Strakke regie rijk over 'sociale' bestedingen gemeenten
Het rijk houdt de eerste drie jaar na invoering van de decentralisatie van taken in het sociale domein – per 2015 – nauwlettend in de gaten of gemeenten er wel voldoende geld aan uitgeven. Den Haag grijpt in als ze het aan de verkeerde dingen besteden.
Het rijk houdt de eerste drie jaar na invoering van de decentralisatie van taken in het sociale domein – per 2015 – nauwlettend in de gaten of gemeenten er wel voldoende geld aan uitgeven. Den Haag grijpt in als ze het aan de verkeerde dingen besteden.
Paal en perk aan beleidsvrijheid
Met de decentralisaties worden gemeenten verantwoordelijk voor het brede sociaal domein op het gebied van participatie naar werk, maatschappelijke ondersteuning en jeugd. In het regeerakkoord was afgesproken gemeenten daarbij ruime beleidsvrijheid te geven om deze taken met zoveel mogelijk maatwerk te kunnen uitvoeren. De eerste drie jaar stelt coördinerend bewindspersoon Plasterk (Binnenlandse Zaken, PvdA) echter paal en perk aan die vrijheid. Namens het kabinet verordonneert hij dat er tijdelijk een deelfonds sociaal domein wordt gecreëerd, met daarin de gelden voor de 3D-operatie. Voor deze zogeheten integratie-uitkering gelden bestedingsvoorschriften. Dat doet de minister om in de eerste jaren ‘een succesvolle uitvoering’ van die taken zo veel mogelijk te waarborgen.
Diverse geldstromen in één ontschot budget
Het sociaal deelfonds wordt gecreëerd vanuit diverse geldstromen: het Participatiebudget, middelen voor de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en middelen voor de uitvoering van de Jeugdwet. Mogelijk dat daar nog onderdelen aan worden toegevoegd die binnen het gemeentefonds inhoudelijke en beleidsmatige raakvlakken hebben. Te denken valt aan de huidige Wmo-middelen, de bestaande gemeentefondsmiddelen voor maatschappelijke ondersteuning en jeugd en de uitvoeringskosten van de Wet werk en bijstand (Wwb).
Overgangstermijn van drie jaar
Doel van de decentralisatie van verantwoordelijkheden in het sociaal domein is behalve een bezuiniging een efficiëntere en effectievere uitvoering en verbetering van de dienstverlening aan de burger. Dat vergt volgens Plasterk een gedegen voorbereiding vooraf en dat in de eerste jaren van uitvoering ‘op een passende wijze de vinger aan de pols wordt gehouden.’ De Tweede Kamer had om zo’n overgangstermijn gevraagd. De minister denkt dat via het sociaal deelfonds voldoende zekerheid kan worden geboden dat signalen over de uitvoering vroegtijdig worden opgepakt en waar nodig kan worden bijgestuurd.
Bestedingsvoorwaarden
Het rijk stelt bestedingsvoorwaarden aan het deelfonds. De middelen in het deelfonds worden geoormerkt en kunnen alleen vrij worden besteed aan de onderscheiden doelen van het sociaal deelfonds: in een speciale begrotingswet zal worden aangegeven waaraan de middelen in het sociaal deelfonds mogen worden besteed. Herschikking naar andere bestedingsdoelen, bijvoorbeeld wegen en water of het verstrekken van bijstandsuitkeringen, is niet toegestaan.
Informatieverstrekking aan het rijk
Op lokaal niveau vindt verantwoording over de besteding van de middelen in het deelfonds sociaal domein plaats in de gemeenteraad. Gemeenten zullen via de bestaande Informatie voor derden (IV-3) het rijk jaarlijks informatie moeten verstrekken over de besteding van die middelen. Ook moeten ze het rijk jaarlijks informatie verstrekken over de aanwezigheid van een goedkeurende controleverklaring van de accountant op de jaarrekening van de gemeente. Op die manier houdt het rijk zicht op de bestedingen van alle individuele gemeenten.
Onderbesteding taboe
Tegelijk zal worden geregeld dat onderbesteding in een bepaalde gemeente aanleiding kan zijn voor nader onderzoek. Daarbij kijkt het rijk ook naar de prestaties van een gemeente. In het uiterste geval kan het rijk ingrijpen via een aanwijzing, met de mogelijkheid tot opschorting van de uitbetaling uit het deelfonds sociaal domein. Pas nadat het kabinet vindt dat de gemeente een adequaat verbeterplan heeft, wordt die opschorting beëindigd en worden de opgeschorte middelen alsnog uitbetaald.
De bestedingsvoorwaarden worden na drie jaar verwijderd: vanaf 2018 vloeit het rijksgeld in het vrij besteedbare gemeentefonds.
Dat zou tegenover de desbetreffende gemeenten natuurlijk ook juist en passend zijn in het kader van de beginselen van behoorlijk bestuur.