Ambtenaar is hiërarchie beu
Uit het I&O Research-onderzoek blijkt dat ambtenaren behoefte hebben aan (meer) autonomie en invloed om hun werk goed te kunnen doen. Een groot deel van de overheidsmedewerkers vindt dat de overheid vooral minder hiërarchisch moet gaan werken (61 procent), mede om daadwerkelijk vorm en inhoud te geven aan de participatiesamenleving. Twee op de drie overheidsmedewerkers stellen dat dat ook kán met zelfsturende teams.
De overheid moet minder hiërarchisch gaan werken en meer ruimte bieden voor zelfsturing. Onderzoek van I&O Research wijst uit dat het werkplezier er door wordt vergroot. Het zou ook helpen de participatiesamenleving tot een succes te maken.
Groot draagvlak voor meer zelfsturing bij overheid
Uit het I&O Research-onderzoek blijkt dat ambtenaren behoefte hebben aan (meer) autonomie en invloed om hun werk goed te kunnen doen. Een groot deel van de overheidsmedewerkers vindt dat de overheid vooral minder hiërarchisch moet gaan werken (61 procent), mede om daadwerkelijk vorm en inhoud te geven aan de participatiesamenleving. Twee op de drie overheidsmedewerkers stellen dat dat ook kán met zelfsturende teams.
Mireille Koomen, I&O-onderzoeksadviseur: ‘Overheidsmedewerkers worden vooral gedreven door de inhoud van het werk en iets zinvols willen bijdragen aan de maatschappij. Naarmate ze dat meer in prettige omgang met anderen kunnen doen en daarbij voldoende invloed ervaren, gaan ze met meer plezier naar hun werk.’ Obstakels vormen bureaucratie, bestuurders die te gericht zijn op controle of hun eigen ego en een gebrek aan visie.
Er bestaat bij de overheid wel al de intentie meer zelfsturend te werken. Op de vraag of er een wens of programma bestaat om meer zelfsturend te gaan werken, antwoordt 44 procent van alle werkenden dat dat al gebeurt of dat die intentie bestaat. Bij de overheid is dat 57 procent. Het sterkst bestaat die wens bij gemeenten (68 procent), provincies (77 procent) en in het welzijnswerk (68 procent). Bij uitvoeringsorganisaties/ zbo’s, die relatief hiërarchisch werken, is de intentie om daar verandering in te brengen aanzienlijk geringer (48 procent).
Relatief vaak werkt men zelfsturend in het welzijnswerk; relatief vaak hiërarchisch bij politie, uitvoeringsorganisaties/zbo’s en het rijk. Verder maakt het uit wie er aan het woord is: bestuurders en directeuren bij de overheid noemen hun organisaties beduidend vaker zelfsturend (26 procent) dan medewerkers die in een team werken (19 procent). Bestuurders bij de overheid vinden hun organisatie zelden hiërarchisch (6 procent).
Doofpotcultuur
Als invloed op het eigen werk ontbreekt, bederft dat het plezier in het werk. De mate waarin men invloed heeft op beslissingen die te maken hebben met het eigen werk wordt niet alleen laag gewaardeerd, maar heeft ook veel invloed op het werkgeluk. Datzelfde geldt voor organisatiebeleid: het ontbreken van een heldere visie of strategie is voor velen iets wat het werkgeluk in de weg zit.
De ‘werkgever’ wordt eveneens relatief laag gewaardeerd. Bij de overheid gaat het dan vaak over bureaucratie en administratieve regeldruk die als erg vervelend worden ervaren. Veel ambtenaren noemen cultuurkenmerken als ‘doof potcultuur’, oneerlijkheid, wantrouwen en elkaar niet durven aanspreken.
Werken in een zelfsturende organisatie maakt beduidend gelukkiger (werkgeluk krijgt een 7,7) dan werken in een hiërarchische organisatie (6,7). Van de werknemers die zelfsturend werken geeft twee derde zijn werkgeluk een 8, 9 of 10, bij hiërarchische organisaties is dat een derde.
Om werknemers gelukkig te maken en te houden is dus autonomie nodig: medewerkers de vrijheid geven om hun inhoudelijke werk naar eigen inzicht in te vullen. Koomen: ‘Dat is niet hetzelfde als ze volledig aan hun lot overlaten. Zelfsturing vergroot het werkgeluk, mits medewerkers zorgvuldig begeleid worden.’
‘Eigenlijk wordt van leiderschap bij de overheid richting medewerkers hetzelfde gevraagd als de participatiesamenleving vraagt van ambtenaren richting burgers: inspireren, faciliteren en verbinden. Bij de overheid dient leiderschap deze manier van werken te weerspiegelen: vertrouwen, ondersteuning en het goede voorbeeld geven.
Er wordt geëxperimenteerd en dat betekent dat er ook dingen mis gaan. Dat moet mogen. Leidinggevenden ontbreekt het vaak aan het juiste voorbeeldgedrag en een heldere, inspirerende visie’, vult I&O-onderzoeker Peter Kanne aan.
Wel blijkt dat werknemers die werken in een zelfsturende organisatie tevredener zijn over hun leidinggevenden dan degenen die in een hiërarchische organisatie werken.
Werkgeluk
De werkende Nederlander geeft zijn ‘algemene geluk’ een 7,7 en zijn ‘werkgeluk een 7,4. Ondernemers (8,0) en ZZP-ers (7,9) zijn het meest gelukkig met hun werk. Werkenden in loondienst bij een bedrijf zijn het minst gelukkig: ze geven hun algemene geluk een 7,6 en hun werkgeluk een 7,1. Werknemers bij de overheid zitten daar tussenin met een 7,7 voor het algemene geluk en een 7,2 voor het werkgeluk.
Verantwoording
I&O Research voerde het onderzoek uit van 3 t/m 8 januari 2018, onder 3.108 werkenden van 18 jaar en ouder die participeren in het I&O Research Panel. Daarvan werken er 697 bij de overheid en 1.173 bij de semioverheid.
Reacties: 14
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
He tis wel fiujn als een manger ook geinteresseerd is in wat je doet en er weet van heeft
Hiërarchie en zelfsturing sluiten elkaar helemaal niet uit. Zolang de medewerker kwaliteit levert en de gewenste doelstellingen (al naar gelang de mate van autonomie al dan niet met vooraf overeengekomen resultaten) realiseert, hoeft een leidinggevende niet in te grijpen.
Mijn leidinggevende weet van de mensen precies waar ze mee bezig zijn, maar daar waar dat mogelijk, is de vrijheid heel groot. Waar dat (nog) niet mogelijk is, is de vrijheid dus (nog) beperkt(er).
Ingewikkelder hoeven we het volgens mij niet te maken. Mensen zijn m.i. niet ontworpen voor volledige zelfsturing. Vroeg of laat wordt het dan een zooitje omdat niet meer duidelijk is wie eindverantwoordelijk is en daarom dus moet ingrijpen als het de verkeerde kant op gaat.
Een antwoord van een kleine gemeente over het kappen van bomen langs een dijk was tenenkrommend: allemaal procedures en 5 bijlages als een pdf. Daarbij ging het om een gemeentelijk advies, want uiteindelijk bleek het Waterschap de verantwoordelijke partij. Uiteindelijk - maar ik was er al mee bekend - ging het om oudere populieren en verwees het waterschap naar een herplantplicht met andere bomen. En dat zou men direct gaan doen als de vorstperiode voorbij was.
De informatie vooraf was echter ook krakkemikkig geweest en ook hier verwezen gemeente en waterschap naar elkaar.