Mager zesje voor raadsleden
Burgers zijn over het algemeen ‘niet ontevreden’ over raadsleden. 60 procent van de burgers geeft raadsleden in de eigen gemeente een zes of een zeven.
Trendlezing
Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Twente, uitgevoerd door hoogleraar bestuurskunde Bas Denters. Hij presenteerde de resultaten donderdag tijdens de Tweede Trendlezing in Den Haag. De lezing was georganiseerd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in samenwerking met Binnenlands Bestuur.
‘Het oordeel over raadsleden is dus bepaald niet negatief’, zegt Denters. ‘Maar het is bepaald ook niet zo dat raadsleden door burgers met lof en waardering worden overladen. Van de overige bijna 40 procent heeft ongeveer de helft geen oordeel over het functioneren van de raadsleden en de andere helft is negatief in zijn oordeel’, zegt hij.
‘Het zou tegen deze achtergrond overdreven zijn om te zeggen dat raadsleden verzekerd zijn van een dankbaar publiek.
Onvoldoende
Zo zegt 40 procent bijvoorbeeld geen naam van een raadslid te kunnen noemen. Minder dan de helft, namelijk 40 procent van de respondenten, weet dat het de raad is die wethouders benoemt en ontslaat. Tegen die achtergrond verbaast het Denters niet dat als hij burgers vraagt naar hun tevredenheid over het functioneren van de raad, nogal wat mensen geen antwoord geven of zeggen het niet te weten. Dat geldt voor 17 procent van de in totaal 500 respondenten.
Meer dan de helft van de ondervraagden geeft aan dat raadsleden voldoende of ruim voldoende functioneren. Een kleine groep (7 procent) is nog positiever. Niettemin is een fl inke minderheid van burgers (21 procent) van mening dat raadsleden onvoldoende functioneren. Onder de burgers die een opvatting hebben over het functioneren is de gemiddelde score, als men burgers vraagt hoe zij alles bij elkaar het functioneren van hun raadslid beoordelen, een 6,07.
Kandidaat
7 procent van de burgers blijkt bereid zich kandidaat te stellen voor het lidmaatschap van de raad. De animo ligt iets hoger dan in 2001, toen dat nog 4,6 procent was. Veel onderzoek naar de bereidheid van burgers om zich desgevraagd kandidaat te stellen voor de raad, het rekruteringspotentieel voor toekomstige raadsleden is er volgens Denters niet.
‘In het kader van een internationaal vergelijkend onderzoeksproject in 2000 zijn hierover enige vragen aan Nederlandse burgers gesteld. Dezelfde vraag is indertijd ook gesteld aan burgers van drie andere kleine Europese landen: Denemarken, Noorwegen en Zwitserland. Uit het betreff ende onderzoek blijkt dat de bereidheid onder Nederlandse burgers beduidend lager is dan in de andere onderzochte landen’, aldus Denters.
Bedanken
Onder Denen was de bereidheid het grootst (11,9 procent), maar ook de Noren en de Zwitsers scoorden altijd nog rond de 10 procent. Mogelijke verklarende factoren zijn volgens Denters onder meer de verschillen in de schaal van het lokaal bestuur in de diverse landen. ‘Nederland heeft in vergelijking tot de drie andere landen gemiddeld genomen relatief grote gemeenten, waarin het raadswerk veel tijd kost. Daarnaast speelt mogelijk ook de politiek culturele en institutionele context een rol.
Zo is bijvoorbeeld in Noorwegen het raadslidmaatschap veel meer dan bij ons gepositioneerd als een burgerplicht: burgers kunnen door een partij of door medeburgers – zonder toestemming van de persoon in kwestie – kandidaat worden gesteld en als men wordt gekozen is men verplicht het raadslidmaatschap te aanvaarden tenzij men zeer goede persoonlijke redenen heeft om in aanmerking te komen voor een ontheffi ng. Dat is een andere constellatie dan in ons land, waar zelfs als men willens en wetens plaats heeft genomen op een lijst en bijvoorbeeld door voorkeurstemmen wordt gekozen, op elk gewenst moment en zonder verdere toetsing alsnog kan bedanken voor de eer.’
De bereidheid van burgers om zich desgevraagd kandidaat te stellen ligt iets hoger dan tien jaar geleden, maar Denters houdt een slag om de arm. ‘We moeten voorzichtig zijn voordat we de loftrompet steken. De belangrijkste verschuiving is niet te vinden onder de mensen die met enige stelligheid aangeven ja te zeggen, maar onder de mensen die zouden overwegen dit te doen. Het is aannemelijk dat juist in deze categorie nogal wat sociaal wenselijke antwoorden worden gegeven’, zegt hij.
Amateurstatus
Een van de minst aantrekkelijke kanten van het raadswerk blijkt de werkdruk en de tijdsbelasting te vormen. Dat is de reden dat Denters zich zorgen maakt over de door het kabinet voorgenomen vermindering van het aantal raadsleden. ‘Het betekent meer werk – ten gevolge van de steeds toenemende taken voor het lokaal bestuur door de decentralisaties – met minder mensen.
Dat zal niet bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het raadslidmaatschap en leiden tot grotere rekruteringsproblemen. Bovendien dreigt zo het ontstaan van een kaste van lokale beroepspolitici, waar de kracht van het raadslidmaatschap juist is gelegen in de amateurstatus.’
Bovendien bevat dit onderzoek het goede nieuws dat de belangstelling voor het raadlidmaatschap is toegenomen. Nu nog de omstandigheden creëren dat mensen ook daadwerkelijk de lokale politiek instappen.