Advertentie
carrière / Nieuws

Toestemming nodig na hervatting werk

'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.

17 april 2020
in-de-clinch.jpg

Na twee jaar arbeidsongeschiktheid werd een rijksambtenaar verzocht een WIA-uitkering aan te vragen. Dat weigerde hij, want hij zou snel weer aan de slag kunnen. Wie bepaalt nu wanneer een zieke ambtenaar weer aan het werk kan?

'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht. 

Als Vincent Westerveer* in november 2016 ziek wordt, heeft hij er al een ambtelijke carrière van 22 jaar bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op zitten. De laatste jaren is hij daar coördinerend beleidsmedewerker, schaal 14. Zijn arbeidsongeschiktheid duurt zo lang dat het ministerie hem na bijna twee jaar aanspoort om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aan te vragen. Daarover ontvangt hij in de zomer en nazomer van 2018 maar liefst vijf brieven. Doet hij dat niet, dan zijn de consequenties voor hem: stopzetting van de bezoldiging en ontslag.

Maar Westerveer vraagt die WIA-uitkering niet aan. In oktober besluit de minister dat hij geen aanspraak meer heeft op doorbetaling van zijn bezoldiging, en als hij persisteert in het weigeren een formele WIA-aanvraag in te dienen, wordt hij met ingang van november 2018 ontslagen.

De departementale Bezwarencommissie personele aangelegenheden vindt dat er voor Westerveer geen deugdelijke grond was om geen WIA-aanvraag in te dienen. Het was in zijn eigen belang: anders zat hij na twee jaar arbeidsongeschiktheid zonder inkomsten.

Westerveer ziet dat anders. Omdat hij al in de zomer van 2018 zijn leidinggevende en bedrijfsarts had laten weten dat hij op relatief korte termijn zijn werk dacht te kunnen hervatten, voelde de WIA-aanvraag als ‘uitkeringsfraude’. Maar zo werkt dat niet: het gaat niet om wat Westerveer zelf inschat maar wat het oordeel is van de bedrijfsarts – die vond dat Westerveer wegens medische beperkingen nog niet in staat was tot re-integreren. En wat die uitkeringsfraude betreft: het gaat slechts om een aanvraag, die door het UWV nog moet worden beoordeeld. Bovendien gaat Westerveer niet eens over de wenselijkheid van een WIA-aanvraag.

Nu hij dat niet heeft gedaan, heeft de minister terecht de bezoldiging stopgezet. De commissie vindt wel dat de minister Westerveer niet had mogen ontslaan. Het belang van Westerveer bij handhaving van zijn dienstbetrekking had zwaarder moeten wegen dan het belang van de minister bij beëindiging daarvan. De minister beschikte immers over voldoende signalen dat werkhervatting door Westerveer een reële optie was: ontslag is dan niet proportioneel. Dat wordt later dan ook door de minister teruggedraaid.

Tegen het stopzetten van zijn salaris tekent Westerveer beroep aan bij de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag. Daarnaast eist hij ook vergoeding van de wettelijke rente over de misgelopen bezoldiging. Verder wil hij een vergoeding voor immateriële en materiële schade die hij, zijn vrouw en zijn jongste dochter hebben geleden door het besluit zijn salaris te stoppen, het ontslagbesluit en de ‘dreigementen’ die zijn geuit in de vijf brieven. De immateriële schade betreft het afgenomen levensgeluk, de advocaatkosten vormen de materiële schade.

De rechtbank oordeelt anders in zijn uitspraak van 3 maart 2020. Toen het besluit werd genomen om het salaris stop te zetten was Westerveer niet in staat het werk te hervatten. En áls dat al kon, dat had de minister daarvoor toestemming moeten geven – wat zij niet had gedaan. Het ‘geen-salaris-besluit’ is te danken aan Westerveer zelf, aldus de rechtbank. En nu dat besluit niet onrechtmatig is, is er geen ruimte voor een schadevergoeding.

* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:RBDHA:2020:1595

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie