Advertentie
carrière / Achtergrond

Twitteren en liken met de handrem erop

Digitale drek. Zo noemde het Openbaar Ministerie de uitlatingen van vuurtorenwachter Nicolette van Berkel en eiste een voorwaardelijke taakstraf van 100 uur. Eind januari deed de rechtbank uitspraak. Van Berkel was niet de eerste en is waarschijnlijk niet de laatste ambtenaar die door sociale media in de problemen komt. Wat mag een ambtenaar eigenlijk? 

07 februari 2020
Twitter.jpg

Hoe een ambtenaar zich mag uiten op sociale media

Negen personen hadden haar aangeklaagd voor haar uitlatingen op Twitter in 2018 en 2019. Zelf had Nicolette van Berkel in 2016 melding gedaan bij Rijkswaterstaat van pesterijen en seksuele intimidatie op de werkvloer. Ze zou als vuurtorenwachter zijn weggepest van de Brandaris op Terschelling. Sindsdien zit ze ziek thuis. Op haar Twitter- account haalde ze uit naar collega’s en haar werkgever die niet zou hebben opgetreden. Volgens haar advocaat is er sprake van vrijheid van meningsuiting. Van Berkel wilde met haar tweets enkel ‘de nuance terugbrengen’ na alle ‘bagger’ die over haar was geschreven. Diverse aangevers hadden ‘boter op hun hoofd’, aldus de advocaat.

Wel vaker komen ambtenaren die zich op sociale media uitlaten in de problemen. In 2018 schreef advocaat Koen Vermeulen in het Tijdschrift voor Ambtenarenrecht (TAR) al naar aanleiding van gerechtelijke uitspraken over een twitterende ambtenaar van Justitie en een Facebookende personenchauffeur. ‘De algemene norm is van uit de wet en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bekend: de ambtenaar heeft net als ieder ander recht op vrijheid van meningsuiting, zowel binnen als buiten werktijd. Dat geldt ook voor controversiële uitingen. En de ambtenaar mag zich ook mengen in een publiek debat over gevoelige thema’s. Juist op sociale media worden tegenwoordig debatten gevoerd over gevoelige of controversiële onderwerpen’, aldus Vermeulen na vragen van Binnenlands Bestuur.

Helaas vond hij geen cliënt bereid om er concrete over vragen over te beantwoorden. Wel wijst Vermeulen erop dat de inhoud van de uitingen en de manier waarop de ambtenaar zijn mening naar voren brengt ervoor kunnen zorgen dat de overheidswerkgever een disciplinaire maatregel oplegt wegens ‘plichtsverzuim’ (nu ‘tekortkoming in de nakoming van de plichten’). De ambtenaar heeft met de inhoud of wijze van uiting namelijk de norm van ‘goed ambtenaarschap’ overtreden, gaat Vermeulen verder. ‘En daardoor zou de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst niet meer zijn verzekerd.’

Sanctionering
Het is daarbij niet van belang of de ambtenaar de uiting deed in privétijd of tijdens werktijd, vult hij aan. ‘Een ambtenaar, zeker met een representatieve functie, dient zich ook in zijn vrije tijd te gedragen op een manier die geen afbreuk doet aan de uitoefening van zijn functie. Bepaalde uitingen op sociale media kunnen daaraan wél afbreuk doen.’

Vermeulen wijst erop dat sommige personeelsregelingen of handboeken ook expliciete bepalingen daarover bevatten. In zijn algemeenheid volgt uit diverse integriteitscodes, zoals de recent weer aangepaste code van het rijk, wat algemene uitgangspunten zijn voor uitingen via sociale media. ‘Harde normen staan daar niet in. Dat blijkt ook uit uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de Adviescommissie Grondrechten en Functie uitoefening Ambtenaren (AGFA) over de sanctionering van online uitingen, afhankelijk van de tekst en context.’ Buiten werktijd mag de ambtenaar dus ook gewoon zijn mening uiten of meer juridisch gezegd: een beroep doen op het ook voor ambtenaren erkende grondrecht/ mensenrecht op meningsuiting. Maar wanneer gaat een ambtenaar daarin dan te ver? ‘Dan moet worden bekeken of die gedane uitingen, gelet op de aard en ernst daarvan, een uitstraling hebben naar het functioneren van de ambtenaar en het imago van de werkgever.’

Dat hangt onder meer af van de aard van de functie van de betrokken ambtenaar en de herkenbaarheid van de ambtenaar voor het publiek. Vermeulen stelt dat dit laatste al snel het geval is, ‘omdat op internet snel te achterhalen is, via bijvoorbeeld Linked- In, dat hij of zij ambtenaar is’.

Like-gedrag
In hoeverre zijn ambtenaren zich hier eigenlijk van bewust? FUTUR, het Jonge Ambtenaren Netwerk Nederland, heeft de vraag of ze een ambtenaar kennen die op sociale media de mist in is gegaan in een rondvraag uitgezet, aldus bestuurslid Lieve Maas. ‘Niemand van ons kent iemand die dit is overkomen. Het is ook niet iets waarvan wij het idee hebben dat het veel speelt. Zowel bij onszelf niet als bij de landelijke netwerken met wie wij contact hebben. Wij horen eigenlijk nooit dat mensen op de vingers getikt (of erger) worden.’

Toch wil het bestuur wel kwijt dat het uitgaat van vertrouwen in het inschattingsvermogen van de ambtenaar. ‘Ambtenaar ben je altijd, ook wanneer je je online en/of op sociale media begeeft. Ambtenaren zijn vaak (ook) maatschappelijk betrokken en hebben niet zelden een mening over uiteenlopende zaken. Het is aan de ambtenaar zelf om een inschatting te maken of het plaatsen van een bericht op een openbaar forum verstandig is.’

Zelf geeft het bestuur geen commentaar en let het op het eigen ‘like-gedrag’, ‘met name over onderwerpen in onze eigen regio of eigen vakgebied’. ‘Je wilt niet dat partners of inwoners het idee krijgen dat je namens het bestuur spreekt. Als wij de af weging maken toch iets te plaatsen vermelden we duidelijk dat dit op eigen titel is.’

Minder vrijheid
Ben je inderdaad echt 24/7 publieke functionaris, zoals steeds meer gedragscodes stellen, en wat betekent dat dan? Die vraag stelt Zeger van der Wal, bijzonder hoogleraar Ien Dales Leerstoel aan de Universiteit Leiden namens het CAOP, in zijn essay ‘Integriteit 2025, Integriteitskwesties aan de horizon en hun implicaties’. ‘Wanneer uitlatingen problemen hebben veroorzaakt voor de publieke dienst, kun je aansprakelijk worden gesteld en mogelijk achteraf worden gesanctioneerd. Temeer wanneer deze problemen ernstig van aard zijn en je deze had kunnen voorzien’, citeert hij uit de gedragscode van de rijksoverheid.

Hij concludeert hieruit dat een ‘publieke functionaris’ net wat minder vrijheid van meningsuiting in zijn uitlatingen geniet dan de doorsnee burger. ‘Een gegeven dat in discussies nog wel eens over het hoofd wordt gezien.’ Van der Wal noemt een aantal zaken waarbij het aanzien van de overheid op sociale media werd geschaad door ambtenaren. Soms leidt dat tot een berisping of zelfs ontslag. ‘Maar altijd lijkt de claim gerechtvaardigd dat het aanzien, en hier vooral ook de neutraliteit, van de overheid inderdaad schade ondervindt.’

Een politiefunctionaris kreeg een verbod op twitteren op persoonlijke titel opgelegd, omdat hij het nodig achtte een PVV’er ‘rijp voor de psycholoog’ te noemen. Een districtschef noemde de partij ‘fascistisch’. In 2014 twitterde een justitieambtenaar, dezelfde die Vermeulen in zijn artikel aanhaalde, dat IS een ‘zionistisch complot is om de islam zwart te maken’.

Half Nederland viel over haar heen en toenmalig minister Opstelten schorste haar en kondigde haar strafontslag aan. Uiteindelijk oordeelde de rechter in 2017 dat de tweet weliswaar ‘onhandig en ongenuanceerd’ was, maar binnen de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren viel. ‘De gevallen geven aan hoezeer het empirische, politieke en normatieve door elkaar heen lopen op het virtuele strijdtoneel’, aldus Van der Wal.

Politieke communicatie
Een interessante observatie. Nog interessanter wordt het als Van der Wal zijn licht laat schijnen op ambtelijke ongehoorzaamheid 2.0: een ambtenaar die (als privépersoon) kritiek uitoefent op het overheidsbeleid waar deze zelf tijdens kantooruren mede uitvoering aangeeft in het dienen van een bewindspersoon. Is dat schadelijk voor het aanzien van de overheid? En wat als het online onder een pseudoniem gebeurt?

Een Australische immigratieambtenaar leverde in 2013 op Twitter onder pseudoniem kritiek op (onbedoelde) effecten van het detentiebeleid en mocht daarvoor van de rechter worden ontslagen. Zes jaar later werd ze toch gedeeltelijk in het gelijk gesteld en kreeg ze substantiële schadevergoeding. Het ontslag was ‘een onrechtmatige inbreuk op het recht op politieke communicatie’. Vooral omdat alle tweets in privétijd verstuurd waren en volgens haar nadrukkelijk niet namens haar werkgever.

Van der Wal komt tot de slotsom dat leidinggevenden niet alleen medewerkers adequaat moeten informeren over het hoe en waarom van mogelijke beperkingen in de fysieke en virtuele wereld, maar ook zichzelf moeten beperken in de mate waarin ze nieuwe media en de ‘alomtegenwoordige smartphone’ misbruiken door (impliciet) van medewerkers te verlangen dat ze continue ‘aan’ staan. ‘Maken ze geen inbreuk op het privéleven van medewerkers door hen elf uur ’s avonds nog e-mails te sturen?’ Het ‘recht op onbereikbaarheid’ zou een nieuwe gedragsnorm kunnen worden.

Terug naar de vuurtorenwachter. Die kon het ‘psychisch’ niet aan om zelf bij de uitspraak aanwezig te zijn. De rechter sprak haar in bijna alle gevallen vrij. Voor één verdenking gaf hij haar een boete van 200 euro voor smaad. Een eilandbewoner die een paar duizend tweets over Van Berkel plaatste, kreeg een boete van 500 euro. De man, niet betrokken bij het arbeidsconflict, moet haar ook 500 euro schade vergoeding betalen.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie