bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Feitenonderzoeken: geen sinecure

Veel werkgevers worden met enige regelmaat geconfronteerd met de noodzaak om een integriteitsonderzoek te laten uitvoeren

21 december 2015

AfbeeldingMr. J.J. Blanken

Veel werkgevers worden met enige regelmaat geconfronteerd met de noodzaak om een integriteitsonderzoek te laten uitvoeren. Dat geldt niet alleen voor overheidswerkgevers, maar ook buiten de non-profitsector. Wat bijvoorbeeld te denken van banken? Veelal gaat het om onderzoeken naar gedragingen van (overheids)werknemers. Daarnaast is sprake van onderzoeken en screenings die betrekking hebben op politieke ambtsdragers, zoals wethouders en gedeputeerden, raads- en statenleden etc.

Voor zover onderzoeken betrekking hebben op ambtenaren, gaat het in de praktijk niet alleen om integriteitsonderzoeken, maar ook om draagvlakonderzoeken, onderzoeken naar het functioneren van de betrokkene, onderzoeken die betrekking hebben op (al dan niet seksuele) intimidatie etc. Daar waar het gaat om onderzoeken die worden gedaan ter voorbereiding van rechtspositionele besluitvorming, geldt als algemene grondslag artikel 3:2 Awb. Een bestuursorgaan is immers wettelijk verplicht om de feiten deugdelijk vast te stellen en te analyseren, indien de intentie bestaat om een (rechtspositioneel) besluit te nemen. Aan dit in de wet verankerde algemene beginsel van behoorlijk bestuur pleegt indringend te worden getoetst. In de loop der jaren is er dan ook een grote hoeveelheid jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep ontstaan die betrekking heeft op feitenonderzoeken in de meest ruime zin van het woord. Daarnaast is er jurisprudentie van tuchtrechtelijke instanties, betrekking hebbend op onderzoekers, en jurisprudentie van de Nationale ombudsman, betrekking hebbend op klachtenprocedures.

Kennisname van die jurisprudentie leidt tot de conclusie dat het niet eenvoudig is om een deugdelijk feitenonderzoek te doen. Het komt met grote regelmaat voor dat onderzoeksresultaten volledig ter zijde moeten worden geschoven, omdat niet aan elementaire eisen wordt voldaan. Daarbij kan gedacht worden aan onvoldoende hoor en wederhoor, het niet deugdelijk vastleggen van verklaringen, het onvoldoende vaststellen van feiten, het niet horen van relevante getuigen, suggestieve vraagstelling etc.

Het is alleszins begrijpelijk dat de toetsing in rechte van integriteitsonderzoeken en andersoortige feitenonderzoeken stringent is. Immers, de uitkomst van een dergelijk onderzoek kan voor de betrokkene vergaande consequenties hebben. Zowel de onderzoeker als de opdrachtgever (al dan niet een bestuursorgaan) dienen zich dat terdege te realiseren. Tijdsdruk, politieke en financiële druk zullen altijd een rol spelen, doch mogen niet tot gevolg hebben dat een onvoldragen product wordt afgeleverd dat de toets der kritiek niet kan doorstaan respectievelijk dat een besluit wordt genomen dat in rechte wordt vernietigd. Ook dat laatste kan politieke en financiële consequenties hebben. Het is dus per definitie in het belang van alle betrokken partijen, waaronder de opdrachtgever zelf, dat de grootst mogelijke zorgvuldigheid wordt betracht. In de praktijk is dat helaas vaak niet het geval. Reeds een oppervlakkige vogelvlucht door de relevante jurisprudentie leert dat er tal van voorbeelden zijn van zaken waarin het dramatisch mis is gegaan met alle gevolgen van dien.

Zo werd in opdracht van een voormalige politieregio een ‘cultuuronderzoek’ verricht door een organisatie- en adviesbureau dat resulteerde in een rapport, getiteld ‘Code rood’. De conclusie was dat sprake was van ongewenste omgangsvormen, grof en seksistisch taalgebruik, seksuele intimidatie, intimiderend gedrag van leidinggevenden, spreekverboden en bedreigingen. Een aantal leidinggevenden zou volgens het bureau met spoed moeten worden vervangen. Vervolgens werd op basis van dit rapport besloten tot tussentijds ontslag uit een tijdelijke aanstelling van één van de leidinggevenden. Ondanks het relatief beperkte toetsingskader bij een dergelijk ontslag, kon het besluit de toets der kritiek in het geheel niet doorstaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde in een uitspraak van 7 maart 2013 dat sprake was van anonieme en oncontroleerbare verklaringen en dat betrokkene zich niet tegen de anonieme aantijgingen had kunnen verdedigen. Het enkele feit dat de korpschef de ‘overtuiging’ had gekregen dat betrokkene zich aan de gewraakte gedragingen had schuldig gemaakt, kon (uiteraard) niet tot een andere conclusie leiden. De Raad constateerde droogjes dat de bestuursrechter de overtuiging van de korpschef niet in rechte kon toetsen en dat concrete aanknopingspunten voor zo’n toetsing niet beschikbaar waren.

Op 19 maart 2015 maakte de Centrale Raad van Beroep korte metten met een ‘quick scan’, uitgevoerd door een organisatieadviseur. Hij kwalificeerde diens werkwijze als ‘onthutsend’. Volgens de Raad had de onderzoeker de betrokkene onverhoeds en op basis van subjectieve conclusies als persoon ‘afgebrand’. Ten onrechte had de opdrachtgever, het college van burgemeester en wethouders, geen afstand genomen van de wijze van totstandkoming van het rapport en de daarop gebaseerde conclusies, aldus de Raad.

In een uitspraak van 12 augustus 2010 liet de Centrale Raad van Beroep niets heel van een ‘draagvlakonderzoek’ dat leidde tot ontslag wegens een vertrouwensbreuk. Er waren maar liefst 22 personen gehoord door de onderzoeker. Vervolgens had deze geconcludeerd dat het effect van langdurig disfunctioneren van betrokkene naar inhoud en gedrag was dat de relaties onherstelbaar waren ‘tenietgedaan’ en dat herstel daarvan onmogelijk was. Er zouden onoverbrugbare verschillen bestaan tussen betrokkene en derden en herstel van het dienstverband in welke vorm dan ook binnen de organisatie zou ‘intermenselijk en intramenselijk’ volstrekt zijn af te wijzen. Het rapport was ten dele gebaseerd op anonieme verklaringen, bevatte korte samenvattingen van interviews en er werden niet of nauwelijks concrete feiten of omstandigheden genoemd. De Raad concludeerde dan ook dat het rapport niet kon worden gebruikt als onderbouwing van de stelling dat betrokkene niet kon terugkeren. Het ontslagbesluit werd herroepen.

Zeer lezenswaardig is ook een uitspraak van 25 november 1999 van de Centrale Raad van Beroep, waarin het gaat om een strafontslag wegens seksuele intimidatie. Het onderzoek is verricht door een bekend psychologisch advies- en onderzoeksbureau. Ook voor dit rapport gold dat de Raad daar een vernietigend oordeel over heeft uitgesproken. Tal van elementaire fouten worden in de uitspraak uitvoerig beschreven, zoals het selectief gebruik van getuigenverklaringen, het achterwege laten van ontlastende verklaringen, het ontbreken van een objectieve analyse, het volstaan met samenvattingen van gesprekken etc. De Raad viel met name over de onderzoeksmethode, die ertoe strekte dat de betrokkene zelf zijn onschuld moest bewijzen. Daardoor werd hij in een onmogelijke positie gebracht, aldus de Raad.

Ook andersoortige jurisprudentie over dit soort onderzoeken biedt soms een zorgwekkend beeld. Zo oordeelde de Rechtbank Midden-Nederland op 9 september 2015 in een procedure, waarin een integriteitsonderzoeksbureau aansprakelijk was gesteld dat het bureau ten onrechte voor de betrokken persoon belastende conclusies had getrokken. Zo was ten onrechte geconcludeerd dat de betrokkene onzorgvuldig had gehandeld en in strijd met ‘de vereisten van goed ambtenaarschap’. In een vergelijkbare zaak oordeelde de Accountantskamer in een tuchtrechtelijke uitspraak van 22 augustus 2014 dat de onderzoeker ‘het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid’ niet in acht had genomen. In een andere tuchtrechtelijke zaak oordeelde het College van Beroep voor het Bedrijfsleven dat de desbetreffende forensic accountant ten onrechte de kwalificatie ‘lasterlijk’ had gebruikt in zijn rapport. Dat werd in strijd geacht met het ‘beginsel van professioneel gedrag’ (CBB 2 februari 2012).

Ook gaat het regelmatig mis als het gaat om onderzoeken die worden verricht door een klachtencommissie. De Nationale ombudsman gaf een betrekkelijk hard oordeel in een uitspraak van 22 november 2013 over een onderzoek naar intimidatie, waarbij getoetst werd aan de vereisten van onpartijdigheid, goede voorbereiding, goede organisatie en de-escalatie. De klacht werd ten dele gegrond verklaard, voor zover betrekking hebbend op het advies van de klachtencommissie.
Vermeldenswaard in dit verband is ook de uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 4 juli 2012 in een kwestie waarin het ging om de aansprakelijkheid van een bedrijfsrecherchebureau. De rechtbank oordeelde onder meer dat het bureau aansprakelijk was voor de geleden schade wegens onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens.

Zijn er ook lichtpuntjes? Jazeker, er zijn namelijk ook diverse uitspraken waarin onderzoeksrapporten deugdelijk worden geacht en als basis voor besluitvorming kunnen dienen. Bij wijze van voorbeeld noem ik een uitspraak van 17 juli 2014 van de Centrale Raad van Beroep, waarin het ging om een ontslagbesluit dat onder meer was gebaseerd op een onderzoek door Capra Advocaten naar samenwerkingsproblemen. De Raad oordeelde dat het onderzoek weliswaar niet ‘onafhankelijk’  was, maar volledig voldeed aan de zorgvuldigheidseisen. Gelukkig zijn er diverse uitspraken van de Raad, waarin deze lijn is bevestigd. In een annotatie van mr. B. van der Vorm bij CRvB 18 april 2013 meldt laatstgenoemde dat Capra één van de drie door hem genoemde bureaus is die met regelmaat onderzoeken, zoals integriteitsonderzoeken, verrichten. Gelukkig naar tevredenheid en met inachtneming van de jurisprudentiële eisen. Ook het Hof van Discipline heeft in een uitspraak van 2 februari 2009 een goedkeurend oordeel gegeven. Het staat Capra Advocaten vrij een onderzoek te verrichten in opdracht van bijvoorbeeld een overheidswerkgever en vervolgens als adviseur/advocaat op te treden in een eventuele procedure,  mits voor alle betrokkenen volstrekt duidelijk is dat de onderzoeker de hoedanigheid heeft van advocaat en in zoverre dus niet als onafhankelijk kan worden gekwalificeerd. Dat hoeft ook niet, omdat, zoals gezegd, veelal artikel 3:2 Awb de basis is. Op basis daarvan kan een bestuursorgaan zelf een feitenonderzoek doen of dat onderzoek door een derde laten verrichten.

Juridische belemmeringen zijn er dus niet. Ook geldt er geen vergunningplicht op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Wel gelden er elementaire juridische waarborgen, zoals gelukkig bij herhaling is bevestigd in diverse juridische procedures. Weliswaar biedt dat geen garantie dat er nooit fouten worden gemaakt, maar dat is wel een geruststellende gedachte, zeker wanneer men beziet in hoeveel gevallen het mis gaat en geconcludeerd moet worden dat een volkomen onbruikbaar onderzoeksrapport wordt afgeleverd en dat de op basis daarvan genomen besluiten de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Ook hier geldt het spreekwoord ‘Bezint eer gij begint’. Als een feitenonderzoek nodig is (en dat is relatief vaak het geval), dient men zich goed te realiseren met welke waarborgen rekening moet worden gehouden. Het is dan goed te weten dat er onderzoekers zijn die de jurisprudentiële eisen goed kennen en te allen tijde zullen trachten om een deugdelijk onderzoek te verrichten. Uiteindelijk is dat in het belang van alle betrokken partijen: de klager(s), de betrokken persoon/personen, de opdrachtgever en de onderzoeker zelf. Zo’n onderzoek is immers bepaald geen sinecure.

Reacties: 11

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Haseena Bakhtali / Politiek leider partij Núwegein
Goed artikel. Waar ik wel deze belangrijke kanttekening wil plaatsen.

Er wordt altijd gedaan alsof het wel meevalt met het percentage ondeugdelijke onderzoeken. Niets is minder waar. Voordat een onderzoek officieel is beoordeeld als ondeugdelijk moet er een groot aantal hobbels genomen worden:

1. Betrokkene moet weten dat het mogelijk is om het onderzoek aan de kaak te stellen.

2. Betrokkene moet de wilskracht en energie kunnen opbrengen om een klacht in te dienen.

3. Betrokkene moet een advocaat in de hand nemen.

4. Betrokkene moet in staat zijn om die advocaat te betalen.

5. Betrokkene moet bereid zijn om veel tijd in die zaak te steken

6. Betrokkene moet, als hij wint in eerste aanleg, voorbereid zijn op een hoger beroep, waarbij alles opnieuw begint.

7. Betrokkene moet ontzettend veel geduld kunnen opbrengen d.w.z. vele, vele jaren.

8. Etc etc



Pas als al deze hobbels genomen zijn, komt er ooit een keer een uitspraak die het onderzoek definitief ondeugdelijk verklaart.



Kortom: Houdt aub op om het aantal ondeugdelijke onderzoeken zodanig te framen, dat het lijkt alsof alle overige onderzoeken wel oke waren.

Dat kun je namelijk niet stellen, simpelweg omdat die niet aan de kaak zijn gesteld, vanwege allerlei redenen.

Ik durf te stellen stel dat het aantal officieel ondeugdelijk verklaarde onderzoeken slechts het topje van de ijsberg zijn.

Fred Smit
100% eens met Haseena!

Vanwege alle "hobbels" die voor betrokkenen heel vaak vanwege tijd en kosten een brug te ver zullen zijn, wordt lang niet elke zaak ter discussie gesteld.

De weegschaal slaat dan altijd uit naar de partij/macht met de langste adem en het grootste (gemeenschaps-) geldbudget.

Niet op basis van inhoud maar op basis van overlevingscapaciteit dus.
Johan Versnel
Omdat de gevolgen zo groot kunnen zijn moeten negatieve oordelen gebaseerd zijn op feiten en bewijzen en niet op beelden. Zo doen we dat overal in onze rechtsstaat, behalve bij integriteitsonderzoeken en dat is vragen om moeilijkheden. Onderzoeken die vooral gebaseerd zijn op meningen, zienswijzen en percepties van doorgaans niet onafhankelijke personen leiden vrijwel altijd tot broddelwerk. Als de directe aanleiding voor een onderzoek anonieme roddels en verdachtmakingen zijn, dan moet je niet vreemd opkijken dat je als onderzoeksbureau vooral dat meet en de meningen optekent van die mensen die deze roddels de wereld in hebben geholpen of navertellen. De buitenwacht denkt dan, zie je wel de roddels klopten en dit is een cirkel van waaruit ontsnappen niet mogelijk is voor de onterecht beschuldigde persoon. Dit soort onderzoeken moeten aan minimaal dezelfde kwaliteitseisen voldoen als in het strafrecht. Zo niet dan hebben we via de achterdeur de inquisitie weer in huis gehaald. Het volk en de media smullen van deze onderzoeken, alleen is het niet veel meer dan fictie en voer voor een volksgericht. Onderzoeksbureaus die groot geworden zijn in deze verdachtmakingen -met een beetje fantasie zou je daar het stempel criminele organisatie op kunnen plakken- mijden als de pest opdrachtgevers want deze zullen daarna de rekening bij u leggen voor de peperdure rechtszaken die volgen.
Haseena Bakhtali / Politiek leider partij Núwegein
Exact Johan.

Alleen zal het opdrachtgevers die kunnen putten uit het gratis gemeenschapsgeld worst wezen of de rekening voor de perperdure rechtszaken nav ondeugdelijke onderzoeken met voorbedachte uitkomsten, bij "hun" terecht komt.

Ik verwijs graag naar hetgeen Fred zegt over de overlevingscapaciteit van partijen.
Johan Versnel
De politieke verhoudingen op lokaal niveau zijn de laatste decennia sterk verhard. Er wordt veel meer dan vroeger op de man gespeeld. Integriteitsonderzoeken zijn een verlokkelijk middel geworden om tussentijds(buiten de verkiezingen om) van iemand af te komen en een rekening te vereffenen. De complexiteit die de heer mr. Blanken schetst leent zich per definitie niet voor integriteitsonderzoeken in dit soort wespennesten met veel belangentegenstellingen. Elke gedachte dat in zo'n krachtenveld wel een objectief en zorgvuldig onderzoek kan plaats vinden is een illusie. Als een gemeenteraad desondanks zo'n onderzoek start zegt men in feite we gaan afscheid van u nemen en wat daarna aan "onderzoek" volgt is vaak niet meer dan een rituele dans om het geweten te sussen, voor zover aanwezig. Schone schijn noem ik dat en de schijn heeft iemand altijd tegen als je maar diep genoeg graaft.
Remco
Mijnheer Blanken gaf als voorbeeld "Op 19 maart 2015 maakte de Centrale Raad van Beroep korte metten met een ‘quick scan’, uitgevoerd door een organisatieadviseur. Hij kwalificeerde diens werkwijze als ‘onthutsend’.

Nou, ik weet wel een werkwijze van Capra die eenzelfde conclusie rechtvaardigt. Integriteitsonderzoek uitgevoerd in Den Helder ......moet ik nog verder gaan mijnheer Blanken?

Wat ik in ieder geval niet zou doen als ik nu bestuursorgaan was is Capra inhuren voor een dergelijk feitenonderzoek. Dat kan ik mijn medewerkers niet aandoen.
Johan Versnel
Integriteit is een grijs gebied en zeker geen wetenschap zoals strafrecht. Vaak is het een kwestie van smaak, subjectieve waarden en integriteitsdeskundigen kunnen over hetzelfde feitencomplex totaal verschillend oordelen en dat zou al te denken moeten geven. Diefstal, verduistering, geweldpleging, fraude het zijn allemaal heldere bruikbare begrippen, maar de stelling dat iemand niet fraudeerde maar wel de indruk wekte dat te doen door niet voortdurend de raad te informeren over zijn verhuisplannen- en dat is een waargebeurde recente casus- is een sterke indicatie dat de integriteitsonderzoeker in kwestie een beetje de draad kwijt is. BIOS lijkt mij een geschikte instantie om integriteitskwesties te onderzoeken. Het is anders dan commerciele onderzoekers doen vermoeden een pseudo- wetenschap en allen in het openbaar bestuur die jarenlang wijselijk hun mond hielden over deze lariekoek, zouden zich zelf moeten afvragen hoe integer dat is. Misschien komt hun gedag voort uit de terechte angst als niet integer te worden beschouwd als men zich geen knollen voor citroenen laat verkopen. En besturen als u vindt dat iemand niet integer handelde, praat eens met deze persoon en spreek af dat dit in het vervolg niet meer mag gebeuren. Scheelt een hoop ellende en geld. Het gaat nu in dit soort kwesties allemaal veel te krampachtig en ondoordacht. De imagoschade is vaak immens, ook voor de organisaties in kwestie. Het buiten hangen van de vuile was is al niet wijs, maar het presenteren van de schone was als vuile was is nog veel dommer.
Peter / ambtenaar
Vraag:

Waarom verdedigt Capra het onthutsend rapport van organisatie-adviseur Bunt van de gemeente Zevenaar jarenlang te vuur en te zwaard?

Zie uitspraak van de CRvB van 19 maart 2015:

https://wijdoendatzo.wordpress.com/2015/04/20/wa …
Johan Versnel
Geachte heer Kemperman. Klasse! Dit is nu precies wat ik bedoelde. Gelukkig functioneert de rechterlijke macht nog wel in ons land. Ik weet niet of het dezelfde organisatieadviseur B is, maar ik weet van 1 casus waarin deze organisatieadviseur of een naamgenoot een angstcultuur in alle haarvaten van een andere organisatie aantrof, waarvan het grootste organisatieadviesbureau van ons land kort nadien concludeerde dat het flauwekul was. Wordt het niet eens tijd deze kwakzalverij een halt toe te roepen? Als 2 integriteitsdeskundigen op basis van hetzelfde feitencomplex een tegenovergestelde conclusie trekken dan zegt dit veel over dat "vakgebied". Overigens bespeur ik hetzelfde als de CRVB, te weten dat deze "deskundigen pretenderen overal verstand van te hebben en zij profileren zich in hun rapporten als alleskunners ( een beetje psycholoog, een beetje socioloog, een beetje bestuurskundige en ga zo maar door), terwijl de meesten nog geen dag bij de overheid hebben gewerkt of een opleiding hebben genoten die volstrekt niet aansluit bij de materie waarin zij zelf menen expert te zijn.
Peter / ambtenaar
@Johan



Het rapport van nep-psycholoog Bunt en het daaruit voortvloeiende strafontslag werden 10 jaar lang door Capra met hand en tand verdedigd. In de uitspraak van 19 maart 2015 merkt de CRvB het volgende op over de praktijken van Bunt c.q. B&W van Zevenaar.



De wijze waarop Bunt jegens appellant te werk is gegaan, kan als onthutsend worden getypeerd.



Het uit vijftien sheets bestaande rapport van Bunt behelst verstrekkende, op de persoon van appellant gerichte opmerkingen met een diskwalificerend karakter.



Hieraan lag slechts een summier onderzoek ten grondslag, te weten het eenmalig bijwonen van een afdelingsberaad en een persoonlijk onderhoud met iedere medewerker van de afdeling.



Daarbij was appellant, reeds vanwege de anonimiteit van het onderzoek, niet in staat om zich gericht tegen eventuele beschuldigingen aan zijn adres te verdedigen.



Voorzover Bunt psychologische oordelen over zijn persoonlijkheid heeft geveld, is niet gebleken dat Bunt daarvoor op enige wijze is opgeleid. Het ging, met andere woorden, om subjectieve en onvoldoende onderbouwde diskwalificaties.



De wijze waarop het rapport vervolgens is gepresenteerd, was al even bedenkelijk. Aannemelijk is geworden dat de negatieve conclusies over appellant sterk zijn benadrukt.



Hij is heftig en persoonlijk aangevallen ten overstaan van collega’s en leidinggevenden.



Dat het onderzoek van Bunt, naar de rechtbank heeft overwogen, bedoeld was als een quick-scan voor het team en voor intern gebruik, kan een zo onzorgvuldige aanpak niet rechtvaardigen.



Aannemelijk is geworden dat de sheets waarop ook diskwalificerende opmerkingen over appellant zijn opgenomen, binnen en buiten de organisatie bekend zijn geworden.



Deze zijn in de lokale pers uitgebreid en gedurende langere tijd onderwerp geweest van journalistieke aandacht, waarbij dit rapport in verband is gebracht met het functioneren en het ontslag van twee ambtenaren.



De CRvB acht het aannemelijk dat de in het rapport gebezigde subjectieve kwalificaties en het bekend worden daarvan binnen en buiten de organisatie de reputatie van appellant heeft beschadigd, bestaande uit de aantasting van zijn goede naam zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.



https://wijdoendatzo.wordpress.com



Coopmans / ex ambtenaar
Als Capra de hand in eigen boezem steekt zal ze zelf kunnen vaststellen dat in de kwestie Zevenaar - lees reactie Paul Kemperman - Capra mogelijk zelfs 10 jaar advieswerk heeft gedaan aan B&W van Zevenaar over het ontslag. Zelf heb ik meegemaakt hoe een advocaat van Capra er alles aan gedaan heeft om ontslag bij mijn toenmalige (gemeentelijke) werkgever erdoor te krijgen zonder dat van fatsoenlijk feitenonderzoek ooit sprake is geweest. De Centrale Raad van Beroep prikte daar doorheen. Het artikel van Mr. Blanken gaat uit van schone theorie doch de werkelijkheid is gewoon anders. Ik ervaar het als onthutsend dat Capra de schone schijn wekt terwijl de advocaat mij althans naar de uitgang heeft proberen te leiden zonder dat hij ooit feitenonderzoek had gezien en geverifieerd. Ik heb nog nooit zoveel prietpraat, onzin en onwaarheden gelezen en gehoord van een advocaat, hetgeen ik tijdens de rechtszitting van de CRvB duidelijk heb gezegd. Capra : verbeter de wereld en ga eerst in eigen huis orde op zaken stellen.