'Nationale politie versterkt rol gemeente'
Pieter Tops, bestuurskundige en topman bij de politieacademie, ziet een grote rol voor gemeenten weggelegd als regisseur in het nieuwe nationale politie bestel.
De vrees dat het nieuwe, nationale politie bestel het pad effent voor een justitieel georiënteerde politie is niet terecht. Pieter Tops, bestuurskundige en topman van de Politieacademie voor ziet een heel andere ontwikkeling. ‘Politie, Openbaar Ministerie en bestuur zoeken elkaar juist op, vaak met de gemeente in de regierol.’
Opsporing en openbare orde
De tweedeling van opsporing en openbare orde raakt gedateerd; de relatie tussen beide wordt juist al maar vloeiender. Dat zegt Tops deze week in een interview met Binnenlands Bestuur. ‘Je ziet dat heel duidelijk bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Dat is allang geen exclusieve taak meer voor de politie en het Openbaar Ministerie, ook bestuurlijke en fiscale diensten spelen een rol in de aanpak. Effectieve strategie tegen criminele netwerken is dikwijls niet goed mogelijk zonder inzet van gemeentelijke informatie en handhaving. En sinds we weten dat er een relatie is tussen georganiseerde criminaliteit en hogere vormen van sociale onveiligheid, zoals de jeugdbendes, zullen gemeente en opsporing ook hier moeten samenwerken.’
Steeds meer verknoopt
‘In het licht van de vrees voor de komst van een justitiële politie is dit allemaal heel interessant. Wat zien we in de praktijk? Politie, Openbaar Ministerie en bestuur zoeken elkaar juist op, vaak met de gemeente in de regierol. De pendule blijkt dus eerder de andere kant uit te gaan. In de komende jaren zal de praktijk moeten uitwijzen wat uiteindelijk de richting gaat worden. Vast staat wel dat we de staatsrechtelijke discussie voorbij zijn: opsporing en openbare orde raken steeds meer verknoopt.’
Klassieke posities veranderen
Door voortschrijdend inzicht in de aard van de criminaliteit, signaleert Tops, veranderen de klassieke posities en tegenstellingen in het veiligheidsdomein in rap tempo. De positie van de gemeenten, en met name de steden, wordt daarbij steeds prominenter. Een mooi voorbeeld van de erkenning van die gemeentelijke rol bieden de stuurploegen die bepalen voor welke zaken opsporingscapaciteit wordt ingezet. Burgemeesters maken daar deel van uit, tot en met het voorzitterschap. Dat was kort geleden nog ondenkbaar.
Informatiehuishouding op orde
Tops waarschuwt dat deze nieuwe rol en erkenning nieuwe eisen stelt aan de gemeenten. ‘Je ziet al dat op stadhuizen stevige directies voor veiligheid van de grond zijn gekomen. Gemeenten zullen ook hun informatiehuishouding goed op orde moeten hebben. Over sociale uitkeringen, over vastgoed, over gemeentelijke BOA’s op straat, over overlast gevende panden en gebieden, over gemeentelijke belastingen, burgerlijke stand. Informatiehuishoudingen moeten worden gedeeld, intern en met politie en justitie, wat ook kosten met zich mee brengt en know-how vergt.’
In het bovenstaande heeft Tops het *alléén* maar over opsporing en criminaliteitsbestrijding.
Als we dát willen dient de wetgeving aangepast te worden.
We zijn de staatsrechtelijke discussie helemaal niet voorbij, zoals Tops stelt. Die discussie moet nu juist nog gevoerd gaan worden!