Advertentie
carrière / Achtergrond

Liever poen dan pensioen

Voor loonstijging is weinig tot geen ruimte, want de pensioenpremies stijgen fors, aldus de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG. De werknemers daarentegen willen 2,5 procent meer salaris en over pensioen hebben ze het niet. Hoe zit dat?

07 april 2017

Nieuwe cao gemeenteambtenaren

Op 1 mei loopt de cao voor gemeenteambtenaren af. Over één ding zijn werkgevers (VNG) en werknemers (FNV, CNV, CMHF) aan de onderhandelingstafel het eens: ze doen in deze fase geen mededelingen aan de buitenwereld. Over andere punten lopen de meningen uiteen. Over de loonontwikkeling bijvoorbeeld. De werknemers bepleiten een loonstijging van 2,5 procent. De VNG stelt dat gemeenteambtenaren op basis van de huidige cao met ingang van afgelopen januari al een loonsverhoging van 0,4 procent hebben gekregen. Bovendien zijn de pensioenpremies gestegen. In de voorstellenbrief voor de onderhandelingen schrijft de VNG: ‘Als er ruimte is voor een nieuwe salarisafspraak in 2017, dan is die zeer bescheiden.’

De VNG wijst erop dat de ABP-pensioenpremies vanaf 1 januari 2017 met 2,6 procent zijn gestegen. Dit betekent voor de gemeenten een stijging van de pensioenpremiekosten van 1,4 procent van de loonsom, stelt de VNG. Ook voert de vereniging aan dat de premies in 2018 opnieuw gaan stijgen. De VNG houdt rekening met een stijging van 1 procent van de loonsom. De vakbonden daarentegen hebben het in hun voorstellenbrieven voor de cao-onderhandelingen helemaal niet over het pensioen.

Dat een werkgever de pensioenpremie betrekt bij de onderhandelingen over de loonontwikkeling, ligt voor de hand. Pensioen is uitgesteld loon. Bij cao-onderhandelingen in de marktsector worden de afspraken over loon, pensioen en andere arbeidsvoorwaarden besproken aan dezelfde tafel. Maar bij de overheid gaat het anders. Alle sectoren, zoals gemeenten, rijk en provincies, onderhandelen over hun eigen cao, terwijl de pensioenafspraken worden gemaakt aan een andere onderhandelingstafel. Dat zijn afspraken die alle overheidswerkgevers gezamenlijk maken met de vakbonden.

Koppeling
Vervolgens moeten de sectorwerkgevers, in dit geval de gemeenten, die collectieve bovensectorale pensioenafspraken uitvoeren. Dus als er in de cao-onderhandelingen gepraat wordt over loonontwikkeling, zal de sectorwerkgever een koppeling maken met de pensioenafspraken. Hoe je het ook wendt of keert, de pensioenpremie drukt op de loonsom. Ondertussen komt het de werknemers veel beter uit om het níet over de pensioenen te hebben. Zij kunnen met een stalen gezicht volhouden dat dat onderwerp aan deze tafel niet thuishoort. Met een beetje geluk kun je dan twee keer scoren, eerst in de Pensioenkamer en vervolgens aan de cao-tafel nog een keer.

Opsplitsing van het ABP zou een oplossing zijn. Als je die ene, uniforme pensioenregeling voor alle ambtenaren opheft en afzonderlijke regelingen maakt per sector, wordt het gemakkelijker om te onderhandelen over cao’s. Dan kunnen er aan een en dezelfde tafel afspraken worden gemaakt over pensioen en loon. Dat staat ook in het onderzoek ‘Eenvoud loont’, dat minister Plasterk van Binnenlandse Zaken liet doen. Maar het lijkt erop dat opsplitsing vooral nadelen met zich meebrengt. Het is een kostbare operatie, de pensioenkosten stijgen wellicht en het zal ook de mobiliteit van werknemers tussen de verschillende sectoren lastiger maken.

Overigens kunnen sociale partners best besluiten om wel een integrale afweging van pensioen en loon te maken. Dat deden ze in de zomer van 2015 ook, toen de cao-onderhandelingen in tal van sectoren in een impasse terechtgekomen waren. De sociale partners wilden deze impasse doorbreken door meer budgettaire ruimte te creëren voor arbeidsvoorwaarden. Ze benadrukten dat ‘deze bovensectorale afspraak een unieke uitzondering is op het geldende sectorenmodel, waar geen precedent van uit mag gaan’.

Prijsindex leidend
Om aan budget te komen, besloten de sociale partners de pensioenpremies te verlagen. Dat konden ze doen door verandering van de indexatiesystematiek. Voorheen was de loonindex de basis van de indexatie, maar sinds vorig jaar is bij het ABP de prijsindex het uitgangspunt. Ook besloten de sociale partners om de herstelopslag – extra pensioenpremie om de financiële situatie bij het ABP te verbeteren – op te schorten tot 2021. De verlaging van de pensioenpremies in 2016 betekende voor de werkgevers een besparing van 1,4 procent van de loonsom. De sociale partners spraken af dat deze besparing in alle sectoren volledig zou worden ingezet voor de lonen. Ook het deel dat de werkgevers bespaarden door het schrappen van de herstelopslag zouden ze gebruiken voor het loon. De gemeenteambtenaren kregen vorig jaar een loonsverhoging van 3 procent en in januari van dit jaar kregen ze er nog eens 0,4 procent bij. Een loonsverhoging die ze deels zelf financierden door voordeliger pensioenafspraken.

Dat de pensioenpremies in 2017 weer met 2,6 procent moesten stijgen, kan geen verrassing geweest zijn voor de sociale partners. Bij het ABP was en is een structureel hoger premieniveau nodig. In 2017 is de eerste stap gezet en de komende jaren volgen verdere stappen. Pensioen is duurder geworden, omdat de economische vooruitzichten een lagere rente en een lager rendement laten zien, stelt een ABP-woordvoerder. Daarnaast moet de financiële positie van het ABP – met een dekkingsgraad die nog altijd te laag is – worden versterkt. Wat de premie in 2018 wordt, staat nog niet vast. Het ABP-bestuur stelt eind dit jaar de exacte hoogte vast, maar in de voorstellenbrief voor de cao-onderhandelingen houdt de VNG al rekening met een stijging van 1 procent van de loonsom.

Meeprofiteren
Wat voor de VNG ook zal meespelen is de financiële huishouding van de gemeenten. Het rijk heeft fors bezuinigd op de budgetten van gemeenten. Ondertussen vinden de vakbonden dat gemeenteambtenaren zo langzamerhand ook wel een beetje mogen meeprofiteren van de aantrekkende economie. Het is de klassieke tegenstelling tussen werkgevers en werknemers. Het antwoord op de vraag wie er gelijk heeft, hangt ervanaf aan wie je de vraag stelt.

Hoe het afloopt aan de onderhandelingstafel is nog even afwachten. Je mag veronderstellen dat werknemers niet om een loonstijging van 2,5 procent vragen als ze daadwerkelijk 2,5 procent in handen willen krijgen. Er moet toch wat te onderhandelen blijven. Ook mag je veronderstellen dat de VNG haar formulering in de voorstellenbrief zorgvuldig heeft afgewogen. De vereniging schrijft: ‘Als er ruimte is voor een nieuwe salarisafspraak in 2017, dan is die zeer bescheiden.’ De VNG zegt niet dat er geen ruimte is, maar zet de deur alvast op een kier. Zo weten alle betrokkenen dat het spel kan beginnen.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie