Advertentie

MIVD mag agressief ondervragen

Een medewerker van Defensie die een vertrouwensfunctie bekleedt hard aanpakken tijdens een veiligheidsonderzoek mag, maar het onderzoek mag geen onnodige en niet-functionele inbreuk op het privéleven vormen. Dat oordeelt de Nationale ombudsman naar aanleiding van een klacht van een voormalige werknemer van Defensie tegen de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD).

14 augustus 2008

De civiele medewerker van het ministerie bekleedde een vertrouwensfunctie. Om die te kunnen vervullen was een Verklaring van Geen Bezwaar noodzakelijk. Na zijn huwelijk in 2005 met een 26 jaar jongere vrouw uit Kirgizië, moest een nieuw onderzoek plaatsvinden. 

 

Agressief
De man ervoer het nieuwe onderzoek als zeer krenkend. Hij had de indruk als een misdadiger verhoord te worden en hij vond de vraagstelling uiterst agressief en intimiderend. De ondervrager, een functionaris van de MIVD, was geïnteresseerd in de seksuele relatie met de Kirgizische echtgenote. Volgens de MIVD-functionaris zou het gaan om een nephuwelijk. Om te weten op welk moment precies de man een relatie was begonnen, was aan hem gevraagd wanneer hij voor het eerst met zijn echtgenote naar bed ging en of dat het moment was waarop ze een relatie hadden.

 

Buitenlandse dienst
De MIVD-functionaris verklaarde later tegenover de ombudsman dat hij zo uitgebreid op de ontwikkeling van de relatie was ingegaan om uit te sluiten dat er ‘sprake was van een aanvallende buitenlandse dienst.’ Tijdens het veiligheidsonderzoek zou de MIVD-functionaris hebben benadrukt dat de man nu een groot risico was, omdat hij in het huwelijk was getreden met iemand uit het voormalige Warschaupact.

 

Naar aanleiding van klachten van de man deed de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten op verzoek van de minister van Defensie onderzoek. Deze commissie verklaarde twee van de drie klachten van de man ongegrond. De derde klacht werd deels ongegrond verklaard, en wat betreft het andere deel kon de gegrondheid niet worden vastgesteld. Voor de klager was dat de reden zich in 2007 tot de Nationale ombudsman te wenden.

 

Begrijpelijk
Die vindt het begrijpelijk dat de man indringende vragen zijn gesteld om te kunnen beoordelen of hij door zijn huwelijk al dan niet een veiligheidsrisico was geworden en om vast te stellen of hij chantabel is. Maar de vraag wanneer hij de eerste keer met zijn echtgenote naar bed was gegaan, is volgens de ombudsman ‘een onnodige en niet functionele inbreuk op het privéleven (...). Op dit punt is de onderzochte gedraging niet behoorlijk’.

 

Volgens de Nationale ombudsman is het veiligheidsonderzoek op dit gevoelige punt te ver gegaan. De onderzoeker had kunnen volstaan met de vraag vanaf welk moment de man een relatie met zijn huidige echtgenoot kreeg.

 

De klachten over de wijze van ondervragen en het niet informeren naar de gezondheidstoestand van de man, die herstellende was van een hartinfarct, verklaart de ombudsman ongegrond. Op andere punten lopen de weergaven van de feiten tussen de klager en de beklaagde zodanig uiteen, dat de Nationale ombudsman zich moet onthouden van een oordeel. Hij adviseert daarom bij toekomstige veiligheidsonderzoeken de gesprekken op te nemen. 

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie