Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Tijdwinst Omgevingswet dreigt te verdampen

Uitvoering van een door de Kamer aanvaarde motie kan een groot deel van de beoogde (tijd)winst van de Omgevingswet ongedaan maken. Dat stelt Friso de Zeeuw, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft.

31 juli 2015

Uitvoering van een door de Kamer aanvaarde motie kan een groot deel van de beoogde (tijd)winst van de Omgevingswet ongedaan maken. Die motie stelt dat in bepaalde gevallen eerst advies aan de Hoge Raad moet worden gevraagd, voordat een besluit kan worden genomen. Met deze tussenstappen ondervindt de procedure minimaal een jaar vertraging.

Ondergraven

De Tweede Kamer nam voor het zomerreces de Omgevingswet met grote meerderheid aan. De wet treedt op zijn vroegst in 2018 in werking, omdat veel uitvoeringregelingen ontbreken. ‘Dezelfde Tweede Kamer die de Omgevingswet omarmde, dreigt nu de voordelen ervan te ondergraven’, stelt Friso de Zeeuw, praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft. ‘In een ander dossier houden de justitiewoordvoerders zich namelijk bezig met de aanpassing van de organisatie van de bestuursrechtspraak.’

Hoge Raad

De rechtsbescherming in de Omgevingswet blijft op hoofdlijnen dezelfde als nu. ‘Uitgangspunt is de mogelijkheid van beroep in twee instanties, eerst bij de rechtbank en in hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij beroepen tegen het omgevingsplan – de opvolger van het huidige bestemmingsplan – en tegen het projectbesluit – de opvolger van het tracébesluit – staat direct beroep open bij de Raad van State’, licht De Zeeuw toe. Maar eind april nam de Tweede Kamer een motie aan, die de Afdeling Rechtspraak de verplichting op wil leggen om in bepaalde gevallen eerst advies aan de Hoge Raad te vragen, alvorens uitspraak te doen.


Doorwrocht advies

‘Het gaat dan om rechtsvragen die van belang zijn voor ‘de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling’. In het vakjargon heten dat prejudiciële vragen’, verduidelijkt De Zeeuw. ‘Bij zo'n prejudicieel stelsel hoort een zorgvuldige procedure: partijen kunnen hun mening geven over de te stellen vragen, de Procureur Generaal bij de Hoge Raad schrijft een doorwrocht advies en vervolgens beantwoordt de Hoge Raad de gestelde vragen. Daar wijdt de Raad van State dan weer een zitting aan en pas dan kan hij uitspraak doen.’


Parkeerstand

Met deze tussenstappen ondervindt de procedure minimaal een jaar vertraging en, in het geval de Hoge Raad het druk heeft waarschijnlijk nog veel langer, voorspelt De Zeeuw. ‘Al die tijd ligt niet alleen de procedure stil in de zaak waarover de vragen zijn gesteld, maar ook alle andere zaken waarin hetzelfde probleem speelt, staan in de parkeerstand.’

Vertraging

Veranderingen in de leefomgeving roepen vaak maatschappelijke discussies op. ‘Vaak moet dan uiteindelijk de Raad van State als rechtsprekende instantie het verlossende woord spreken. Soms gaat het om dat nationaal bekende controverses zoals de gaswinning in Groningen, de Hedwichepolder in Zeeland of het tracébesluit van de A4. Zo beslist de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State ieder jaar in duizenden omgevingsrechtelijke geschillen.’ Met de nieuwe Omgevingswet rijzen volgens de praktijkhoogleraar legio nieuwe rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling. ‘Het ligt in de lijn van de verwachting dat in de eerste jaren van de Omgevingswet de Raad van State tientallen vragen aan de Hoge Raad moet voorleggen, met alle vertraging van dien.’


Niet bestaand probleem

De Zeeuw snapt niet goed waarom de justitiewoordvoerders de motie hebben ingediend en aangenomen. ‘In de uitgebreide discussies over de nieuwe Omgevingswet heeft niemand zorgen uitgesproken over de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling. De motie wil dus een probleem oplossen dat niet bestaat. Uitvoering van de motie maakt echter een groot deel van de beoogde (tijd)winst van de Omgevingswet ongedaan.’ De praktijkhoogleraar wijst daarbij op de politieke ambities en doelstellingen van de Omgevingswet. ‘Aan slepende besluitvormingsprocessen en hoge onderzoekskosten moet een eind komen, gemeenten krijgen meer afwegingsruimte om maatwerk te leveren en burgers en bedrijven gaan erop vooruit omdat de regelgeving begrijpelijker wordt en meer ruimte biedt aan private initiatieven.’ Het predicaat sneller en beter van de wet wordt door uitvoering van de motie ongedaan gemaakt.

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

R. Bolmer
Ik ben blij dat de heren Recourt en Taverne aandacht gevraagd hebben voor de rechtseenheid en rechtsontwikkeling rond de Omgevingswet. Dat gebeurt m.i. veel te weinig! Dat De Zeeuw de consultatie als een onnodige en ongewenste vertraging ziet is geen nieuws. Ik zou verrast zijn als dit anders was. De opmerking en ik citeer "In de uitgebreide discussies over de nieuwe Omgevingswet heeft niemand zorgen uitgesproken over de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling. De motie wil dus een probleem oplossen dat niet bestaat. (...)" slaat echter de plank volledig mis. Dat er in een wetstraject niet wordt gesproken over een onderwerp wil natuurlijk niet zeggen dat er geen probleem is. In tegendeel er wordt veel vaker juist – in beelden - over zaken gesproken die helemaal geen probleem zijn. In de afgelopen jaren wordt alleen gedacht vanuit een vorm van doelmatigheidsdenken, waarbij integraliteit, snelheid en finaliteit hoog in het vaandel staan. De Wabo en nu Omgevingswet zijn daar goede voorbeelden van. Staatsrechtelijke aspecten zoals het specialiteitsbeginsel, maar ook de rechtsbescherming raken bij de huidige wetstrajecten volledig uit beeld. Standaard wordt verwezen naar de Awb over de rechtsbescherming, maar een echte discussie rond rechtsbescherming in het omgevingsrecht vindt niet plaats. Dit terwijl de huidige bestuursrechtelijke rechtsbescherming m.i. een rommeltje is. De rechterlijke organisatie blijft in hoger beroep versnipperd. In de Awb lopen objectieve en subjectieve rechtsbeschermingskenmerken door elkaar en waar op grond van doelmatigheid (daar is ie weer) telkens weer wat aan geknutseld wordt.

Ik heb het dan nog niet eens over het interbestuurlijke toezicht gehad. Sinds wanneer wordt een bevoegdheid tot vernietiging van besluiten in een bijzondere wet opgenomen? Nou, met de komst van de Omgevingswet krijgt de Kroon (lees: regering) in art 2.37 de bevoegdheid om in bepaalde gevallen waterschapsbesluiten te vernietigen. De MvT is op dit punt erg summier en de RvS gaat er in zijn advies ook niet op in. Waarom niet? Kleinere pijnpunten rond het interbestuurlijk toezicht worden in het advies wel behandeld. Ook hier kan gesteld worden welk probleem wordt hiermee opgelost? In de Waterwet bestond een dergelijk artikel niet. Hoe verhoudt de vernietiging zich tot de toezichthoudende taak van de provincies. Het bijzondere is dat straks twee organen hetzelfde waterschapsbesluit kunnen vernietigen: Gedeputeerde Staten op grond art. 156 Waterschapswet en de regering op grond van de Omgevingswet. Cynisch kan ik opmerken dat het misschien wel de snelheid en de finaliteit van de besluitvorming vergroot.

Post
Ik snap wel dat er rechtszekerheid dient te zijn, maar we schieten als zo vaak het geval , weer eens door. Hoeveel Kabinetten hebben niet tijdens de verkiezingscampagnes aangegeven te gaan zorgen voor minder regelgeving. In plaats dat er mindere regels komen, woekert de bureaucratie als nooit tevoren. Wat voor economische schade wordt hiermee aangericht. Of heeft de Kamer weer eens zitten slapen bij het aannemen van deze wet. Of willen de woordvoerders zich zo nodig nog eens profileren? Zonder aan zorgvuldigheid te willen tornen, zal met alle inspanning er voor moeten worden gezorgd, dat het niet onnodig een verloren jaar gaat worden en de wet zonder problemen en onnodige procedures kan worden uitgevoerd.
Toine Goossens / Bestuurder wet- en regelgeving, ervaringsdeskundige gedrag en moraal
Dit is weer eens een voorbeeld van het disfunctioneren van het huidige democratische model.



De kwaliteit en de integriteit van de landelijke bestuurlijke besluitvorming neemt sterk toe door de werking van het Integraal Afwegings Kader; hét kwaliteitssysteem van de rijksoverheid.



Toen dit systeem enkele jaren geleden voor het gehele rijk de standaard werd, stuurde de 2e kamer direct een brief dat het IAK de politieke vrijheid van niet mocht beknotten. Dit is dan het gevolg.



Nu de kwaliteit van wet- en regelgeving en van rijks beleid groeit, doemt de vraag op welke toegevoegde waarde de 2e kamer heeft. Bij disfunctionerende ministeries zoals VWS en Justitie staat die toegevoegde waarde buiten kijf. Ook bij de ministeries waar politieke besluitvorming dominant is aan bestuurlijke uitwerking is de rol van de 2e kamer belangrijk.



Bij ministeries waar het ordenen en uitvoeren van maatschappelijke processen geheel volgens de regels van het IAK worden uitgewerkt, is de toegevoegde waarde van de politiek in de 2e kamer nihil, of zelfs negatief.



De politieke inbreng op die dossiers heeft immers al lang voordien plaats gevonden door de betrokkenheid en de inbreng van alle belanghebbenden. De uitkomst in de vorm van wet- en regelgeving is daarna politiek volstrekt neutraal. Het optimaal aansturen van de complexe maatschappelijk processen vergt duidelijkheid, eenduidigheid en begrijpelijkheid en daardoor optimale uitvoerbaarheid.



Het verstoren van die processen door politieke losse flodders is schadelijk voor de economie.
Advertentie