Raad van State hekelt enge blik Wet HOF
Een goed begrotingsbeleid houdt meer in dan het strikt handhaven van discipline ten aanzien van het begrotingssaldo. Er moet ook oog zijn voor de economie en de werkgelegenheid. De Wet Houdbare overheidsfinanciën mist volgens de Raad van State die brede blik.
Een goed begrotingsbeleid houdt meer in dan het strikt handhaven van discipline ten aanzien van het begrotingssaldo. Er moet ook oog zijn voor de economie en de werkgelegenheid.
Investeringsplafond gemeenten
De Raad van State uit forse kritiek op het wetsvoorstel Houdbare overheidsfinanciën (Wet HOF) zoals dat deze week door het demissionaire kabinet Rutte naar de Tweede Kamer is gestuurd. De strekking van het wetsvoorstel is dat provincies, gemeenten en waterschappen vanaf volgend jaar door het Rijk een investeringsplafond krijgen opgelegd. De decentrale overheden dragen op die manier bij om het totale overheidstekort onder de 3 procent te houden.
Niet evenwichtig
Van de Wet HOF gaat volgens de Raad van State zeker een disciplinerende werking uit, maar een goed begrotingsbeleid houdt meer in dan ‘het handhaven van discipline ten aanzien van het begrotingssaldo.’ Een goed begrotingsbeleid omvat volgens het belangrijkste adviesorgaan van de regering onder meer ook het economisch structuurbeleid en het werkgelegenheidsbeleid. Bij de Wet HOF is de sturing te eenzijdig gericht op het begrotingssaldo in enge zin. De Raad vindt dat kijken naar slechts één aspect – het sturen op saldo – ‘niet evenwichtig.’
Arbeidsmarkt en zorg
Een goed begrotingsbeleid getuigt van een bredere blik, waarbij ook aandacht is voor de grote vraagstukken rond zorg, wonen en arbeidsmarkt. De aanpak daarvan ‘sluit minder goed aan bij een benadering die alleen is gebaseerd op de budgetdisciplinesectoren.’ In de Europese context, waaruit het wetsvoorstel voortvloeit, wordt volgens de adviesraad eveneens uitgegaan van zo’n bredere benadering.
Overheidsfinanciën
Het wetsvoorstel laat er geen twijfel over bestaan dat de eindverantwoordelijkheid voor de overheidsfinanciën bij het Rijk ligt. Dat is volgens de raad terecht, omdat het uiteindelijk de wetgever is die de begrotingskaders vaststelt en bepaalt hoeveel geld er via gemeente- en provinciefonds richting individuele gemeenten en provincies vloeit. Maar de verhouding tussen centrale en decentrale overheid is volgens de Raad van State geen hiërarchische, maar een op gelijkwaardigheid gebaseerde relatie. Daarom is het goed dat het wetsvoorstel een belangrijke plaats geeft aan het bestuurlijk overleg tussen rijk en decentrale overheden, met name ook omdat die op verzoek van het kabinet omvangrijke investeringsprogramma’s uitvoeren.
Gemeentefonds
De Raad van State verbaast zich er overigens zeer over dat het ministerie van Financiën in het wetsvoorstel zo nadrukkelijk de decentrale overheden de regels voorschrijft. Anders gezegd, vindt de raad dat Binnenlandse Zaken zich te veel in de hoek laat drukken door Financiën. ‘Dat staat op gespannen voet met de positie van het minister van Binnenlandse Zaken in het gemeentefonds en het provinciefonds alsook met diens coördinerende taak voor het rijksbeleid dat gemeenten en provincies raakt, zoals neergelegd in de gemeente- en provinciewet.’ De Raad van State adviseert het wetsvoorstel zodanig aan te passen dat recht wordt gedaan aan de positie van de minister van BZK.
Gelden de evenwichtige natuurkundige regels ook op het menselijke ras dan zal het niemand straks verbazen om aan de onderkant van de maatschappij hiervan signalen op zeer korte termijn aan de bovenkant zichtbaar waar te nemen. Waarde is de vervanger van alles dat onterecht afgenomen is en opnieuw betekenis krijgt in iets anders.
Het is in de natuur van de mens om leegtes op te vullen en verlies te vervangen. Waarmee dat zal gebeuren is dan voor de intellectuele onder ons geen verrassing. Dit gebeurt natuurlijk in de sociale kringen van de onderliggende normen van de maatschappij. Voorbeelden hiervan zijn genoeg te vinden in de geschiedenis van elk mens.