoud van de sociale woningen voor de volkshuisvesting in ieder geval een extra argument op te leveren om het niet tot faillissement te laten komen.

Intussen heeft de huidige minister voor het voorjaar van 2013 een novelle aangekondigd in verband met de Herzieningswet. Die ligt nu bij de Eerste Kamer en was beoogd 1 januari 2013 in werking te treden. Dat wordt dus anders, wat ook wel logisch is. Het was een merkwaardige situatie dat er allerlei nieuwe ontwikkelingen waren en er een parlementaire enquête was aangekondigd, terwijl de regelgeving al in definitieve vorm ter besluitvorming voor lag. De vraag is of er op dit punt omvangrijke aanpassingen worden voorgesteld.

Ingeschat kan dus worden dat het eerste faillissement van een corporatie wel reëler is geworden, maar toch waarschijnlijk nog wel even op zich zal laten wachten. De wet kent een specifieke regeling met aanstelling van een bewindvoerder en saneringsmogelijkheden ter voorkoming van een faillissement, terwijl ook het WSW een vangnet biedt door borgstellingen. Kosten worden bovendien doorgaans beperkt en het corporatiebezit wordt voor de volkshuisvesting behouden door een faillissement te voorkomen. De berichtgeving over dreigende faillissementen bij corporaties zal over het algemeen kunnen worden gezien in het kader van een onderliggende boodschap: corporaties hebben het moeilijk en hun maatschappelijk vermogen is kwetsbaar. Die eerste constatering kan in ieder geval worden gedaan, alleen al blijkens de laatste berichten van het CFV. Of met die tweede constatering iets zal worden gedaan bovenop of in plaats van wat de Herzieningswet biedt, zal dit voorjaar met de novelle van de minister blijken.

Dit is het vervolg op de eerdere column van Michael de Groot en Hann Oude Grote Bevelsborg, beiden advocaat bij Lawton Advocaten

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie