Advertentie

‘Over gemeentelijke autonomie blijft te veel onduidelijk’

Monden de flexibeler regels van de Omgevingswet straks uit in een lawyers paradise? In een korte serie vraagt Binnenlands Bestuur experts naar juridische knelpunten voor gemeenten. In deel een: Hansko Broeksteeg, universitair hoofddocent staatsrecht aan de Radboud Universiteit.

21 maart 2021
Rechtershamer-shutterstock-565403683.jpg

Monden de flexibeler regels van de Omgevingswet straks uit in een lawyers paradise? In een korte serie vraagt Binnenlands Bestuur experts naar juridische knelpunten voor gemeenten. In deel een: Hansko Broeksteeg, universitair hoofddocent staatsrecht aan de Radboud Universiteit.

Problematisch

‘Ik heb de indruk dat weinig mensen de hele reikwijdte van de Omgevingswet overzien’, begint Broeksteeg. ‘Je hebt specialisten op het gebied van bijvoorbeeld natuurbescherming of bouwbesluiten, maar die de samenhang met andere domeinen missen. Dat vind ik problematisch. En ik ken ook geen ander wetgevingstraject waarvoor geldt dat vrijwel niemand het complete overzicht heeft.’

Zonder agendadwang
Zelf legt Broeksteeg zich toe op gemeenterecht. Samen met universitair collega Rian de Jong schreef hij onlangs een opiniestuk voor de website van Binnenlands Bestuur, waarin zij betoogden hoe invoering van de Omgevingswet de gemeentelijke autonomie dreigt te beknotten: ‘Wij verstaan daaronder de vrijheid van gemeenten om de eigen huishouding te besturen en te regelen, dat wil zeggen zonder agendadwang van een andere (‘hogere’) overheid.’


Verschuiving

Met de invoering van de Omgevingswet ziet Broeksteeg een verschuiving plaatsvinden van zaken die gemeenten eerst in autonome verordeningen konden regelen naar het medebewind van het omgevingsplan. Een voorbeeld.  ‘Het gemeentelijk monumentenbeleid behoort nu tot de autonome bevoegdheidssfeer, maar moet straks in het omgevingsplan worden opgenomen. Daar heerst toch een mate van agendadwang van het rijk.’ Sommige van zijn collega’s aan de universiteit stellen dat er straks nauwelijks gemeentelijke autonomie overblijft. ‘Dat gaat me te ver’, licht Broeksteeg toe, ‘maar die verschuiving is wel degelijk gaande.’

In nevelen
Hoe ver precies is volgens hem nog in nevelen gehuld. ‘Nu is het zo dat een aantal zaken gedeeltelijk in het bestemmingsplan wordt geregeld en gedeeltelijk in autonome verordeningen. Denk aan evenementen, waarbij je locaties kunt beschrijven in het bestemmingsplan en je de veiligheidsaspecten en openbare orde vastlegt in een autonome verordening.’ Gedurende de totstandkoming van de Omgevingswet bleef de nieuwe verdeling volgens Broeksteeg lang onduidelijk. En eigenlijk is die onduidelijkheid er negen maanden voor de geplande invoering nog steeds.

Verschillende plekken
‘Neem een lokale vuurwerkregeling, waarbij je bepaalde zaken liever in het omgevingsplan zou willen regelen. Denk aan de gebieden waar een vuurwerkverbod zou moeten gelden in verband met stank en geluidsoverlast. Zaken over veiligheid en openbare orde zou je liever in een autonome verordening regelen. Wij krijgen de indruk dat meer dan voorheen onderwerpen op verschillende plekken moeten worden geregeld: in het omgevingsplan én in de autonome verordening. Er is, denken we, door de wetgever niet heel fundamenteel over nagedacht.’

Lichtere eisen
Die onduidelijkheid heeft consequenties. ‘Bij het medebewind van het omgevingsplan gelden veel lichtere eisen om in te mogen grijpen. Ook de rechtsbescherming is anders. Tegen besluiten in het omgevingsplan kun je in beroep bij de bestuursrechter; bij de vaststelling van de autonome verordening weer niet.’ Pas vanaf vorig jaar is de VNG volgens Broeksteeg op dit punt in actie gekomen. ‘Er is een handreiking gemaakt, er zijn staalkaarten. Maar die geven ook de duidelijkheid niet waar wij als gemeenterechtjuristen op hadden gehoopt.’


Parkeerexcessen

Hij geeft een voorbeeld: parkeerexcessen, zoals caravans of rolcontainers die te lang langs de openbare weg blijven staan. ‘Dat wordt nu in de APV geregeld. Moet dat straks allemaal in het omgevingsplan? Volgens de wetgever heeft de gemeente op dat punt keuzevrijheid. Maar dat maakt het lastig. Want dan kan het onderwerp in de ene gemeente in het omgevingsplan in medebewind zijn geregeld en in de andere in een autonome verordening, met andere rechtsbescherming. Ik zou duidelijker uitgangspunten willen hebben welk onderwerp je waar moet regelen.’

Autodealer
Gebeurt dat niet, geeft Broeksteeg aan, dan moet je als gemeente naast de volledige implementatie van de wet – een opgave op zich – je ook nog het hoofd breken over dit soort vraagstukken. ‘En ik kan me ook voorstellen dat het voor burgers en bedrijven onduidelijkheid schept. Neem een autodealer met vestigingen in meerdere gemeenten, die gewend is zijn auto’s langs de kant van de weg te parkeren, zodanig dat sprake is van een parkeerexces. Die kan te maken krijgen met twee verschillende juridische regimes. Ik ben benieuwd wat de rechter daarmee gaat doen. Laat die de keuzevrijheid bij de gemeente of gaat die na verloop van tijd toch criteria ontwikkelen en toepassen?’


Motiveren
Zal invoering van de Omgevingswet leiden tot meer juridische procedures, het gevreesde lawyers paradise? Een moeilijke vraag, vindt Broeksteeg. ‘Door de flexibeler door gemeenten toe te passen regels zou de druk op de rechter rond, bijvoorbeeld, natuurbeschermingskwesties kunnen verminderen. Maar er zullen zeker meer zaken voor de rechter komen vanuit de vraag: waar is dit geregeld? Ik kan mij zo voorstellen dat de rechter dan zegt dat gemeenten keuzevrijheid hebben. Dat is op een aantal punten ook expliciet gezegd door de wetgever. Maar dat die keuzes tegelijk niet willekeurig mogen worden gemaakt. Dus dat een gemeente heel goed moet motiveren welke regels ze straks waar opneemt.’  


Morgen in deze serie: Hanna Tolsma, hoogleraar besluitvorming en rechtsbescherming in het omgevingsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Peter / Projectmanager
@Spijker : voor zover dat niet in de wettekst zélf staat hoort dat thuis in de Memorie van Toelichting en de opvolgende stukken.

Dat geeft nú dus al te denken. Niet alleen over de OW zelf, maar ook over het gangbare wetgevingsproces.

Raad van State en Eerste Kamer zouden daarop moeten toezien
Arie den Breejen / Hoofdredacteur Journaal Geluid
Dat inderdaad niemand op dit terrein het overzicht heeft is juist en misschien verontrustend, maar niet nieuw. Dat is nu ook al zo en ook op redelijk grote schaal. De regels voor de vele problemen op het fysiek domein zijn nou eenmaal zeer uitgebreid, zeer complex en niet zelden behoorlijk natuurwetenschappelijk of te wel niet de natuurlijke habitat voor juristen en andere proces georiënteerde beleidsmakers.

Dat regels in verschillende gemeentelijke regelplekken terecht komen is ook niet nieuw: ook nu valt een deel van bv geluid- en veiligheidsregels onder 'openbare orde' en een ander deel onder het reguliere milieurecht. Het is niet anders.



Desalniettemin zal de Ow inderdaad een lawyers paradise (of een Dantes hell?) worden maar volgens mij om andere redenen:

- de Ow zal door zijn vormgeving en complexiteit ontaarden in een enorm bureaucratisch monster waarop (beperkt geëquipeerde) bestuursorganen (en anderen) veel te weinig grip (kunnen) hebben en waardoor zij veel meer fouten maken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gemeentelijke wetgevingsverantwoordelijkheid. Gemeenten zullen

over veel en zeer complexe onderwerpen in heel korte tijd regels moeten maken. Ik denk dat gemeenten niet voor die taak zijn berekend. Gevolg: kwalitatief veel slechtere wetgeving. Slechte wetgeving vormt een bron voor rechtszaken en andere juridische disputen.

Daar komt nog wat bij (een stokpaard van mij): een adequate omgang met die gemeentelijke regelgevingsbevoegdheid vereist ook nogal wat kennis van internationale en Europese regelgeving op tal van terreinen. Deze regelgeving is niet zelden direct werkend. Een dergelijke kennis, die bij het Rijk al niet overhoudt, is zeker binnen gemeentelijke burelen vrijwel afwezig.

En dit is maar een van de problemen die te voorzien vallen met de Omgevingswet. Een groot deel van de bestuurlijke energie zal dan ook gedurende de komende jaren opgaan aan het verkrijgen van enige intellectuele grip op de Omgevingswet en het op een enigszins juridisch berijdbaar spoor krijgen van die wet... Deze tijd kan dus niet worden besteed aan in mijn ogen veel relevantere activiteiten: de woningbouwopgave, de energietransitie, de klimaatadaptie etc. etc.. De Omgevingswet vormt voor mij weinig anders dan een gigantische verspilling van tijd, geld en energie.



H. Wiersma / gepens.
Hoe gemakkelijk kan je het als wetgever maken. Geef in de wet gewoon aan wat er wel/niet onder valt.
Advertentie