Advertentie
carrière / Achtergrond

Pas op met de bevlogen ambtenaar

Meer nog dan in de publieke sector wemelt het ervan in de semi-publieke sectoren zorg en onderwijs. Ideaal toch? ‘Niet zonder meer, je kunt als medewerker ook te bevlogen zijn’, waarschuwt promovendus Rick Borst.

31 augustus 2018
werkdag-ambtenaar.jpg

Geen betere ambtenaren dan bevlogen ambtenaren. Meer nog dan in de publieke sector wemelt het ervan in de semi-publieke sectoren zorg en onderwijs. Ideaal toch? ‘Niet zonder meer, je kunt als medewerker ook te bevlogen zijn’, waarschuwt promovendus Rick Borst.

Werkverslaving ligt op de loer

Wie heeft ze niet ooit keurig ingevuld, medewerkerstevredenheidsonderzoeken? Elke zichzelf respecterende organisatie houdt op gezette tijden een ophaalronde. Of die enquêtes werkelijk naar waarheid worden ingevuld? De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Nog onduidelijker is wat er uiteindelijk met de uitkomsten wordt gedaan.

Daarbij, wat meet je nou eigenlijk als je de mate van tevredenheid meet? De Nijmeegse bestuurskundige Rick Borst trekt er een bedenkelijk, om niet te zeggen vies gezicht bij. Want wat zegt dat nou, een tevreden medewerker? Dat zegt niet per se iets of iemand harder werkt, of, minstens zo interessant voor de werkgever, goede prestaties levert. Iemand kan best heel tevreden zijn als hij bijvoorbeeld geen prestatiedruk voelt, niet te hard hoeft te werken en elke dag – mondje in de fluitstand – lekker op tijd naar huis kan. Dit noemt Borst hedonistisch welzijn.

‘Tevreden klinkt als relaxed, benen op tafel, passief. Begrijp me goed, niet alle tevredenheid is fout. Maar het meer psychologische begrip bevlogenheid zou ik beter vinden’, zegt Borst. ‘Je kunt als organisatie wat dat betreft veel beter meten of je medewerkers bevlogen zijn. Van bevlogen medewerkers is bekend dat ze trots en toegewijd zijn en daardoor gevraagd en ongevraagd bereid zijn een stap extra te zetten. Vraag daar dan naar.’

Productiewerk
Bevlogenheid in je werk, zo is zijn stelling, is heel erg belangrijk. Borst schreef er een proefschrift over met kort gezegd als centrale vraag wat nu bepaalt of ambtenaren bevlogen zijn en wat voor gevolgen dat heeft. Over bevlogenheid gesproken: Borst staat op het punt om in twee jaar tijd te promoveren, de helft van de tijd die er normaal voor staat. ‘Het was vaak productiewerk, en nee, niet altijd even gezellig’, zegt hij. Maar het resultaat is ernaar. Tenminste, als hij er in slaagt het goed te verdedigen in oktober tegenover liefst vijf hoogleraren.

Bevlogenheid is Borst dus niet vreemd. Nu wil het geval dat het fenomeen in de publieke sector ook relatief veel voorkomt, zo ontdekte hij op basis van onderzoek onder ruim 26.000 ambtenaren. Hij vergeleek de uitkomsten ook nog eens met die voor de private sector. De uitkomst? Verreweg het meest bevlogen personeel is te vinden in de semi-publieke sectoren onderwijs en zorg. ‘Beide branches ontlopen elkaar niet veel.’

De bevlogenheid van semi-publieke werknemers schuilt vooral in hun persoonlijke compassie en de mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan de samenleving. ‘Er wordt gewerkt vanuit compassie: het bijbrengen van kennis en het verzorgen. In beide branches is er sprake van lange-termijncontacten met cliënten. Waarom dat belangrijk is? Omdat je dan het resultaat van je werk terugziet.’

Eigen belang
Borst stelt in zijn onderzoek vast dat de bevlogenheid voor het werk bij bijvoorbeeld gemeenteambtenaren en agenten lager ligt dan bij hun semi-publieke collega’s. Uitsplitsing is wel nodig, want bij baliepersoneel en sociale diensten is de bevlogenheid weer groter. Die hebben weer vaker direct – en meer dan eenmalig – contact met de burger. Wezenlijk verschil qua mate van bevlogenheid tussen gemeente- en rijksambtenaren is er niet. ‘Hun bevlogenheid is rationeler ingegeven’, zegt Borst. ‘Anders dan de leraar en verpleegkundige blijkt de gemeente- en rijksambtenaar veel meer vanuit eigen belang te handelen: een bijdrage te kunnen leveren aan het beleid en de politieke macht.’ De bevlogenheid van de medewerker uit de semipublieke sector komt vooral voort uit de mate van zinvolheid die hij zijn werk toedicht. Dit noemt Borst eudaimonisch welzijn.

Zijn bevindingen zijn met name belangrijk voor organisaties die op zoek zijn naar manieren om ervoor te zorgen dat hun mensen (meer) bevlogen zijn. Een van de belangrijkste conclusies is dat de professionele trots, als belangrijk onderdeel van bevlogenheid, van Nederlandse ambtenaren nauwelijks kan worden beïnvloed door de geijkte HRM-instrumenten. ‘Die trots wordt in hoge mate bepaald door de werkomgeving en persoonlijke ervaringen met betrekking tot het werk. Dat betekent eigenlijk dat trots een gemoedstoestand is die nauwelijks kan worden beïnvloed door prikkels van buitenaf’, stelt hij.

Goed gevoel
Anders gezegd, extra voordelen in de vorm van bijvoorbeeld secundaire arbeidsvoorwaarden hebben nauwelijks effect op de werkhouding- en prestaties van ambtenaren. Het draait vooral om de werkomgeving: goede relaties met leidinggevenden en collega’s en motivatie voor de openbare dienstverlening en een goed gevoel over het imago.

Om professionele trots en inherent de prestaties van overheidsdienaren te vergroten, zou HRM zich volgens Borst daarom vooral faciliterend moeten opstellen. Daarbij gaat het om het creëren van een HRM-systeem in samenspraak met de ambtenaar in plaats van topdown opgelegd. ‘Daarbij is de leiderschapsstijl an sich niet zo belangrijk. Het gaat om de boodschap die ervan uitgaat: hoe het wordt ervaren. Andere factoren zijn belangrijker dan leiderschap. Daarbij is autonomie de crux. Plezier op microniveau. Zelfsturend vermogen, samenwerking met collega’s. Salaris? Dat doet er niet zoveel toe. Het heeft in elk geval nihil effect op bevlogenheid. Let wel: in de publieke sector. In de private sector doet dat er wel toe. Daar zit zogezegd meer balans in, de link met presteren is daar groter’, zegt hij.

Voor de ambtenaar geldt in algemene zin dat hij het beste gedijt als hij ruimte krijgt. ‘In de (semi) publieke sector moet je mensen niet te zeer aan banden leggen. Je moet ze zoveel mogelijk hun gang laten gaan, zodat ze hun eigen horizon kunnen ontwikkelen, zelf het lastige probleem van cliënten laten aanpakken. Ze moeten vakmanschap kunnen uitoefenen zoals zij dat willen. Dat betekent voor de leidinggevende loslaten.’

Balans
Een belangrijke vraag daarbij is wel hoever je daarin kan gaan. In de publieke dienstverlening heeft iedere cliënt er recht op gelijk te worden behandeld. Het is dus voor de manager zoeken naar de balans tussen het geven van vrijheid en het geven van sturing. Borst: ‘Die balans is lastig, want de bevlogen professional heeft de neiging om buiten de lijntjes te kleuren. Dat kan niet zo goed in publieke sector, omdat dan gevaar van willekeur op de loer ligt.’

In zijn onderzoek deed Rick Borst een andere, en met name voor HRM, interessante bevinding. ‘Aan bevlogenheid kleeft doorgaans een positieve connotatie. Zeker in de publieke sector wordt bevlogenheid in die zin zo ongeveer als het walhalla gezien. Ja, toewijding, trots, dat wil je wel. Maar er zit ook een dark side aan, een verhouding met workaholism oftewel werkverslaving’, waarschuwt hij. ‘Er wordt veel geklaagd over werkdruk, met name in het onderwijs.

Werkdruk is slecht voor de gezondheid en de prestaties. Maar ik denk dat werkdruk in die zin te eng wordt gedefinieerd. Ik denk dat het beter is om te stellen dat er bij werkdruk altijd direct naar een schuldige buiten de persoon zelf wordt gekeken die dat veroorzaakt. Maar mensen doen het soms zichzelf ook aan, met name de bevlogen types. Een bijgevolg van bevlogenheid is het moeilijk of niet kunnen aangeven van grenzen en altijd maar doorgaan. Dus of bevlogenheid nu wel zo’n hoera-begrip is? Het is wel beter dan tevredenheid. Maar het is niet alleen maar positief.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie