Afhankelijkheid burgemeester van raad knelt
Uit onderzoek van de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur blijkt dat burgemeesters zich kwetsbaar voelen. In het kort komt die kwetsbaarheid hier op neer: burgemeesters moeten hun onafhankelijkheid bewaken tegenover de raad, maar tegelijk zijn ze sterk afhankelijk van diezelfde raad.
Burgemeesters vinden dat hun onafhankelijkheid in gevaar komt door de ‘gegroeide en doorgegroeide afhankelijkheid’ ten opzichte van de gemeenteraad. En de aanstellingswijze.
Burgemeesters voelen zich kwetsbaar
Uit onderzoek van de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur blijkt dat burgemeesters zich kwetsbaar voelen. In het kort komt die kwetsbaarheid hier op neer: burgemeesters moeten hun onafhankelijkheid bewaken tegenover de raad, maar tegelijk zijn ze sterk afhankelijk van diezelfde raad.
Worsteling met integriteitskwesties
Nu, zo vinden de burgemeesters, is hun positie nog onafhankelijk, maar de druk die ze voelen van de raad wordt groter en groter. De gemeenteraad gaat om te beginnen al over de benoeming – formeel is het weliswaar een Kroonbenoeming, maar de facto beslist de raad – en daarna ook nog eens over zijn herbenoeming. ‘Tja, en dan kunnen integriteitskwesties een worsteling worden’, zegt hoofdonderzoeker Niels Karsten. ‘Ik bedoel, van een burgemeester wordt verwacht dat hij optreedt tegen nietintegere raadsleden die bijvoorbeeld te innige banden hebben met een bouwonderneming. Maar tegelijk zijn burgemeesters van diezelfde raadsleden afhankelijk bij hun herbenoeming. Daardoor kunnen ze in een spagaat terecht komen.’
Kroonbenoeming eigenlijk het beste
Om de integriteit in en van het lokale bestuur echter goed te kunnen bewaken, moet je als burgemeester in feite volledig onafhankelijk kunnen zijn. Ook van de raad. ‘Bij die rol past dus eigenlijk het beste een Kroonbenoeming’, zegt medeonderzoeker Linze Schaap. Dat is overigens niet wat burgemeesters aangeven. Ze behouden volgens hem het liefst de huidige Kroonbenoeming, dus met de grote rol van de gemeenteraad en burgemeester in zijn rol als eigenstandig en onpartijdig voorzitter van raad en college. Dus als je ze vraagt naar de gewenste aanstellingswijze, zeggen ze tevreden te zijn met de huidige rol van de raad. ‘In die zin zijn burgemeesters erg conservatief’, zegt hij.
De belangrijkste lering die Niels Karsten en Linze Schaap uit het onderzoek trekken, is dat er alle reden is om eens goed na te denken over de positie van de burgemeester in het huidige bestel. ‘Die discussie zou moeten gaan over wat je met het burgemeestersambt wil. Het is nu een historisch gegroeid ambt, dat niet volgens een vooropgezet plan is gecreëerd. Wat burgemeesters aan bevoegdheden hebben, is een optelsom van allerlei ontwikkelingen. En nooit is er een moment goed stilgestaan bij wat hebben we 150 jaar lang hebben laten groeien’, aldus Schaap. ‘De eerste vraag is of datgene dat we hebben ook is wat we willen’.
Discussies over de toekomst van het ambt moeten volgens de onderzoekers vooral gaan over de mate van samenhang tussen rollen en rolopvattingen van burgemeesters, de verwachtingen ten aanzien van de burgemeester en de institutionele kenmerken van het ambt. Alvorens een discussie te voeren over een gekozen burgemeester – en die discussie zal vast weer de kop opsteken, zo verwachten ook de burgemeesters – zou volgens Karsten eerst eens een goede discussie moeten worden gevoerd over wat we van de burgemeester verwachten. ‘Denk eerst na over wat het ambt moet betekenen, daarna over welke aanstellingswijze daar het beste bij past. Een discussie over de aanstellingswijze is, tenzij normatief opgevat, slechts een afgeleide discussie’, zegt Karsten.
Lees het hele artikel deze week in Binnenlands Bestuur nr. 11
Zie ontslagrecht, klokkenluidersregelingen, cao onderhandelingen.