bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Een eerste blik op de Wet open overheid

Een eerste blik op de Wet open overheid. De praktische gevolgen van de inwerkingtreding

22 april 2021
Sanne-Dassen.png

Op 26 januari 2021 heeft de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel open overheid aangenomen. De Wet open overheid (Woo) heeft als doel om overheden transparanter te maken. Aannemende dat wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen, zal de Woo hoogstwaarschijnlijk in 2022 in werking treden.

Artikelreeks Woo

In een artikelreeks zal het expertteam de komende tijd de praktische gevolgen schetsen van de inwerkingtreding van de Woo. Denk bijvoorbeeld aan de verplichte Woo-coördinator en aandachtspunten bij het opstellen en/of aanpassen van beleid om te voldoen aan de Woo.

 

In dit eerste artikel zal worden stilgestaan bij het toepassingsbereik van de Woo, de verplichte actieve openbaarheid en de uitzonderingsgronden daarop.


Toepassingsbereik

De Woo is onder meer van toepassing op alle bestuursorganen. De Woo is derhalve onder meer van toepassing op bestuursorganen van provincies, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen en waterschappen. Daarnaast is de Woo van toepassing op de meeste overheidsorganen die in artikel 1:1, tweede lid Awb, van de definitie van bestuursorgaan zijn uitgezonderd.


Verplichte actieve openbaarheid

De Woo bepaalt dat het bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak uit eigener beweging zoveel mogelijk de bij hem berustende informatie neergelegd in documenten voor een ieder openbaar maakt. Overigens is het verschaffen van informatie uit eigen beweging niet nieuw. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bepaalt reeds dat het bestuursorgaan uit eigen beweging informatie verschaft over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen.

 

In de praktijk blijkt echter dat, uitzonderingen daargelaten, bestuursorganen onvoldoende gebruik maken van de ruimte die de Wob biedt om documenten actief openbaar te maken.

 

Kern van de Woo is daarom een opsomming van verplicht openbaar te maken documenten. Het gaat onder meer om besluiten van algemene strekking en om de taken en bevoegdheden van de organisatieonderdelen. De informatie dient zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk binnen twee weken na vaststelling of ontvangst van de informatie, openbaar gemaakt te worden.

 

Ook schriftelijke oordelen in klachtprocedures als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, moeten in beginsel uit eigener beweging openbaar worden gemaakt. Elementen van de oordelen in de klachtenprocedures zijn onder meer de inhoud van de klacht, het betreffende organisatieonderdeel, de functiebenaming van de ambtenaar over wie is geklaagd en de wijze van afhandeling. De openbaarheid ziet dus op al deze onderdelen. De verplichte openbaarmaking geldt ook voor op verzoek van het bestuursorgaan opgestelde onderzoeksrapporten, zoals een medewerkerstevredenheidsonderzoek.

 

De Woo laat de Minister van BZK bovendien de ruimte om bij algemene maatregel van bestuur om de categorieën informatie die verplicht uit eigener beweging openbaar moeten worden gemaakt, uit te breiden. Wellicht wordt de lijst met categorieën in de toekomst derhalve nog uitgebreid.

 

Het Platform Open Overheidsinformatie (PLOOI) staat inmiddels ook online. PLOOI is de plek waar documenten door de overheid (mede) gepubliceerd worden om te voldoen aan de plicht tot actieve openbaarmaking.


Uitzonderingsgronden op de actieve openbaarheid

Ten aanzien van de actieve openbaarmakingsplicht geldt dat voor een aantal categorieën informatie geen uitzonderingsgronden gelden. Het gaat onder meer om wetten en besluiten van algemene strekking (artikel 3 lid 1 Woo). Voor een aantal andere categorieën informatie die actief openbaar moeten worden openbaar gemaakt (artikel 3 lid 2 Woo), zijn in de Woo een aantal uitzonderingsgronden opgenomen. Onderscheiden kunnen worden de absolute en de relatieve uitzonderingsgronden.


Absolute uitzonderingsgrond

Indien een absolute uitzonderingsgrond geldt, hoeft informatie niet actief openbaar gemaakt te worden. Het gaat onder meer om persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 en paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of indien deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt.


Relatieve uitzonderingsgrond

Indien een relatieve uitzonderingsgrond geldt, blijft het openbaar maken van gegevens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de belangen als genoemd in de betreffende artikelleden. De wijze van belangenafweging op dit punt blijft gelijk aan die onder de Wob, waardoor de jurisprudentie op grond van de Wob zijn betekenis behoudt voor deze uitzonderingsgronden.

 

Een voorbeeld van een relatieve uitzonderingsgrond is de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Informatie wordt niet verstrekt indien de persoonlijke levenssfeer van een of meer personen in het geding is en de eerbiediging daarvan zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. De uitzonderingsgrond is niet van toepassing voor zover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking. Een bestuursorgaan is overigens niet verplicht om toestemming van de betrokkenen te vragen voor zover het bestuursorgaan van oordeel is dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer prevaleert. Informatie kan dan worden geweigerd zonder contact op te nemen met betrokkenen. Dit volgt uit jurisprudentie op grond van de Wob.


Persoonlijke beleidsopvattingen

Artikel 11 lid 1 van de Wob bepaalt dat in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt wordt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.

 

Van belang voor de praktijk is de constatering van de initiatiefnemers dat uit de uitvoeringspraktijk onder de Wob is gebleken dat het beroep op de uitzonderingsgrond ‘persoonlijke beleidsopvattingen’, is opgerekt en uitgebreid. Dat is volgens de initiatiefnemers niet in lijn met hetgeen de wetgever bedoeld heeft.

 

Om hieraan een eind te maken is in de Woo (onder meer) bepaald dat feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter, geen persoonlijke beleidsopvattingen zijn en informatie daarover dus niet geweigerd kan worden. De Woo biedt de mogelijkheid aan het bestuursorgaan om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Ten aanzien van een aantal bestuursorganen, zoals het college van burgemeester en wethouders, verplicht de Woo informatie te verstrekken over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad daardoor onevenredig zou worden geschaad. Ook de besluiten die in mandaat namens genoemde bestuursorganen zijn genomen, vallen onder deze bepaling.


Ten slotte

De gevolgen van de Woo voor de uitvoeringspraktijk zijn groot. Indien u vragen heeft over de (gevolgen van) de inwerkingtreding van de Woo, kunt u contact opnemen met het expertteam of uw vaste contactpersoon bij Capra Advocaten.


Heeft u vragen?

Heeft u vragen of komen bij u andere vragen op, dan kunt altijd contact met een van de advocaten van Capra Advocaten opnemen.

 

Sanne Dassen

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.