bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Stabieler begrotingsbeeld voor gemeenten

Een analyse van de septembercirculaire 2022.

BMC
05 oktober 2022
Budget

Gemeenten weten al sinds afgelopen voorjaar dat ze een hogere uitkering krijgen uit het gemeentefonds. Dat komt omdat het kabinet Rutte IV in de jaren tot en met 2025 meer geld uitgeeft. In vergelijking met de bedragen uit de meicirculaire krijgen gemeenten, behalve een hogere vergoeding voor inflatie, er niet veel geld bij. Alleen in 2026 stelt het kabinet eenmalig bijna € 1 miljard extra beschikbaar. Dit blijkt uit een analyse van de septembercirculaire van BMC-adviseurs Erwin Ormel, Siemen Fuite en Erik Flier.

Gemeenten ontvangen bijna de helft van hun inkomsten via een uitkering uit het gemeentefonds. Op twee momenten in het jaar informeert de minister van BZK de gemeenten over de omvang van deze uitkering: in mei via de zogenaamde meicirculaire en op of rond Prinsjesdag via de septembercirculaire. De afgelopen jaren wisselde het beeld in de opeenvolgende circulaires nogal. Het kwam regelmatig voor dat in de ene circulaire een daling werd voorzien, waarna in volgende circulaire een stijging werd aangekondigd. Voor gemeenten was het hierdoor lastig om een stabiele financiële koers te volgen. In overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de minister nu een systematiek uitgewerkt die minder fluctueert dan voorheen. Dit leidt tot een stabieler begrotingsbeeld voor gemeenten.

Sinds 1995: trap-op-trap-af-systematiek

Sinds 1995 geldt voor de groei van het gemeentefonds de trap-op-trap-af-systematiek. Stijgen de rijksuitgaven, dan groeit het gemeentefonds evenredig mee. Omgekeerd geldt hetzelfde: dalen de rijksuitgaven als gevolg van bezuinigingen, dan daalt ook het gemeentefonds. Nadeel van deze systematiek is dat het gemeentefonds tussen mei en september kan fluctueren. Dit als gevolg van fluctuerende rijksuitgaven tussen mei en september.

Nieuwe methodiek: een volumedeel en een prijsdeel

De nieuwe methodiek houdt in dat de groei van de algemene uitkering, zoals die is voorzien in de meicirculaire, het vertrekpunt vormt voor de uitkering uit het gemeentefonds. De jaarlijkse groei is uitgesplitst in een volumedeel en een prijsdeel, het zogenoemde ‘LPO-deel’. Het volumedeel staat voor de komende jaren vast. Het LPO-deel groeit evenredig mee met de omvang van de inflatie (loon- en prijsontwikkelingen, vandaar de naam LPO-deel). Valt de inflatie hoger uit, dan stijgt het LPO-deel; valt de inflatie lager uit, dan daalt dit deel van de uitkering evenredig mee. De index die hiervoor wordt gebruikt, is het gewogen gemiddelde van drie indices: de loonvoet sector overheid (60%), de index materiële overheidsconsumptie (20%) en de index overheidsinvesteringen (20%).

Hogere inflatie leidt tot een hoger LPO-deel

De inflatie is in het voorjaar van 2022 verder gestegen. Dit zien we terug in de stijging van de algemene uitkering.

Tabel 1

In de septembercirculaire komt met ingang van 2023 € 500 miljoen extra beschikbaar voor de dekking van de hogere inflatie. Voor een gemiddelde gemeente van 40.000 inwoners komt dit neer op een bedrag van ongeveer € 1 miljoen structureel. Gemeenten doen er wel verstandig aan om dit budget ook daadwerkelijk te reserveren voor de dekking van de loon- en prijsstijgingen en niet aan te wenden voor de bekostiging van nieuwe wensen. Mocht de inflatie toch lager uitvallen, dan zal dit deel van de algemene uitkering evenredig lager uitvallen. Onderstaande tabel laat zien dat het deel dat gereserveerd wordt voor loon- en prijsontwikkelingen oploopt tot € 4,8 miljard in 2026.

Tabel 2

Lees de complete analyse op bmc.nl

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.